ECLI:NL:RBARN:2010:BV0676

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/980025-05
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift door notaris wegens gebrek aan opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 4 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een notaris, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De tenlastelegging betrof het opzettelijk opmaken van een koop-verkoop-overeenkomst, waarbij de notaris de datum van ondertekening had vervalst. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de notaris opzet had om de akte te antedateren. De rechtbank concludeerde dat de notaris, ondanks slordig en onzorgvuldig handelen, niet opzettelijk had gehandeld. De verdediging voerde aan dat de datums in de akte het resultaat waren van kennelijke vergissingen en dat er geen bewijs was voor opzet. De rechtbank nam deze argumenten mee in haar overwegingen en oordeelde dat de notaris niet op de hoogte was van de aanstaande beslaglegging door de belastingdienst, wat zijn intenties verder ondermijnde. Uiteindelijk sprak de rechtbank de notaris vrij van het tenlastegelegde feit, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van opzet in strafrechtelijke aansprakelijkheid en de noodzaak van overtuigend bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/980025-05
Datum zitting : 21 oktober 2010
Datum uitspraak : 4 november 2010
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie bij het functioneel parket te Zwolle
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A.J.M. van Roy, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 04 december 2004 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk een koop-verkoop-overeenkomst tussen [medeverdachte1], handelende in de hoedanigheid van bestuurder van [naam] B.V. en [medeverdachte2], handelende in de hoedanigheid van bestuurder van [naam] (gedateerd 01 oktober 2004), -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen hierin bestaan dat in genoemde koop-verkoop-overeenkomst is vermeld dat de overeenkomst is opgemaakt op 01 oktober 2004 en/of de levering van het verkochte en/of de betaling van de koopprijs 'heden' plaatsvindt, terwijl die overeenkomst op een latere datum is opgemaakt en/of die levering en/of betaling niet 'heden', zijnde 01 oktober 2004, heeft/hebben plaatsgevonden,
hebbende hij, verdachte, die koop-verkoop-overeenkomst voorzien van een afdruk van zijn notarisstempel en zijn handtekening, terwijl hij, notaris zijnde, een bijzondere ambtsplicht schond en/of bij het begaan van vorenomschreven strafbaar feit gebruik maakte van macht en/of gelegenheid en/of middel hem door zijn ambt geschonken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht in verbinding met artikel 44 van het
Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 oktober 2010 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.J.M. van Roy, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. J.T. Pouw, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door een onderhandse akte, te weten een koop-verkoop-overeenkomst, te dateren op 1 oktober 2004, terwijl hij die akte pas rond 4 december 2004 heeft opgemaakt. Hiertoe heeft de officier van justitie omstandigheden uit het dossier naar voren gebracht waaruit blijkt dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1], een constructie heeft bedacht om de inventaris van de onderneming van [medeverdachte1], door verkoop aan de onderneming van [medeverdachte2], aan het zicht van de Belastingdienst te onttrekken.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de onderhavige koop-verkoop-overeenkomst niet valselijk is opgemaakt omdat de datum van ondertekening – 1 oktober 2004 – en de aanduidingen ‘heden’ kennelijke vergissingen zijn geweest. Daarnaast kan niet bewezen worden dat verdachte opzet had op het plegen van valsheid in geschrift door de koop-verkoop-overeenkomst te antedateren.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier is vast komen te staan dat verdachte op 11 november 2004 een afspraak had met [medeverdachte2] en [medeverdachte1]. Zij verzochten verdachte als notaris schriftelijk vast te leggen hetgeen zij op 1 oktober 2004 met elkaar overeen waren gekomen. De besloten vennootschap in oprichting van [medeverdachte2] had de bedrijfsinventaris overgenomen van de onderneming van [medeverdachte1]. De bedoeling van de door verdachte opgestelde onderhandse akte was om schriftelijk vast te leggen dat [medeverdachte2] en [medeverdachte1] op 1 oktober 2004 een koop-verkoop van bedrijfsinventaris overeen waren gekomen en om te specificeren waaruit die inventaris precies bestond.
Deze onderhandse akte heeft verdachte rond 4 december 2004 opgemaakt. Bij het opmaken heeft verdachte in de tekst van de akte opgenomen dat de levering van de inventaris en de betaling ervan ‘heden’ hadden plaatsgevonden en als datum van ondertekening heeft verdachte 1 oktober 2004 vermeld.
Als verklaring hiervoor heeft verdachte aangegeven dat hij in genoemde periode vanwege persoonlijke omstandigheden onder grote spanning heeft gewerkt waardoor de geconstateerde fouten aan zijn aandacht zijn ontsnapt. Verdachte ontkent dus opzettelijk de akte te hebben geantedateerd en stelt dat er sprake was van een kennelijke vergissing.
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk de koop-verkoop-overeenkomst heeft geantedateerd en dus valsheid in geschrift heeft gepleegd. Immers kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de aanstaande beslaglegging op de bedrijfsinventaris door de belastingdienst en nergens blijkt uit dat verdachte op de hoogte was van de antedatering van het aan hem overgelegde taxatierapport van [naam].
Wel heeft de notaris door het opnemen van een onjuiste datum onder aan de koopovereenkomst slordig en onzorgvuldig gehandeld. Van de voor valsheid in geschrift vereiste opzet is echter, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake. Ook de handgeschreven aantekeningen van de afspraak op 11 november 2004 en de aantekeningen in de kantooragenda van verdachte zijn daartoe onvoldoende.
Tegen het aannemen van dat opzet pleit ook dat verdachte op 17 december 2004 ten overstaan van twee ambtenaren van de belastingdienst direct heeft aangegeven dat de datering van de koop-verkoop-overeenkomst niet klopte. Dat verdachte vervolgens tegen inbeslagname van de agenda, de aantekeningen, diverse bescheiden en een diskette in beklag is gegaan doet aan het voorgaande niet af. Dat was niet meer dan zijn goed recht en het is aannemelijk dat de KNB verdachte in dat beroep heeft gestimuleerd, nu het ging om de grenzen van het beroepsgeheim, zoals overigens ook door verdachte is aangevoerd.
Conclusie
De rechtbank derhalve acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
Aldus gewezen door:
mrs. M.S.T. Belt (voorzitter), I.D. Jacobs en L.C.P. Goossens, in tegenwoordigheid van
mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2010.