ECLI:NL:RBARN:2011:27
Rechtbank Arnhem
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Weigering standplaatsvergunning en toestemming voor aankondigingsborden in de gemeente Overbetuwe
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 4 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eenmansbedrijf dat zich richt op autoruitreparatie en -vervanging, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe. Eiser had een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning om op negen data in 2010 kentekens te graveren en reparaties uit te voeren op een specifieke locatie. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen en in plaats daarvan een vergunning verleend voor een andere locatie. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening, die in eerste instantie werd toegewezen, maar later weer werd afgewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de gemeente de aanvraag voor de standplaatsvergunning terecht heeft afgewezen, omdat de door eiser gewenste locatie niet was aangewezen als standplaats volgens de Beleidsregels van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende grond had om de vergunning te weigeren, aangezien de locatie niet voldeed aan de eisen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de relevante beleidsregels. Eiser had ook verzocht om toestemming voor het plaatsen van aankondigingsborden, maar de rechtbank oordeelde dat deze borden als commerciële reclame werden beschouwd en dat de gemeente terecht had geweigerd om hiervoor een vergunning te verlenen.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om het bestreden besluit te vernietigen en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de gemeente de bevoegdheid had om de vergunning te weigeren en dat de motivering van de gemeente voldoende was onderbouwd. Eiser werd niet in het gelijk gesteld, en de rechtbank wees erop dat eerdere vergunningen niet automatisch recht gaven op nieuwe vergunningen voor dezelfde locatie. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier J.M.B. Moll van Charante.