ECLI:NL:RBARN:2011:BP4837

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/121
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. P.C. Quak in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 1 februari 2011 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door N.M.P. Steijnen tegen rechter mr. P.C. Quak. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de beslissing van mr. Quak om enkele getuigen niet te horen in de strafzaak met parketnummer 16/440712-10. Tijdens de mondelinge behandeling waren de verzoeker, de officier van Justitie mr. J.G. Kolkman en mr. Quak niet aanwezig. De verzoeker stelde dat mr. Quak alleen naar de strafrechtelijke kant van de zaak keek en niet naar andere relevante aspecten, wat volgens hem duidde op vooringenomenheid.

De rechtbank overwoog dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeerde dat de klachten van verzoeker niet voldoende onderbouwd waren en dat de juistheid van de beslissing van mr. Quak om de getuigen niet te horen niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde kon worden gesteld. Dit kon alleen door een rechtsmiddel, zoals verzet of hoger beroep.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, met de motivering dat verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beschikking werd gegeven door de voorzitter mr. M.C.G.J. van Well en de rechters mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra en J.C.E. Ackermans-Wijn, in aanwezigheid van griffier mr. J.M.M.B. van Eeten. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK Utrecht, zitting houdende te Arnhem
Wrakingskamer
Zaaknummer: 11/121
Beschikking van 1 februari 2011
in de zaak van
N.M.P. Steijnen,
wonende te Zeist,
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. P.C. Quak, in zijn hoedanigheid van rechter.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 1 februari 2011 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het schriftelijke verweer van mr. Quak van 1 februari 2011.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker in persoon;
- de officier van Justitie mr. J.G. Kolkman;
- Mr. Quak heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1 Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Quak als rechter in de zaak met
parketnummer 16/440712-10.
2.2 Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat mr. Quak door zijn weigering enkele getuigen te horen niet naar de gehele zaak wil kijken en dat hij alleen naar de strafrechtelijke kant van de zaak kijkt.
2.3 Mr. Quak heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd.
2.4 Ter zitting van de wrakingskamer van 1 februari 2011 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst. Nadat mr. P.J. Wiegman, in zijn hoedanigheid van één van de vaste voorzitters van de wrakingskamer, heeft geoordeeld dat dit wrakingsverzoek op grond van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Arnhem niet in behandeling zal worden genomen, is de zitting opnieuw uitgeroepen en hervat. Verzoeker is niet verschenen. De wrakingskamer heeft het onderzoek ter zitting gesloten en mondeling uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot wraking is afgewezen. Hieraan is de volgende motivering ten grondslag gelegd.
3. De beoordeling
3.1 Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is, objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2 De klachten van verzoeker zijn gericht tegen de beslissing van mr. Quak tot afwijzing van zijn verzoek tot het horen van enkele getuigen. De juistheid van de beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals verzet of hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. Quak bij het geven van deze beslissing vooringenomen was jegens verzoeker of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoeker verder niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat mr. Quak in het nadeel van verzoeker heeft beslist kan de rechtbank dat niet afleiden.
3.3 De klacht van verzoeker dat door mr. Quak alleen naar de
strafrechtelijke kant van de zaak wordt gekeken kan niet slagen, nu daaruit eveneens, zonder nadere motivering, niet kan worden afgeleid dat sprake is van vooringenomenheid van mr. Quak of van zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
3.4 Gelet op het vorenstaande moet het verzoek daarom worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, en mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra en J.C.E. Ackermans-Wijn, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten en in openbaar uitgesproken op 1 februari 2011.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.