ECLI:NL:RBARN:2011:BP5174
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-dagloon na beëindiging WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de herziening van het WAO-dagloon. Eiser, die sinds 26 november 2004 een WAO-uitkering ontving, had zijn uitkering zien herzien per 2 mei 2005, toen hij ook een WW-uitkering ontving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WW-uitkering van eiser per 2 mei 2010 was beëindigd, waarna eiser verzocht om herziening van zijn WAO-dagloon. Verweerder had eerder het verzoek van eiser om zijn WAO-uitkering te verhogen afgewezen, met verwijzing naar de relevante wetgeving en eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Eiser stelde dat zijn dagloon weer op het eerdere, hogere niveau moest worden vastgesteld nu er geen sprake meer was van samenloop van uitkeringen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen wettelijke basis was voor de herziening van het dagloon, aangezien de wet en het daarop gebaseerde Besluit geen ruimte bieden voor een herziening in de situatie waarin de samenloop van uitkeringen is geëindigd. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eiser niet opgingen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.