ECLI:NL:RBARN:2011:BP6213

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/702599-10, 05/513191-09, 05/514268-09, 05/720860-10, 05/513257-08 (tul) en 05/600770-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 31-jarige Arnhemmer voor meerdere strafbare feiten, waaronder overvallen, mishandeling en verkeersdelicten

Op 1 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder twee gewapende overvallen op een Zeemanwinkel en een bloemenzaak, mishandeling, wederspannigheid, en het voorhanden hebben van een verboden wapen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar. De rechtbank sprak de man vrij van de poging tot zware mishandeling van politieagenten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de agenten daadwerkelijk in gevaar waren gekomen door zijn rijgedrag tijdens een achtervolging. De rechtbank oordeelde dat de man niet had meegewerkt aan reclassering en psychologische rapportages, wat zijn straf verzwakte. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de vrijspraken en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verminderd toerekeningsvatbare toestand. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en het effect daarvan op de slachtoffers, wat leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechtbank omgaat met geweldsdelicten en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis
Parketnummers : 05/702599-10, 05/513191-09, 05/514268-09, 05/720860-10, 05/513257-08 (tul) en 05/600770-08 (tul)
Data zittingen : 17 november 2010, 11 februari 2011 en 15 februari 2011
Datum uitspraak : 1 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te Arnhem,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie : mr. T. Feuth.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Parketnummer 05/702599-10:
1a.
hij op of omstreeks 28 juli 2010 te Arnhem, in een winkel van Zeeman aan het
Elderveldplein 2 aldaar, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld W. [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 200
Euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Zeeman,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer1]
een mes heeft getoond en/of dit mes op korte afstand van die [slachtoffer1]
heeft gehouden en/of op de toonbank heeft gelegd, en/of die [slachtoffer1]
mondeling dreigend heeft toegevoegd "doe het geld in de tas", althans woorden
van gelijke aard en/of strekking;
en/of (tevens)
1b.
hij op of omstreeks 28 juli 2010 te Arnhem, in een winkel van Zeeman aan het
Elderveldplein 2 aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een plastic bad-eend en/of een B.H. en/of (haar-)elastiekjes,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Zeeman, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen W. [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer1] een mes heeft getoond en/of dit mes
op korte afstand van die [slachtoffer1] heeft gehouden en/of op de toonbank
heeft gelegd, en/of die [slachtoffer1] mondeling dreigend heeft toegevoegd "doe
het geld in de tas", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2a.
hij op of omstreeks 31 juli 2010 te Arnhem, in een winkel/bloembinderij aan
de Kroonse Wal aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een geldbedrag en/of een mes (aardappelschilmesje), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Combiplant B.V., in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
S.H. [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte een mes (aardappelschilmesje) van de toonbank heeft gepakt en/of
vervolgens dat mes op korte afstand van die [slachtoffer2] heeft gehouden, en/of
die [slachtoffer2] mondeling dreigend heeft toegevoegd "maak die la open... de la
d'r uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of (tevens)
2b.
hij op of omstreeks 31 juli 2010 te Arnhem, in een winkel/bloembinderij aan de
Kroonse Wal aldaar, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
S.H. [slachtoffer2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Combiplant B.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte een mes
(aardappelschilmesje) van de toonbank heeft gepakt en/of vervolgens dat mes op
korte afstand van die [slachtoffer2] heeft gehouden, en/of die [slachtoffer2]
mondeling dreigend heeft toegevoegd "maak die la open... de la d'r uit",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2010 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningin/uit een winkel (Idea XL) heeft weggenomen een of meer
zonnebril(len), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
B. [slachtoffer3] en/of Idea XL, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer 05/513191-09:
1.
hij op of omstreeks 01 september 2009 te Arnhem met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin van de woning [adres] aldaar
heeft weggenomen een of meer tuinmeubel(en), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan S. [slachtoffer4] en/of J. [slachtoffer5], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming (klimmen over de schutting);
2.
hij op of omstreeks 01 september 2009 te Arnhem
- nadat S. [slachtoffer4] (opsporingsambtenaar) en/of J. [slachtoffer5] en/of een of meer
andere personen, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel
310/311 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd
hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en
vastgegrepen en/of had(den) overgedragen aan de dienstdoende
opsporingsambtena(a)r(en) Th.J. [naam], hoofdagent van politie, en/of F.
[naam], aspirant van politie, -
nadat genoemde opsporingsambtena(a)r(en) verdachte in het dienstvoertuig
hadden geplaatst teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een
hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar het
politiebureau te Arnhem, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtena(a)r(en) Th.J. [naam] en/of F. [naam], werkzaam in
de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk
gewelddadig een of meermalen te schoppen/trappen tegen die [naam] en/of
een of meer trappende bewegingen te maken in de richting van die [naam]
en/of [naam];
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2009 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een kantoor aan de Koningstraat 38 (zgn.
"Duivelshuis") weg te nemen een of meer computers en/of onderdelen en/of een
of meer beeldscherm(en), geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente
Arnhem, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zich met een toegangspas de toegang heeft verschaft tot genoemd kantoor en/of
een of meer beeldscherm(en) heeft losgekoppeld/losgemaakt en/of een of meer
toetsenbord(en) in een plastic zak heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/514268-09:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Arnhem, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf om aan A.E. [naam] (brigadier BPZ) en/of R.A.E.
[naam] (brigadier BPZ) en/of J.A. [naam] (hoofdagent BPZ) opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) opzettelijk met een door hem
bestuurde bestelauto het door de verbalisanten (door middel van het
politietransparant "Politie Stop") gegeven stopteken en/of de optische en
geluidssignalen die door verbalisanten in de dienstauto werden gevoerd, heeft
genegeerd en/of is blijven negeren en/of (daarbij) met de door hem bestuurde
bestelauto:
- meermalen, althans eenmaal op de Dordrechtweg en/of De Leidenweg (zonder
noodzaak) met kracht heeft geremd, tengevolge waarvan de personenauto, waarin
voornoemde [naam] en [naam] zich bevonden, bijna op de bestelauto, waarin
verdachte zich bevond, botste en/of
- op de Zeelandsingel met hoge snelheid op de personenauto, waarin voornoemde
[naam] en [naam] zich bevonden, is ingereden en/of (vervolgens) tegen die
personenauto is gebotst en/of
- op de Randweg, terwijl voornoemde [naam] in zijn dienstauto links naast
hem, verdachte, reed en naar hem, verdachte, riep en gebaarde dat hij,
verdachte, moest stoppen, naar links heeft gestuurd en tegen de rechterzijde
van de dienstauto, waarin die [naam] zich bevond, is gebotst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Arnhem als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Dordrechtweg en/of de Goudaweg
en/of de Hillegomweg en/of de Maassluisstraat en/of de Hollandweg en/of nabij
winkelcentrum Elderhof en/of de Rotterdamsingel en/of de Lissestraat en/of de
Leidenweg en/of de rotonde met de Batavierenweg en/of de Brabantweg en/of de
Randweg en/of de Zeelandsingel en/of de Terneuzenstraat, (telkens) met hoge
snelheid heeft gereden en/of geen acht heeft geslagen op overige weggebruikers
en/of geen voorrang heeft verleend waar dat wel is voorgeschreven en/of
plotseling zonder noodzaak met kracht heeft geremd en/of over een fietspad
en/of trottoir heeft gereden en/of tegen het verkeer in, op de verkeerde
weghelft, heeft gereden en/of over een talud door een bossage heeft gereden
en/of tegen één of meer personenauto's is gebotst, door welke gedraging(en)
van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2009, te Arnhem, als bestuurder van een
motorrijtuig (bestelauto) (telkens) betrokken bij een of meerdere
verkeersongeval(len) op of nabij (een voetbalveld aan) de Leidenweg en/of op
de Zeelandsingel en/of de Randweg en/of op een fietspad nabij de Randweg,
(telkens) de plaatsen van het/die ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij
dat/die ongeval(len) naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een
ander (te weten A.E. [naam] (brigadier BPZ) en/of R.A.E. [naam] (brigadier
BPZ) en/of E.R. [naam] (brigadier BPZ) en/of J.A. [naam] (hoofdagent BPZ)
en/of politie Gelderland Midden) letsel en/of schade was toegebracht, zonder
dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van
zijn identiteit en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde
motorrijtuig;
4.
hij te Arnhem op of omstreeks 21 september 2009 opzettelijk wederrechtelijk een
motorrijtuig, (bedrijfsauto), toebehorende aan S.N. [slachtoffer6], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de
weg, Randweg, in elk geval op een weg;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Arnhem als bestuurder van een
motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gereden op de weg, Randweg, zonder dat aan
hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van
de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Arnhem een wapen van categorie I
onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen(pistool), dat door zijn
vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen merk
Voltra model 85 combat, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Parketnummer 05/720860-10:
hij op of omstreeks 16 juli 2010 te Arnhem in de gemeente Arnhem opzettelijk
mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten S.N. [slachtoffer6], een
hoeveelheid haren uit haar hoofd heeft getrokken, in elk geval aan haar haren
heeft getrokken en/of heeft geslagen, gestompt, getrapt en/of geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
1a. De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevinden zich twee vorderingen na voorwaardelijke veroordeling (parketnummers 05/513257-08 en 05/600770-08).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken met de parketnummers 05/513191-09, 05/720860-10 en 05/600770-08 (tul) zijn op 3 november 2010 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
De zaak is laatstelijk op 15 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting van 17 november 2010 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
- ter zake van het bij de parketnummers 05/702599-10 en 05/513191-09 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, het bij parketnummer 05/514268-09 onder 1, 3, 4 en 6 tenlastegelegde en het bij parketnummer 05720860-10 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- ter zake van het bij parketnummer 05/514268-09 onder 5 tenlastegelegde tot een hechtenis voor de duur van 2 weken;
- ter zake van het bij parketnummer 05/514268-09 onder 1 tenlastegelegde tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 4 jaar;
- ter zake van het bij parketnummer 05/514268-09 onder 2 tenlastegelegde tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 1 jaar.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen zonnebrillen worden teruggegeven aan de rechthebbenden en het mes wordt onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de zaak met parketnummer 05/514268-09. Noch uit het dossier noch uit het later door verbalisant [verbalisant1] opgemaakte aanvullende proces-verbaal van bevindingen kan blijken dat verdachte op een correcte wijze is geïnformeerd over het consultatierecht en dat hij ondubbelzinnig kenbaar heeft gemaakt van dat recht geen gebruik te willen maken. De gang van zaken moet transparant zijn en daarvan moet uit de verslaglegging helder blijken. Door ‘geknoei’ met de formulieren door de politie is het in deze zaak echter onmogelijk geworden hierop een serieuze controle uit te oefenen. Om het belang van het consultatierecht in te scherpen bij het Openbaar Ministerie en de politie dient derhalve niet-ontvankelijkheid te volgen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft erkend dat de gang van zaken bij de politie uiterst slordig is geweest. Dit dient echter nog niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Mocht de rechtbank hieraan al consequenties willen verbinden, dan zal dit hooguit kunnen leiden tot het uitsluiten van de door verdachte afgelegde verklaringen van het bewijs.
Beoordeling
Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging komt als in art. 359a Wetboek van Strafvordering voorzien rechtsgevolg van onregelmatigheden in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Blijkens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant bij het opmaken van het 'Salduzformulier' aanvankelijk op aangeven van verdachte aangekruist dat verdachte gebruik wenste te maken van het consultatierecht, maar vervolgens, toen verdachte zich bedacht en bij nader inzien daarvan toch geen gebruik wilde maken, heeft verbalisant die zin doorgehaald en het tweede hokje aangekruist, daarmee aangevend dat verdachte afstand deed van dat recht. Vervolgens is de verbalisant abusievelijk begonnen zijn handtekening te plaatsen op de plek waar de handtekening van verdachte hoorde te staan, en is hij, toen hij de vergissing bemerkte daarmee gestopt en heeft hij alsnog zijn handtekening op de juiste plaats gezet. Verdachte heeft dit formulier niet ondertekend. Uitgaande van deze lezing, ten aanzien waarvan geen reden is de juistheid in twijfel te trekken,
is de rechtbank van oordeel dat de gang van zaken bij de politie met betrekking tot het invullen van het formulier dat ziet op het consultatierecht weliswaar zeer slordig is geweest en zeker niet inzichtelijk te noemen, maar hiermee is nog niet voldaan aan voornoemd criterium. In zoverre verwerpt de rechtbank het verweer.
Verdachte heeft op 21 september 2009 om 20.49 uur, voorafgaande aan zijn inverzekering¬stelling een korte verklaring afgelegd (pg 21). Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, heeft hij voorafgaande aan het eerste inhoudelijke verhoor op 21 september 2009 om 21.00 uur een raadsman geraadpleegd (pg 25). Verdachte heeft dus gebruik kunnen maken van zijn consultatierecht.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van parketnummer 05/702599-10
Feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de bij verdachte inbeslaggenomen zonnebrillen door verdachte zijn weggenomen bij Idea XL. Aangever [slachtoffer3] heeft verklaard dat hij de zonnebrillen herkent als zijnde afkomstig uit zijn winkel, maar hij heeft niet verklaard waar hij dit uit afleidt. De verbalisanten hebben weliswaar geconstateerd dat op de betreffende zonnebrillen een sticker zat met de tekst ‘Vibes UV 400 protection’, welke stickers ook zaten op diverse zonnebrillen in het rek van Idea XL, maar met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke sticker weinig specifieke waarde heeft voor identificatie, aangezien vele zonnebrillen voorzien zijn van een dergelijke sticker. De beschrijving van de camerabeelden kan voorts ook geen bijdrage leveren aan het bewijs, aangezien daarop niet duidelijk te zien is wat er exact werd weggenomen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit feit.
Feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 juli 2010 heeft een man in een winkel van Zeeman aan het Elderveldplein 2 te Arnhem bij de kassa een mes getoond aan verkoopmedewerkster W. [slachtoffer1], dit mes op de toonbank gelegd en hierbij tegen [slachtoffer1] gezegd “doe het geld in de tas”. De man pakte hierop een tasje van de toonbank waar een BH en wat elastiekjes van iemand anders in zaten die nog moesten worden afgerekend. [slachtoffer1] moest het geld in dit tasje doen. [slachtoffer1] heeft ongeveer 200 euro in de tas gedaan en heeft de tas aan de man gegeven.
Op 31 juli 2010 heeft een man in een winkel/bloembinderij van Combiplant BV aan de Kroonse Wal te Arnhem een aardappelschilmesje van de toonbank gepakt, dit mes op korte afstand van medewerkster S.H. [slachtoffer2] gehouden en hierbij tegen [slachtoffer2] gezegd “maak die la open” en “de la d'r uit”. [slachtoffer2] heeft vervolgens de kassalade opengemaakt en op de toonbank gezet. De man heeft het papiergeld dat in de kassalade zat er uit gehaald. [slachtoffer2] moest hem helpen om het overige geld uit de kassalade te halen en in een plastic zakje te doen. De man heeft in totaal ongeveer 70 euro weggenomen. Tevens heeft hij voornoemd aardappelschilmesje in de zak gedaan en meegenomen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1a, 1b en 2a en 2b tenlastegelegde feiten op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1a, 1b en 2a en 2b tenlastegelegde feiten en heeft hiertoe - samengevat - het volgende aangevoerd:
1. de foto’s afkomstig van opnamen nabij de bloemenwinkel en van de Zeeman zijn niet scherp en geven geen goed beeld van hoe de persoon in kwestie er en face uitziet. De positieve herkenning door een aantal verbalisanten van verdachte is derhalve niet betrouwbaar;
2. de foto’s op de pagina’s 56 t/m 59 van het dossier moeten worden aangemerkt als onrechtmatige bewijsgaring en dienen van het bewijs te worden uitgesloten. Nu de machtiging tot doorzoeking van de rechter-commissaris van de woning van verdachte (mede) is verkregen op grond van dit beeldmateriaal dient ook het resultaat van de doorzoeking buiten beschouwing te worden gelaten (zonnebrillen, fiets en mes).
Beoordeling
Ad 1)
Verbalisant H.W.J. [verbalisant2] heeft verklaard dat hij drie foto’s heeft gezien afkomstig van de Zeeman aan het Elderveldplein te Arnhem, waarop een man is afgebeeld. Op deze foto’s herkent hij de afgebeelde man als zijnde de hem ambtshalve bekende [verdachte], geboren op [geboortedatum]. Hij herkent de man aan zijn houding, de vorm van zijn gezicht en zijn haren.
Verbalisant A. [verbalisant3] heeft verklaard dat zij bij de Zeeman aan het Elderveldplein te Arnhem, ter plaatse de beelden heeft bekeken van de overval. Tijdens het uitkijken van de beelden herkende zij de man als iemand die ze ambtshalve kende, maar waarvan ze op dat moment de naam niet meer wist. Aangekomen op het politiebureau kwam ze na kort onderzoek in het politiesysteem achter de gegevens van de bewuste man die ze ambtshalve herkende, te weten [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Arnhem.
Verbalisant B.J.W. [verbalisant4] heeft drie afbeeldingen gezien, afkomstig van beveiligingscamera’s van de Zeeman aan het Elderveldplein te Arnhem. Hij vermoedt dat de man op de afbeeldingen de hem ambtshalve [verdachte], geboren op [geboortedatum], betreft. Hij herkent [verdachte] onder andere aan de haarlijn van de man op de foto, zijn gezichtscontouren en het postuur. Tevens heeft hij twee afbeeldingen gezien van de beveiligingscamera’s nabij bloembinderij Combiplant aan de Kroonse Wal in Arnhem. Op deze afbeeldingen herkent hij eveneens [verdachte].
De rechtbank overweegt dat de verbalisanten onafhankelijk van elkaar verdachte hebben herkend van zowel de beelden afkomstig van de bloemenwinkel als van de Zeeman of alleen van de beelden, afkomstig van de Zeeman.Naast de positieve herkenning omschrijven twee van de drie verbalisanten ook waaraan ze verdachte herkennen. Voorts heeft de derde verbalisant niet ‘slechts’ foto’s gezien, maar de bewegende camerabeelden ter plaatse. Gelet hierop, in samenhang met het feit dat de rechtbank ook de foto’s afkomstig van de beveiligingscamera’s van de Zeeman en de bloemenwinkel in het dossier heeft bekeken en een gelijkenis ziet met de ter terechtzitting voor haar verschenen verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de positieve herkenning van verdachte door deze verbalisanten wel betrouwbaar is. De rechtbank zal deze dan ook tot het bewijs bezigen en verwerpt het verweer.
Ad 2)
Aangezien de rechtbank het resultaat van de doorzoeking niet zal gebruiken voor het bewijs, zal de rechtbank dit verweer van de raadsman onbesproken laten.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/702599-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1a.
hij op 28 juli 2010 te Arnhem, in een winkel van Zeeman aan het Elderveldplein 2 aldaar, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld W. [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 200
Euro), toebehorende aan Zeeman, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer1] een mes heeft getoond en op de toonbank heeft gelegd, en die [slachtoffer1]
mondeling dreigend heeft toegevoegd "doe het geld in de tas";
en
hij op 28 juli 2010 te Arnhem, in een winkel van Zeeman aan het
Elderveldplein 2 aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een B.H. en (haar-)elastiekjes, toebehorende aan Zeeman, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen W. [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte die [slachtoffer1] een mes heeft getoond en op de toonbank
heeft gelegd, en die [slachtoffer1] mondeling dreigend heeft toegevoegd "doe het geld in de tas";
2a.
hij op 31 juli 2010 te Arnhem, in een winkel/bloembinderij aan de Kroonse Wal aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en een mes (aardappelschilmesje), toebehorende aan Combiplant B.V., welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen S.H. [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een mes (aardappelschilmesje) van de toonbank heeft gepakt en vervolgens dat mes op korte afstand van die [slachtoffer2] heeft gehouden, en die [slachtoffer2] mondeling dreigend heeft toegevoegd "maak die la open... de la d'r uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en (tevens)
2b.
hij op 31 juli 2010 te Arnhem, in een winkel/bloembinderij aan de
Kroonse Wal aldaar, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld S.H. [slachtoffer2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Combiplant B.V., welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een mes
(aardappelschilmesje) van de toonbank heeft gepakt en vervolgens dat mes op
korte afstand van die [slachtoffer2] heeft gehouden, en die [slachtoffer2] mondeling dreigend heeft toegevoegd "maak die la open... de la d'r uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/513191-09
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 september 2009 heeft een man tuinmeubelen weggenomen uit de tuin van de woning gelegen aan de [adres] te Arnhem. De man is in de tuin gekomen door over de schutting te klimmen. Deze tuinmeubelen zijn van S. [slachtoffer4] en J. [slachtoffer5]. Zij hadden hiertoe aan niemand het recht of de toestemming gegeven. Verdachte is vervolgens overmeesterd door een aantal personen en overdragen aan de politie.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde feit en heeft hiertoe - samengevat - aangevoerd dat de door de diverse getuigen afgelegde verklaringen onduidelijk en niet eenduidig zijn, terwijl verdachte volstrekt helder is in zijn verklaring, namelijk dat hij onderweg was naar de snackbar, een steegje was ingelopen om te plassen en vervolgens ineens achterna werd gezeten waarop hij in de verdediging schoot.
Beoordeling
Aangeefster S. [slachtoffer4] heeft verklaard dat ze zag dat een vreemde man in haar achtertuin stond die een tuinstoel over de schutting tilde. Toen ze vanuit de woning de achtertuin in ging, zag ze de man over de schutting klimmen om de tuin te verlaten. [slachtoffer5] (rechtbank: getuige J. [slachtoffer5]) klom ook over de schutting om achter de man aan te gaan. [slachtoffer4] en haar zwager (rechtbank: getuige E. [getuige1]) verlieten de woning via de voordeur. Op een gegeven moment zag [slachtoffer4] dat de man op een dak van een schuurtje lag. Wat later hoorde ze geluiden en geschreeuw. Ze zag de man, [slachtoffer5] en [getuige1] (rechtbank: getuige E. [getuige1]) op de Millweg. De man had een bokshouding aangenomen. Vervolgens is de man door alle aanwezige mannen overmeesterd. [slachtoffer4] omschrijft de man die ze in haar achtertuin had zien staan als een man van 25 á 30 jaar oud, met een lengte van 1.85 meter lang, een normaal, maar gespierd postuur, een blanke huidskleur, zwart haar, niet lang, ook niet kort, met een donkere broek en een blauw T-shirt met korte mouw. Volgens [slachtoffer4] was de persoon die ze in haar achtertuin heeft zien staan dezelfde man als die ze later aan de politie hebben overgedragen.
Getuige J. [slachtoffer5] heeft verklaard dat hij een persoon op het dak van de schuur in hun achtertuin zag staan, die er vervolgens afsprong. [slachtoffer5] is toen direct over de schutting gesprongen. Hij had zicht op de man die van het dak van hun schuur was gesprongen. Hij zag dat de man voor hun huis langs wegrende. [slachtoffer5] rende de man achterna. [getuige1] (rechtbank: getuige E. [getuige1]) liep vlak achter hem. Ze renden de man achterna en hij zag de man via grijze containers een tuin inspringen. [getuige1] en hij gingen op een strategisch punt staan, zodat de man geen kant op kon en wel langs hen moest. Op een gegeven moment zag [slachtoffer5] de man weer op een dak van een schuurtje staan. De man sprong van het dak, maar [slachtoffer5] kon niet zien waar hij naar toe sprong. Er ging enige tijd overheen tot de man weer tevoorschijn kwam. De man kwam met twee gebalde vuisten omhoog recht op [slachtoffer5] afgerend. De man botste tegen [slachtoffer5] op, waardoor [slachtoffer5] ten val kwam. [slachtoffer5] en [getuige1] renden de man achterna. [getuige1] wist de man te tackelen. De man stond snel weer op en stond met gebalde vuisten voor hen. Nadat er over en weer wat werd geslagen begon de man weer te rennen. Inmiddels hadden [getuige2] en [getuige3] (rechtbank: getuige [getuige3]) zich bij hen gevoegd. [slachtoffer5] kon de man wederom vastpakken en tegenhouden. Met z’n vieren lukte het om de man in te sluiten en naar de grond te werken. Volgens [slachtoffer5] betrof het een blanke man van 30 á 35 jaar oud, 1.85 á 1.90 meter lang, een fors postuur, donker blond/bruin half lang haar en droeg hij een blauw T-shirt, een zwarte spijkerbroek en werkschoenen. [slachtoffer5] heeft voorts verklaard dat hij 100% zeker weet dat hij constant met dezelfde persoon te maken heeft gehad.
Getuige E. [getuige1] heeft verklaard dat hij zag dat iemand over de schutting wegvluchtte. [slachtoffer5] (rechtbank: J. [slachtoffer5]) ging de persoon achterna via de schutting. [getuige1] ging via de woning naar de voorzijde. Toen hij buitenkwam, kwam [slachtoffer5] er net aan. Ze zijn in de richting van de Woudrichemstraat gerend. Toen ze linksaf sloegen zagen ze de dader net weer over een schutting verdwijnen. [slachtoffer5] en hij liepen om, om hem op te wachten. De dader kon in principe alleen maar op dat punt uitkomen. [getuige1] zag hem ineens op een dak van een schuur. De dader sprong van de schuur af en kwam gelijk met gebalde vuisten op [getuige1] af en sloeg hem ook. Hierop rende hij weer weg. [slachtoffer5] en hij renden achter hem aan. Op een gegeven moment kwam de dader weer met gebalde vuisten op [getuige1] afrennen. [getuige1] verdedigde zichzelf. De dader rende hierop weer weg. [slachtoffer5], [slachtoffer4] (rechtbank: S. [slachtoffer4]), [getuige1] (rechtbank: getuige [getuige1]) en [getuige3] (rechtbank: getuige [getuige3]) waren er inmiddels ook. [getuige1] pakte de dader op een gegeven moment in een houdgreep en werkte hem naar de grond.
Verbalisant J.I. [verbalisant5] heeft waargenomen dat verdachte op 4 september 2009 was gekleed in een blauw T-shirt met korte mouwen, een zwarte ‘worker’ broek en zwarte werk/veiligheids¬schoenen met stalen neuzen.
Verdachte heeft verklaard dat hij 1.87 meter lang is, een normaal postuur heeft, bruine haren en een blanke huidskleur.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon was die de tuinmeubelen uit de achtertuin van de woning aan de [adres] te Arnhem heeft weggenomen. De getuigenverklaringen wijken weliswaar op enkele punten van elkaar af, maar ze zijn op hoofdlijnen met elkaar in overeenstemming. Er heeft een achtervolging plaatsgevonden vanaf de woning aan de [adres] te Arnhem, waarbij de betreffende persoon niet of nauwelijks uit het oog is verloren en zowel de getuigen [slachtoffer4] als [slachtoffer5] verklaren zeker te weten dat de persoon die ze in hun achtertuin hebben gezien dezelfde persoon was als die ze aan de politie hebben overgedragen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Bovendien heeft getuige [getuige1] verklaard dat hij de dader boven op het dak van een schuurtje heeft zien staan, dat de man toen naar beneden sprong en met gebalde vuisten op hem afkwam, toen wegrende maar werd achtervolgd en tenslotte werd overmeesterd. Vanaf het moment dat de man op het schuurtje stond tot zijn aanhouding is hij niet meer uit het zicht geweest. Daarmee staat vast dat de man die is aangehouden, verdachte dus, even tevoren op het dak van het schuurtje heeft gestaan. Dit is onverenigbaar met het verhaal van verdachte. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 4 september 2009 aangehouden door S. [slachtoffer4], J. [slachtoffer5], E. [getuige1], [getuige1] en [getuige3] en vervolgens overgedragen aan de opsporingsambtenaren T.J. [naam], hoofdagent, en F. [naam], aspirant. Zij hebben verdachte in hun dienstvoertuig geplaatst en zijn met hem in de richting van het bureau van politie in Arnhem, Beekstraat 39, gereden. Onderweg werd verdachte steeds agressiever. Verdachte maakte trappende bewegingen in de richting van [naam], die op dat moment het dienstvoertuig bestuurde. Verdachte trapte hierbij tegen de rechter elleboog van [naam]. Omdat verder rijden op dat moment onverantwoord was, heeft [naam] het voertuig tot stilstand gebracht. Terwijl [naam] verdachte met beide handen bij zijn hals vasthield, probeerde [naam] beide benen van verdachte terug te duwen tot achter de passagiersstoel. [naam] voelde dat verdachte zijn benen met kracht in tegengestelde beweging bewoog als waar [naam] hem toe wilde bewegen. Verdachte bleef wild om zich heen trappen en slaan. Op een gegeven moment lukt het de verbalisanten om het rechterbeen van verdachte achter de passagiersstoel te plaatsen, waarop ze zijn verder gereden. Verdachte bleef echter met zijn andere been trappende bewegingen maken in de richting van [naam].
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde feit en heeft hiertoe aangevoerd dat er geen sprake was van een aanhouding op heterdaad. Er was hooguit sprake van een putatieve heterdaad-situatie, maar dat rechtvaardigt het optreden van de politie toen niet. In casu was er derhalve geen verzet tegen een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening.
Voorts heeft verdachte verklaard gesparteld te hebben, omdat hij met zijn keel tegen het raam werd geduwd en geen lucht kreeg.
Beoordeling
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit reeds overwogen dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de persoon was die de tuinmeubelen uit de achtertuin van de woning aan de [adres] te Arnhem heeft weggenomen. S. [slachtoffer4], J. [slachtoffer5] en E. [getuige1] hebben dit gezien en hebben verdachte vervolgens - na een korte achtervolging - vastgegrepen en aangehouden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van verdachte op dat moment een redelijke verdenking van diefstal bestond en dat er wel degelijk sprake was van een rechtmatige aanhouding op heterdaad en in het verlengde daarvan ook van opsporingsambtenaren die hebben gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Het verweer van verdachte dat hij heeft gesparteld omdat hij geen lucht kreeg, acht de rechtbank voorts niet aannemelijk geworden en wordt eveneens verworpen.
De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 juni 2009 is verdachte door aangever A. [slachtoffer7] en twee beveiligingsmedewerkers aangetroffen in de werkkamer van [slachtoffer7] in het Duivelshuis, een onderdeel van het gemeentehuis, gelegen aan de Koningstraat 38 te Arnhem. Voor de deur van de werkkamer van [slachtoffer7] stonden twee computerbeeldschermen en in het kantoor werd een man aangetroffen. Er lagen twee computers op de grond. Op het moment dat voornoemde personen verdachte aantroffen was verdachte bezig een toetsenbord in een blauwe plastic zak te stoppen. Verdachte wilde deze spullen stelen. Verdachte had zich de toegang verschaft tot het kantoor met een toegangspas, waarover hij de beschikking had, omdat hij via een uitzendbureau op dat moment in de catering werkte van het Stadskantoor te Arnhem.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een voltooide
diefstal en niet van een poging zodat verdachte klaarblijkelijk zou moeten worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging diefstal.
Beoordeling
Een diefstal is voltooid zodra de voorwerpen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende zijn onttrokken. In casu bevonden twee computerbeeldschermen, twee computers en een toetsenbord zich nog in, dan wel voor de deur van het kantoor van aangever [slachtoffer7]. De band met de eigenaar, in casu de gemeente Arnhem, was dus nog niet totaal doorgesneden en de feitelijke heerschappij was nog niet overgegaan naar verdachte. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er ten aanzien van deze goederen nog geen sprake was van een voltooide diefstal, maar van een poging daartoe. De rechtbank acht het feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de twee computerbeeldschermen die zijn aangetroffen voor het gebouw op de openbare weg overweegt de rechtbank dat zij de diefstal hiervan wel voltooid acht. De rechtbank zal deze goederen derhalve niet beschouwen als onderdeel van de bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/513191-09 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 01 september 2009 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuin van de woning [adres] aldaar heeft weggenomen tuinmeubelen, geheel of
ten dele toebehorende aan S. [slachtoffer4] en/of J. [slachtoffer5], waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming (klimmen over de schutting);
2.
hij op 01 september 2009 te Arnhem
- nadat S. [slachtoffer4] (opsporingsambtenaar) en J. [slachtoffer5] en andere personen, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen en hadden overgedragen aan de dienstdoende
opsporingsambtenaren Th.J. [naam], hoofdagent van politie, en F. [naam], aspirant van politie, - nadat genoemde opsporingsambtenaren verdachte in het dienstvoertuig
hadden geplaatst teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een
hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar het
politiebureau te Arnhem, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtenaren Th.J. [naam] en F. [naam], werkzaam in
de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig meermalen te trappen tegen die [naam] en trappende bewegingen te maken in de richting van die [naam] en [naam];
3.
hij op 17 juni 2009 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kantoor aan de Koningstraat 38 (zgn.
"Duivelshuis") weg te nemen computers en onderdelen en beeldschermen, toebehorende aan de gemeente Arnhem, zich met een toegangspas de toegang heeft verschaft tot genoemd kantoor en
beeldschermen heeft losgekoppeld/losgemaakt en toetsenborden in een plastic zak heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/514268-09
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Het dossier bevat onvoldoende gegevens omtrent de snelheid waarmee werd gereden, de onderlinge afstand tussen de auto’s, de wijze waarop de auto’s elkaar gepasseerd en/of geraakt hebben en de eventuele schade, om vast te kunnen stellen of er sprake was van het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit feit.
Feit 2
Aangezien verdachte ten overstaan van de politie een bekennende verklaring heeft afgelegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en er door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, is er ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- Proces-verbaal van aanhouding, p. 5-9;
- Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-14;
- Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 28-31.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 september 2009 is verdachte als bestuurder van een bestelauto op de Zeelandsingel in Arnhem tegen de linkervoorzijde van een Ford Focus personenauto van de politie Gelderland-Midden met daarin verbalisanten A.E. [naam] en R.A.E. [naam] gebotst. Als gevolg hiervan is schade ontstaan aan de linkervoorzijde van de Ford. Verdachte is vervolgens doorgereden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit. Ten aanzien van het klemrijden door de verbalisanten [naam] en [naam] is het sterk de vraag of verdachte die auto zodanig heeft geraakt dat hij dat toucheren eigenlijk wel heeft ondervonden. Voorts blijkt uit niets dat de auto van [naam] schade had en de auto van [naam] had weliswaar schade, maar van dat incident kan bezwaarlijk worden gezegd dat verdachte de plaats van de aanrijding heeft verlaten omdat verdachte door de verbalisanten uit zijn auto werd getrokken en naar het politiebureau overgebracht.
Beoordeling
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de auto waar verbalisant J.A. [naam] in reed schade heeft geleden als gevolg van de aanrijding met de auto van verdachte. Voorts heeft verdachte na de botsing met de auto van verbalisant E.R. [naam] de plaats van het ongeval niet verlaten, aangezien verdachte daarop direct is aangehouden. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Ten aanzien van de aanrijding op de Zeelandsingel met de Ford Focus waarin verbalisanten A.E. [naam] en R.A.E. [naam] reden, overweegt de rechtbank dat zij niet aannemelijk acht dat verdachte niet heeft gemerkt dat hij deze auto heeft geraakt, gelet op hetgeen [naam] en [naam] hierover hebben verklaard:
‘Op dit moment reden wij, verbalisanten [naam] en [naam], vanaf de Terneuzenstraat de Zeelandsingel in om [verdachte] tegemoet te rijden. Halverwege de Zeelandsingel zagen wij, verbalisanten [naam] en [naam], dat [verdachte] met grote snelheid recht op ons af kwam rijden. (…) Op dit moment stonden wij met ons dienstvoertuig stil naast enkele geparkeerde auto’s. Op het moment dat [verdachte] ons op een paar meter was genaderd heb ik, [naam], een stuurbeweging gemaakt naar rechts om de geringe ruimte tussen de geparkeerd staande auto’s te kunnen gebruiken om de aanrijding te voorkomen. Wij, verbalisanten [naam] en [naam], voelden en hoorden dat [verdachte] met zijn witte bestelbus tegen de linkervoorzijde van ons dienstvoertuig botste.’
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 en 5
Aangezien verdachte ten overstaan van de politie een bekennende verklaring heeft afgelegd, hij nadien niet anders heeft verklaard en er door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, is er ten aanzien van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- Proces-verbaal van aangifte van aangifte van S.N. [slachtoffer6], p. 40-41;
- Proces-verbaal van aanhouding, p. 5-8;
- Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 26.
Feit 6
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 september 2009 in Arnhem is er in een witte Hyundai bus, waarin verdachte op dat moment reed, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen bij de passagiersdeur. Het wapen betrof een speelgoedpistool en vertoonde door de vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis met een vuurwapen van het merk Voltra model 85 combat.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde feit, omdat uit de verklaringen van verdachte niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat hij opzettelijk het speelgoedpistool voorhanden heeft gehad.
Beoordeling
Verdachte heeft in eerste instantie ten overstaan van de politie verklaard dat het klopte dat er een speelgoedpistool in de auto lag. Pas nadat verdachte er mee geconfronteerd werd dat het voorhanden hebben hiervan strafbaar was, verklaarde hij dat hij pas wist dat het ding in de auto lag nu hij ermee werd geconfronteerd door de politie.
Voorts heeft verbalisant B.J.W. [verbalisant4] verklaard dat hij vluchtig een blik wierp in de witte Hyundai bus en vervolgens het wapen zag liggen.
Gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet hebben geweten dat het wapen in de bus lag. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer en acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/514268-09 onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 21 september 2009 te Arnhem als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Dordrechtweg en de Goudaweg en de Hillegomweg en de Maassluisstraat en de Hollandweg en nabij winkelcentrum Elderhof en de Rotterdamsingel en de Lissestraat en de Leidenweg en de rotonde met de Batavierenweg en de Brabantweg en de Randweg en de Zeelandsingel en de Terneuzenstraat, telkens met hoge
snelheid heeft gereden en geen acht heeft geslagen op overige weggebruikers
en geen voorrang heeft verleend waar dat wel is voorgeschreven en
plotseling zonder noodzaak met kracht heeft geremd en over een fietspad
en trottoir heeft gereden en tegen het verkeer in, op de verkeerde weghelft, heeft gereden en over een talud door een bossage heeft gereden en tegen één personenauto is gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg kon worden gehinderd;
3.
hij op 21 september 2009, te Arnhem, als bestuurder van een
motorrijtuig (bestelauto) betrokken bij een verkeersongeval op de Zeelandsingel de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten politie Gelderland Midden) schade was toegebracht, zonder
dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van
zijn identiteit en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde
motorrijtuig;
4.
hij te Arnhem op 21 september 2009 opzettelijk wederrechtelijk een
motorrijtuig, (bedrijfsauto), toebehorende aan S.N. [slachtoffer6], als bestuurder heeft gebruikt op de
weg, Randweg,
5.
hij op 21 september 2009 te Arnhem als bestuurder van een
motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gereden op de weg, Randweg, zonder dat aan
hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van
de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
6.
hij op 21 september 2009 te Arnhem een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een vuurwapen (pistool), dat door zijn
vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen merk
Voltra model 85 combat, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 05/720860-10
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 juli 2010 bevond verdachte zich samen met S.N. [slachtoffer6] in de auto van [slachtoffer6] ter hoogte van [adres] te Arnhem. Ze hadden ruzie over het paspoort van verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/720860-10. Ter zake van het slaan/stompen/ trappen/schoppen is er onvoldoende bewijs, aangezien de door aangeefster [slachtoffer6] afgelegde verklaring niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. En voorts kan niet worden bewezen dat er sprake is van pijn en/of letsel ten aanzien van het aan de haren trekken, aangezien aangeefster dit kennelijk niet heeft gevoeld, gelet op haar verklaring op pagina 14 van het dossier.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster S.N. [slachtoffer6] heeft getrapt en geschopt, aangezien hiervan niets blijkt uit het dossier. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Voorts overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster S.N. [slachtoffer6] heeft verklaard dat verdachte – terwijl ze zich samen in de auto bevonden – plotseling probeerde de sleutel uit het contactslot te pakken. Toen [slachtoffer6] dat probeerde tegen te houden begon verdachte met volle kracht en met gebalde vuisten op haar hoofd te slaan. Hij sloeg haar alles bij elkaar een keer of tien. [slachtoffer6] had ten tijde van de aangifte (rechtbank: 17 juli 2010) nog last van zere plekken en bulten op haar hoofd. Tevens had ze hoofdpijn. Na de worsteling zag ze een enorme pluk haar van zichzelf liggen in de auto.
Verbalisant D.A. [verbalisant7], die de aangifte van S.N. [slachtoffer6] heeft opgenomen, heeft waargenomen dat aangeefster [slachtoffer6] een kale plek op haar hoofd had ter grootte van 3 centimeter. Tevens voelde ze een bult op de linkerkant van haar hoofd.
Gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen de rechtbank reeds onder ‘de feiten’ heeft vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bij aangeefster [slachtoffer6] een hoeveelheid haren uit haar hoofd heeft getrokken en haar heeft geslagen en gestompt, waardoor [slachtoffer6] pijn en letsel heeft ondervonden. De rechtbank merkt hierbij op dat zij het uit het hoofd trekken van een hoeveelheid haren met als gevolg een kale plek op het hoofd, beschouwt als letsel in de zin van artikel 300 Wetboek van Strafrecht. Dit moet naar algemene ervaringsregels ook pijn hebben veroorzaakt, ook al staat dit niet in de aangifte beschreven. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 05/720860-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 16 juli 2010 te Arnhem in de gemeente Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon, te weten S.N. [slachtoffer6], een hoeveelheid haren uit haar hoofd heeft getrokken, en heeft geslagen, gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2 van parketnummer 05/702599-10, telkens:
De eendaadse samenloop van:
afpersing; en
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/513191-09:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 05/513191-09:
Wederspannigheid.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 05/513191-09:
Poging tot diefstal.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 05/514268-09:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 05/514268-09:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 05/514268-09:
Overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 5 van parketnummer 05/514268-09:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 6 van parketnummer 05/514268-09:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van parketnummer 05/720860-10:
Mishandeling
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/720860-10 tenlastegelegde feit heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte zou hebben gehandeld uit noodweer. Nu dit verweer echter niet nader is onderbouwd en voorts ook niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een situatie waarin verdachte zich moest verdediging tegen een (dreigende) gewelddadige aanval tegen zijn persoon of eigendommen, gaat de rechtbank voorbij aan dit verweer.
Voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist verdachte te veroordelen tot een straf zoals verwoord onder 2. Hij heeft hierbij overwogen dat verdachte twee gewapende overvallen heeft gepleegd en voorts een scala van andere strafbare feiten. Er is sprake van een ernstig stijgende lijn in gewelddadigheid en het nemen van risico’s hierin. Tevens is het zorgwekkend dat verdachte niet wil meewerken aan nadere onderzoeken door de reclassering en een psycholoog. In het voordeel van verdachte dient er rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht – gelet op het aantal verzochte vrijspraken - om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die in elk geval de duur van de voorlopige hechtenis niet overstijgt en een voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals verwoord in de omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage d.d. 30 juni 2010.
Beoordeling
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 18 januari 2011;
• een Reclasseringsadvies van Iriszorg gedateerd 3 februari 2010;
• een Reclasseringsadvies (beknopt) van Iriszorg, gedateerd 30 juni 2010;
• een psychiatrische rapportage, opgemaakt door G.J.A.M. [getuige1]en, psychiater, d.d. 4 juli 2010.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in een korte tijd in Arnhem een Zeemanwinkel en een bloemenzaak overvallen. Bij beide overvallen heeft verdachte gebruik gemaakt van een mes om de aldaar op dat moment dienstdoende winkelmedewerksters te bedreigen. Verdachte heeft daarbij niet alleen deze medewerksters grote vrees aangejaagd, maar ook de klanten die op dat moment nog in de winkel waren. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan een algemeen gevoel van onveiligheid, niet alleen bij deze klanten, maar ook bij de mensen die over dit soort overvallen horen via de media. Verdachte heeft dit feit gepleegd uit louter winstbejag zonder zich daarbij rekenschap te geven van de gevolgen voor de slachtoffers. Dit zijn ernstige feiten, waarvoor enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Verdachte heeft voorts ook een reeks van andere strafbare feiten gepleegd, waaronder een diefstal en een poging daartoe, een mishandeling, wederspannigheid en meerdere verkeersdelicten. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
In de omtrent verdachte opgemaakte psychiatrische rapportage d.d. 4 juli 2010 wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en afhankelijke kenmerken. Er zijn sterke aanwijzingen voor ADHD en een pathologische karakterconstellatie, waarbij middelmisbruik vaker voorkomt, zo ook bij verdachte, namelijk alcohol en cocaïne. De psychiater acht verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. Gezien het ontbreken van ziektebesef en onvoldoende motivatie bij verdachte lijkt volgens de psychiater een klinisch forensische behandeling niet haalbaar. De psychiater adviseert derhalve – na overleg met de Reclassering (zie rapportage van 30 juni 2010) – om verdachte nog een laatste kans te geven in de vorm van een ambulante behandeling bij Kairos, met de kanttekening dat een klinische behandeling nodig is als de ambulante behandeling mislukt.
Uit deze rapportage blijkt dat er sprake is van een behoorlijke persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte en dat hij eigenlijk behandeld dient te worden. Voornoemde rapportage dateert echter van 4 juli 2010 en is opgemaakt nog voordat verdachte de overvallen en de mishandeling op S.N. [slachtoffer6] heeft gepleegd. Het is dan ook te betreuren dat verdachte sindsdien geweigerd heeft om nog aan nadere rapportages mee te werken, aangezien de rechtbank niet weet wat thans het advies van de deskundigen zou zijn geweest tegen de achtergrond van de bewezen¬verklaarde feiten. De rechtbank zal derhalve aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en voorbij gaan aan het verzoek van de verdediging. De omstandig¬heid dat verdachte in oktober en november 2010 uitdrukkelijk heeft geweigerd om een reclasseringswerker en een psycholoog te woord te staan en niet heeft meegewerkt aan het tot stand komen van aanvullende rapportage, draagt bepaald niet bij aan de gedachte dat verdachte werkelijk bereid is medewerking te verlenen aan behandeling, in welke vorm dan ook.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden. Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist aangezien de rechtbank verdachte van een tweetal feiten zal vrijspreken.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van één jaar.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank voorts ten aanzien van het rijden zonder rijbewijs bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven zonnebrillen, dienen te worden teruggegeven aan verdachte nu niet is gebleken dat deze zonnebrillen van diefstal afkomstig zijn.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mes dient te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien niet is gebleken dat dit een voorwerp betreft met behulp waarvan een strafbaar feit is begaan en voorts het ongecon¬troleerde bezit daarvan niet in strijd is met het algemeen belang en de wet.
6a. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vorderingen van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van:
- de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem, d.d. 27 januari 2009, onder parketnummer 05/513257-08; en
- de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Arnhem, d.d. 15 september 2008, onder parketnummer 05/600770-08.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 10, 27, 45, 55, 57, 91, 300, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 5, 7, 11, 107, 176, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 13, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het bij parketnummer 05/702599-10 onder 3 en het bij parketnummer 05/514268-09 onder 1 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde
ten aanzien van de bij parketnummer 05/702599-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, de bij parketnummer 05/513191-09 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten, de bij parketnummer 05/514268-09 onder 3, 4 en 6 tenlastegelegde feiten en het bij parketnummer 05/720860-10 tenlastegelegde feit tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
en
ten aanzien van het bij parketnummer 05/514268-09 onder 2 tenlastegelegde feit tot
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 1 (één) jaar.
Bepaalt dat ten aanzien van het bij parketnummer 05/514268-09 onder 5 tenlastegelegde feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan de veroordeelde, te weten twee zonnebrillen en een mes
DE BESLISSING OP DE VORDERINGEN NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem, d.d. 27 januari 2009, onder parketnummer 05/513257-08.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Arnhem, d.d. 15 september 2008, onder parketnummer 05/600770-08.
Aldus gewezen door:
mrs. F.J.H. Hovens (voorzitter), W.A. Holland en M.M.L.A.T. Doll,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 maart 2011.