zaaknummer / rolnummer: 211182 / KG ZA 11-31
Vonnis in kort geding van 24 februari 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J. van Delft te Nijmegen,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.J.T. Leijzer te Elst.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 6 september 2002 te Nador (Marokko) met elkaar gehuwd, welk huwelijk inmiddels duurzaam is ontwricht.
2.2. [eiser] heeft de echtelijke (huur)woning in [woonplaats] verlaten en woont nu in Nijmegen.
2.3. Voorafgaande aan de verbreking van de samenwoning is in de zomer van 2010 een totaalbedrag van € 38.694,96 gewonnen in de nationale postcodeloterij (hierna: de postcodeloterij) door partijen samen, dan wel [gedaagde] alleen.
2.4. In 2008 is door partijen samen, dan wel [eiser] alleen, een woning in Nador gekocht.
2.5. Bij beschikking van deze rechtbank van 4 februari 2011 (zaakgegevens: 207937/ES RK 10-704) is de echtscheiding uitgesproken tussen partijen (hierna: de echtscheidings¬beschikking). In deze echtscheidingsprocedure is onder meer verzocht partijen te veroordelen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.6. In de echtscheidingsbeschikking is onder meer het volgende overwogen:
Op grond van het bepaalde in artikel 4 van het verdrag [het Haags Huwelijksvermogens¬verdrag 1978 (Trb. 1988, 130), vzr] is in dit geval Marokkaans recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Ingevolge het oude Marokkaanse recht bestaat er tussen partijen in beginsel geen gemeenschap van goederen. Dit sluit echter niet uit dat zij tijdens de duur van hun huwelijk enige goederen in gezamenlijk eigendom verwerven. Met de wijziging van het Marokkaanse wetboek van familierecht met ingang van 5 februari 2004 is het mogelijk dat echtgenoten binnen het kader van het beheer van vermogensbestanddelen welke zijn verworven gedurende het huwelijk, overeenstemming bereiken over het vermogensrechtelijk gebruik en de verdeling ervan. Dit kan bij afzonderlijke overeenkomst voorafgaand of tijdens het huwelijk. Van het bestaan van een dergelijke overeenkomst is niet gebleken. Het verzoek om een bevel verdeling zal dan ook worden toegewezen in die zin, dat de verdeling (naar Marokkaans recht) wordt bevolen van de goederen die de man en de vrouw gezamenlijk toebehoren.
2.7. In de echtscheidingsbeschikking is onder 2., voor zover van belang, als volgt beslist:
beveelt dat de partijen met elkaar overgaan tot verdeling van de goederen die partijen gezamenlijk toebehoren, zoals hiervoor weergegeven, (…)
2.8. De echtscheidingsbeschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 15.000,00, als voorschot op de verdeling van de (huwelijksgoederen) gemeenschap.
3.2. Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat hij in verband met de komende verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap recht heeft op toedeling van de helft van het prijzengeld dat [gedaagde] heeft gewonnen in de postcodeloterij. In dat kader vordert hij een voorschot op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. [eiser] stelt een spoedeisend belang te hebben omdat hij momenteel niet over enig inkomen beschikt.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang van [eiser] vloeit in voldoende mate voort uit zijn stellingen.
4.2. Tussen partijen bestaat onduidelijkheid over het toepasselijke recht, het Nederlandse of het Marokkaanse recht, op het huwelijksvermogenregime van partijen.
Gelet op de recente echtscheidingsbeschikking waarin de familierechter heeft geoordeeld dat op grond van artikel 4 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 het Marok¬kaanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, verwerpt de voorzieningenrechter het standpunt van [gedaagde] dat op grond van artikel 7 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 het toepasselijke huwelijksvermogens¬recht automatisch is gewijzigd van het Marokkaanse recht naar het Nederlandse recht. De voorzieningen¬rechter sluit zich aan bij het oordeel van de familierechter in de echtscheidingsbeschikking en zal derhalve in dit kort geding uitgaan van de toepasselijkheid van het Marokkaanse recht op het huwelijksvermogensregime van partijen.
4.3. Ingevolge het Marokkaanse recht bestaat er in beginsel geen gemeenschap van goederen tussen partijen. Dit betekent dat aan de vordering van [eiser], die gegrond is op het bestaan van een huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen en waarvan desge¬vraagd namens [eiser] uitdrukkelijk is aangegeven dat het een voorschot betreft op de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap, de grondslag is ontvallen. Reeds hierom kan de vordering van [eiser] niet worden toegewezen.
4.4. De voorzieningenrechter constateert dat in de echtscheidingsbeschikking is bevolen dat partijen met elkaar overgaan tot verdeling naar Marokkaans recht van de goederen die partijen gezamenlijk toebehoren. Voor zover [eiser] een voorschot vordert op de verdeling van de goederen die partijen gezamenlijk toebehoren, dus gemeenschappelijke eigendom zijn, strekt deze vordering tot betaling van een geldsom.
4.5. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Gelet op dit toetsingskader kan ook deze (geld)vordering niet worden toegewezen nu het bestaan en de omvang daarvan onvoldoende aannemelijk zijn geworden. Ter zitting is onvoldoende komen vast te staan welke goederen gemeenschappelijke eigendom van partijen zijn en wat precies de omvang c.q. waarde is van die gemeenschappelijke goederen, zodat een voorschot op de verdeling daarvan reeds om die reden niet kan worden toegewezen.
4.6. In deze context is van belang dat vaststaat dat er in totaal een bedrag van
€ 38.694,96 is gewonnen in de postcodeloterij, welk bedrag in twee keer, op 28 juli 2010 en op 13 augustus 2010, is uitbetaald op bankrekening¬nummer [nr.], welk rekening¬¬nummer op naam is gesteld van [gedaagde]. Uit de overgelegde bankafschriften van dat rekeningnummer blijkt dat de loten van de postcode¬loterij betaald zijn van die rekening en dat die rekening werd gevoed met bedragen in het kader van de kindgebonden toeslag van de belastingdienst en de kinderbijslag van de Sociale Verzekeringsbank. [eiser] stelt dat zij samen hebben meegedaan aan de postcode¬loterij waardoor de gewon¬nen prijs hen samen toekomt. Zij hebben daartoe het hiervoor vermelde rekening¬nummer van [gedaagde] enkel gebruikt om een eventueel te winnen prijs in de postcodeloterij uit het zicht te houden van de gemeentelijke sociale dienst omdat zij een bijstandsuitkering genoten, aldus [eiser]. In hoeverre de gewonnen prijs gemeenschap¬pelijk eigendom is geworden is gelet op hetgeen partijen daaromtrent hebben aangevoerd thans niet vast te stellen. Daarvoor is bewijsle¬vering nodig waarvoor dit kort geding zich niet leent. Ook is er onduidelijkheid over de besteding van het prijzengeld door [gedaagde]. Zij stelt onder verwijzing naar verschillende overgelegde producties in de Franse en Arabische taal dat zij daarmee gemeenschappelijke schulden van partijen heeft afgelost, onder andere aan haar eigen ouders, zodat indien het prijzengeld al gemeenschappelijke eigendom is geworden, daar niets, althans minder van is overgebleven om te worden verdeeld. Gelet op de gemotiveerde betwisting van die gemeenschappelijke schulden door [eiser], kan daar in dit kort geding niet zonder meer van worden uitgegaan. Het al dan niet bestaan van de gestelde gemeenschappelijke schulden vereist nadere bewijsvoering waarvoor in een kort geding geen plaats is.
4.7. Verder is van belang dat ook de status van de woning in Nador onvoldoende duidelijk is geworden. Uit de door [gedaagde] overgelegde producties in de Franse en Arabische taal over die woning en uit hetgeen partijen daarover ter zitting hebben aangevoerd is thans niet vast te stellen aan wie de juridische eigendom toebehoort van die woning; aan partijen gezamenlijk, aan [eiser] alleen of toch aan geen van beiden. Daarnaast is ook vaag gebleven wat de waarde is van die woning en wat de hoogte is van de schuld die nog kleeft aan die woning. Voorts is ter zitting naar voren gekomen dat [eiser] na de verbre¬king van de samenwoning de gemeenschappelijke auto van partijen heeft verkocht om in zijn levensonderhoud te voorzien. Wat die auto precies heeft opgebracht is echter niet duidelijk geworden. Al met al is dus onduidelijk wat [eiser] zou toekomen bij een verdeling van de gemeenschappelijke eigendommen en zal zijn vordering om die reden ook worden afgewezen.
4.8. Gelet op de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vordering af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 24 februari 2011.