Parketnummers : 05/702829-10 en 05/800821-10
Datum zitting : 21 februari 2011
Datum uitspraak : 7 maart 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
registrnr. : [nummer],
rang: : sld. 2,
afdeling : [nummer],
lokatie : [standplaats].
Officier van justitie: mr. S.Z. Wiarda
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/702829-10 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2010 te Lunteren, gemeente Ede, zich opzettelijk
oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten
de Vijfsprongweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
hij op of omstreeks 12 juni 2010 te Lunteren, gemeente Ede, zich opzettelijk
oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten
Dorpsstraat, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Aan verdachte is onder parketnummer 05/800821-10 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2010 te Rhenen, zich opzettelijk
oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten
Achterbergsestraatweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 februari 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Ter zitting van 21 februari 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/702829-10 en 05/800821-10 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en met verplicht reclasseringscontact ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij een forensisch poliklinische kliniek van Kairos of een soortgelijke kliniek.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van parketnummer 05/702829-10
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Nu verdachte het onder 1 bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2011;
- proces-verbaal van verhoor aangifte A.M.J.L. [slachtoffer1] pag 10,11 en12;
- proces-verbaal van verhoor aangifte B.M. [slachtoffer2], pag. 4 en 5;
- proces-verbaal van verhoor getuige F. [getuige1] pag. 17 en 18;
- proces-verbaal van verhoor getuige C. [getuige2] pag. 20, 21 en 22;
- proces- verbaal van verhoor getuige J. [getuige3] pag. 23 en 24;
- proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door R.L.L. [verbalisant1] en M. [verbalisant2].pag. 25 en 26.
Op grond van de bewijsmiddelen, wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is in het bezit van een groene auto met kentekennummer [nummer], van het merk Toyota . Deze auto leent verdachte nooit aan iemand uit uit . Verder komt verdachte op zaterdag wel eens op de Dorpstraat te Lunteren, gemeente Ede voor het doen van boodschappen . Op zaterdag 12 juni 2010 is aangeefster aangesproken door een man die reed in een groen/blauwe auto van het merk Toyota met het kentekennummer [nummer] en zij zag dat deze auto werd bestuurd door een man die zijn broek en onderbroek naar beneden had en zijn geslachtsdeel in zijn hand had .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het best kan zijn dat hij op zaterdag 12 juni 2010 op de Dorpstraat te Lunteren gemeent Ede aanwezig is geweest en dat hij daar in zijn auto heeft gereden waarbij hij zijn broek en onderbroek naar beneden had.. Echter dat kan niet zijn gebeurd op het tijdstip waarover aangeefster verklaart, circa 08.45 uur. Dit omdat hij de dag daarvoor laat was teruggekomen van een militaire oefening en nooit zo vroeg uit bed kan zijn geweest.
Oordeel van de militaire kamer
De militaire kamer overweegt hiertoe als volgt.
Naast de aangifte zal de militaire kamer als bewijsmiddel de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting gebruiken en wel de zinsnede dat hij wel eens op zaterdagen in de Dopsstraat in Lunteren, gemeente Ede met zijn auto komt en dat het best kan zijn dat hij op 12 juni 2010 in die Dorpsstraat is gezien zoals aangeefster dat heeft verklaard. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de enige is die de auto gebruikt. Uit de aangifte blijkt dat de waargenomen kleur alsmede het merk van de auto alsook het kenteken overeenkomen met de auto van verdachte. De militaire kamer leidt hieruit af dat het boven iedere redelijke twijfel verheven is dat aangeefster op zaterdag 12 juni 2010 te omstreeks 08.45 uur verdachte in diens auto heeft gezien terwijl hij zijn boven- en onderbroek naar beneden had zodat zijn onbloot geslachtsdeel zichtbaar was. Voor hetgeen verdachte aanvoert met betrekking tot het tijdstip is de militaire kamer van oordeel dat voor dat standpunt in het voorliggend dossier geen enkel bewijs is te vinden, zelfs geen begin van bewijs.
Ten aanzien van parketnummer 05/800821-10 tenlastegelegde
Nu verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 februari 2011;
- proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 18
- proces-verbaal van verhoor aangifte T.J. [verbalisant3] 9, 10, 11;
De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/702829-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde:
hij op 23 juni 2010 te Lunteren, gemeente Ede, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Vijfsprongweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
hij op 12 juni 2010 te Lunteren, gemeente Ede, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Dorpsstraat, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/800821-10 tenlastegelegde
hij op 27 augustus 2010 te Rhenen, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten Achterbergsestraatweg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/702829-10 onder 1 en 2 tenlastegelegde telkens:
“schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd”.
Ten aanzien van parketnummer 05/800821-10 tenlastegelegde
“schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd”.
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 oktober 2010;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 7 februari 2011, betreffende verdachte.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte heeft bekend afgelopen jaar veelvuldig te hebben geëxhibitioneerd en dit nog steeds doet. Vanwege zijn streng christelijke opvoeding en het gemis aan warmte in zijn jeugd kan hij moeilijk met zijn emoties omgaan en erover praten. Hierdoor kan hij moeilijk ontspannen en ontlaadt hij spanningen middels exhibitioneren. Verder geeft verdachte aan dat hij zelf al hulp heeft gezocht bij het maatschappelijk werk van defensie om te leren omgaan met zijn spanningen. Het recidiverisico wordt hooggemiddeld geschat, omdat verdachte aangeeft ondanks de aanklachten nog steeds te exhibitioneren. Zolang hij bij spanningen geen controle heeft over zijn drang om te exhibitioneren zal hij het blijven doen. Geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden van meldingsgebod en behandelverplichting.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren en met verplicht reclasseringscontact ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij een forensisch poliklinische kliniek van Kairos of een soortgelijke instelling.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft aangegeven dat hij niet het idee heeft dat de slachtoffers nog last hebben van zijn handelen. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij bang is dat zijn seksuele delicten ernstiger kunnen worden indien hij niet verder behandeld wordt. Inmiddels heeft verdachte voldoende motivatie gevonden om deel te nemen aan een behandeling om zijn drang om te willen exhibitioneren te bedwingen. Een gedwongen behandeling zoals door de reclassering wordt geadviseerd en door de officier van justitie wordt overgenomen, zal echter geen zin hebben aangezien hij - verdachte - zich zal verzetten tegen het gedwongen karakter van de behandeling. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet tegen die dwang kan en dat dit averechts zal werken.
Oordeel van de militaire kamer
De militaire kamer overweegt hieromtrent het navolgende.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op de wijze zoals bewezenverklaard. Dat zijn ernstige feiten waarbij nietsvermoedende voorbijgangers op ongewenste en onplezierige wijze in het publieke domein onverhoeds worden geconfronteerd met een persoon die zich exhibitioneert. Dergelijke feiten brengen naast angst bij de direct betrokkenen ook onrust teweeg in de samenleving. De militaire kamer rekent het verdachte in sterke mate aan dat hij zijn drang tot een dergelijk handelen meermaals niet heeft weten te beteugelen en er bewust voor gekozen heeft strafwaardig te handelen. Verder is de militaire kamer van oordeel dat het verontrustend is dat verdachte niet of nauwelijks het laakbare van zijn handelen wenst in te zien en voorts heeft aangeven geen verplicht kader nodig te hebben met betrekking tot zijn behandeling. Ook de gevolgen voor de slachtoffers worden door verdachte sterk gebagatelliseerd. Daarbij komt dat verdachte heeft aangegeven dat het mogelijk is dat hij seksuele delicten van een andere ernstiger aard pleegt indien hij niet verder behandeld wordt, welke vrees, blijkens het reclasseringsrapport door de psycholoog zou worden gedeeld. Het vorenstaande in ogenschouw genomen, met in het bijzonder de proceshouding van verdachte, zijn voor de militaire kamer redenen verdachte te verplichten een behandeling te ondergaan en deze behandeling af te dwingen met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarmee legt de militaire kamer een zwaardere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Het verplichte karakter van de behandeling is naar het oordeel van de militaire kamer noodzakelijk om verdachte te weerhouden degelijke of soortgelijke feiten in de toekomst te plegen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijk gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde van meldplicht en een behandelverplichting.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, ten¬zij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Meldingsgebod
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich binnen 14 dagen volgend op de datum dat het vonnis onherroepelijk is, tijdens kantooruren melden bij de Reclassering Nederland, adres Nieuwe Oeverstraat 65. Hierna moet hij zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode blijven melden zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht.
- Behandelverplichting
De veroordeelde wordt verplicht zich aan te melden bij een forensisch polikliniek van Kairos of een soortgelijke instelling. Dit voor zover en zolang Kairos of die andere instelling dit in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Het verrichten van een werkstraf gedurende zestig (60) uren.
Bepaalt dat, deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat, de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op dertig (30) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. A.Th.M. Vrijhoeven, rechter, als voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. H.T. Wagenaar, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2011.