ECLI:NL:RBARN:2011:BP9001

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/721342-10, 05/601516-08(tul), 05/600453(tul) en 05/600724-09(tul)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor poging tot zware mishandeling met een glas in een uitgaansgelegenheid

Op 28 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 27 november 2010 in Arnhem het slachtoffer, R.T.M., met een glas in de hals geslagen, wat resulteerde in een snijwond. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 70 uur vanwege eerdere voorwaardelijke straffen. Tijdens de zitting op 14 maart 2011 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H. Niemann. De rechtbank oordeelde dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet bij het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen en legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding, en kende een bedrag van € 1.392,08 toe, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en dat de verdachte zich had moeten onthouden van geweld.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Promis II
Parketnummers : 05/721342-10, 05/601516-08 (tul), 05/600453-09 (tul) en
05/600724-09 (tul)
Datum zitting : 14 maart 2011
Datum uitspraak : 28 maart 2011
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum en geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. B.H. Niemann, advocaat te Velp.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2010, althans in de nacht van 26 op 27
november 2010 te Arnhem aan een persoon genaamd R.Th.M. [slachtoffer], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel (een snijwond in de hals), heeft toegebracht, door
deze opzettelijk (met kracht) met een glas in de hals te slaan/steken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 november 2010, althans in de nacht van 26 op 27
november 2010 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan R.Th.M. [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (met kracht)
met een glas in de hals heeft geslagen/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 november 2010, althans in de nacht van 26 op 27
november 2010 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten R.Th.M.
[slachtoffer]), (met kracht) met een glas in de hals heeft geslagen/gestoken,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een snijwond in de hals),
althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevinden zich vorderingen na voorwaardelijke veroordeling (parketnummers 05/601516-08, 05/600453-09 en 05/600724-09).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.H. Niemann, advocaat te Velp.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd R.T.M. [slachtoffer]. Namens hem is ter terechtzitting verschenen M. Verest, medewerkster Slachtofferhulp Nederland.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen jeugdreclasseringstoezicht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen jas, T-shirt en (jogging)broek teruggegeven zullen worden aan de verdachte.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/601516-08 heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 50 (vijftig) uren werkstraf die door de kinderrechter te Arnhem op 13 februari 2009 voorwaardelijk is opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/600453-09 heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 5 (vijf) maanden gevangenisstraf die door de rechtbank te Arnhem op 29 juli 2009 voorwaardelijk is opgelegd.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/600724-09 heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 20 (twintig) uren werkstraf die door de rechtbank te Arnhem op 29 juli 2009 voorwaardelijk is opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts verzocht de vordering van de benadeelde partij R.T.M. [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.403,12, te vermeerderen met de wettelijke rente, toe te wijzen, waarbij zij heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat op basis van de voorhanden zijnde stukken niet kan worden vastgesteld dat aangever [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 27 november 2010 in Arnhem R.T.M. [slachtoffer] (hierna: aangever) met kracht met een glas in de hals geslagen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De officier van justitie acht bewezen dat wist dat hij een glas in de hand had. Door met een glas in zijn hand aangever in de nek slaan heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen voor lief genomen. De officier van justitie acht daarom voorwaardelijk opzet op het zwaar lichamelijk letsel bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Volgens de raadsman heeft verdachte in een reflex gehandeld en was hij er zich niet van bewust dat hij op het moment dat hij sloeg een glas in zijn hand had.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe het navolgende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij “in een reflex” zou hebben gehandeld. Voorzover hij daarmee bedoeld dat zijn handelen een primaire reactie op een prikkel was, die zich buiten zijn bewustzijn afspeelde, wordt dit verworpen, Verdachte verklaart immers dat hij dacht dat er conflict was tussen aangever en zijn broer en dat hij daarop heeft gereageerd door te slaan . Dit impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake was van een handeling die zich buiten zijn bewustzijn afspeelde. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij wel wat had gedronken, maar dat hij niet dronken was . De rechtbank acht het voorts een feit van algemene bekendheid dat degene die een bierglas in zijn hand heeft, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, van het vasthouden van dat glas op de hoogte is, dat ervaart en zich daarvan bewust is. Nu geen uitzonderlijke omstandigheden zijn gebleken of aangevoerd geldt dat ook voor verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte dan ook dat hij een glas in zijn hand had op het moment dat hij aangever daarmee sloeg.
Door iemand met kracht met een glas in de nek te slaan bestaat op grond van algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Nu de gedraging van verdachte kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het mogelijk gevolg, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard, zodat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 november 2010, te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan R.Th.M. [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (met kracht) met een glas in de hals heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 februari 2011;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 2 december 2010;
- een consultbrief van dr. B. Gotink, psychiater, betreffende verdachte, gedateerd 19 januari 2011;
- een briefrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 8 maart 2011, en een voorlichtingsrapport van jeugdreclassering, Bureau Jeugdzorg Gelderland, gedateerd 7 maart 2011, betreffende verdachte.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Door de officier van justitie is voor de afdoening van dit feit een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, geëist.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, de justitiële documentatie van verdachte en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met de maximaal op te leggen werkstraf. Een gevangenisstraf zal de behandeling van de problemen van verdachte en de door hem ingezette positieve ontwikkeling te zeer doorkruisen.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft tijdens een avond stappen het slachtoffer met een glas in de nek geslagen. Dit is een ernstig feit waardoor het slachtoffer een snijwond in zijn nek heeft opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het slaan met een glas in de nek tot nog veel ernstiger lichamelijk letsel kan leiden. Het had dan ook heel anders af kunnen lopen. Feiten als het onderhavige leiden niet alleen in het uitgaansleven tot gevoelens van onrust en onveiligheid, maar hebben ook bij het slachtoffer geleid tot ernstige gevoelens van onveiligheid. Daarnaast heeft het slachtoffer een fors litteken in zijn hals opgelopen.
Uit de aangehaalde de justitiële documentatie blijkt dat verdachte al meerdere malen ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld. Daar komt bij dat verdachte recentelijk nog is veroordeeld ter zake van openlijk geweld, diefstal met geweld en mishandeling, en dat hij nog in diverse proeftijden liep. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens en had zich verre moeten houden van een dergelijke gewelddadige inmenging in een geschil tussen twee andere personen. Door opnieuw een fors geweldmisdrijf te begaan toont verdachte zich zeer hardleers.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak uitsluitend een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is, ook indien dit de - prille - door verdachte ingezette positieve ontwikkeling onderbreekt. Het is aan verdachte om te laten blijken dat het hem na het uitzitten van zijn straf ernst is om zijn leven te beteren.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering worden gebracht.
De rechtbank ziet geen reden om, vooruitlopend op het onherroepelijk worden van dit vonnis, de geschorste voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven jas, T-shirt en (jogging)broek toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie met parketnummer 05/601516-08 juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Arnhem d.d. 13 februari 2009.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie met parketnummer 05/600724-09 juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Arnhem d.d. 29 juli 2009.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie met parketnummer 05/600453-09 juist.
De rechtbank is echter van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen dient te worden, nu verdachte zich goed houdt aan de bijzondere voorwaarde en de rechtbank het van groot belang acht dat het toezicht door de jeugdreclassering wordt voortgezet, zodat toewijzing van de vordering om die reden niet opportuun is. Om de hiervoor vermelde redenen zal de rechtbank de proeftijd verlengen met 1 (één) jaar.
6b. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij R.T.M. [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.369,94, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van het moment van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade en tot een bedrag van € 403,12 aan materiële schade wordt toegewezen. Dit laatste bedrag bestaat uit hoofdzakelijk de kostenposten voor medicatie, kleding, reiskosten en parkeerkosten. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de wettelijke rente wordt toegewezen en dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich voor wat betreft de materiële schade aan bij de officier van justitie
en refereert zich voor wat betreft de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. De rechtbank is van oordeel dat wel vastgesteld kan worden dat in ieder geval een bedrag van € 1.000,- aan schadevergoeding op zijn plaats is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden materiële schade, met uitzondering van de wettelijke eigen bijdrage verzekering 2010 en 2011 à respectievelijk € 165,- en € 170,-, rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde strafbare feit en voldoende met stukken is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de wettelijke eigen bedragen verzekering niet voldoende is onderbouwd dat deze geheel aan het strafbare feit zijn te wijten. De vordering zal voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank overweegt ten aanzien van de misgelopen modellenopdracht dat deze post voldoende onderbouwd is middels een e-mailbericht (bijlage 3 van het voegingsformulier). De rechtbank zal daarom ook deze post toewijzen.
De rechtbank zal daarom een bedrag van € 392,08 toewijzen aan materiële schade.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van in totaal € 1.392,04 zal worden toegewezen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering, waarbij de zaak ten behoeve van bewijslevering zou moeten worden aangehouden, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 november 2010.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14f, 14g, 24c, 27, 36f, 45, 77dd en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht.
Beveelt de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een jas, een T-shirt en een (jogging)broek, aan de veroordeelde.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/601516-08.
Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Arnhem, d.d. 13 februari 2009, onder parketnummer 05/601516-08.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/600453-09.
Wijst af de vordering van de officier van justitie, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 29 juli 2009, onder parketnummer 05/600453-09, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Verlengt de proeftijd met 1 (één) jaar, met handhaving van de destijds opgelegde bijzondere voorwaarde.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/600724-09.
Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken te Arnhem, d.d. 29 juli 2009, onder parketnummer 05/600724-09.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij R.T.M. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan R.T.M. [slachtoffer], te betalen € 1.392,08,- (duizenddriehonderdtweeënnegentig euro en acht cent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 november 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.392,08, subsidiair 23 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer R.T.M. [slachtoffer], te betalen € 1.392,08 (duizend driehonderdtweeënnegentig euro en acht cent), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 november 2010, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter, als voorzitter,
mr. A.G. Broek- de Stigter, rechter,
mr. F.N.J. Jansen, rechter,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2011.