zaaknummer / rolnummer: 194765 / HA ZA 10-10
Vonnis in vrijwaring van 16 maart 2011
[eisers],
eisers,
advocaat mr. M.E. Bosman te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPINVEST B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Marcus te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna [eisers] en Hypinvest genoemd worden. Afzonderlijk worden [eisers] aangeduid met A. [eisers] en D. [eisers].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 april 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 14 september 2010
- de akte van [eisers]
- de akte van Hypinvest.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn broer en zus. Zij hebben in oktober/november 2007 met Vivare Projecten B.V. (verder: Vivare) een koop/aannemingovereenkomst gesloten voor een perceel bouwgrond met een daarop in aanbouw zijnde woning aan de [adres/woonplaats] voor een koop/aanneemsom van € 274.000,00.
2.2. De levering vond plaats op 5 februari 2008. Op grond van de gesloten overeenkomst zijn de grondkosten ad € 68.500,00 voldaan bij het verlijden van de akte van levering. De aanneemsom ad € 205.500,00 diende te worden voldaan in tien bouwtermijnen, met dien verstande dat 5% in depot mocht blijven bij de notaris tot drie maanden na oplevering van de woning in verband met mogelijke gebreken bij de oplevering. De tien bouwtermijnen zijn inmiddels verstreken. [eisers] hebben een opeisbaar bedrag van € 28.867,17 onbetaald gelaten.
2.3. Vivare heeft [eisers] ter zake in rechte aangesproken en zij zijn bij vonnis van deze rechtbank van 20 januari 2010 veroordeeld om aan Vivare te betalen, inclusief verstreken contractuele rente en incassokosten, een bedrag van € 30.379,06, te vermeerderen met verdere rente, beslagkosten en proceskosten.
2.4. Voor de financiering van de koop/aanneemsom hadden [eisers] zich via hun hypotheekadviseur De Hypotheker Zevenaar (de heer [betrokkene]) gewend tot Gmac hypotheken, de rechtsvoorganger van Hypinvest (verder vereenzelvigd Hypinvest te noemen). [eisers] hadden reeds leningen uitstaan, die moesten worden meegefinancierd.
Hypinvest heeft op 9 oktober 2007 een offerte uitgebracht voor een zogenaamde Meer Mogelijk Hypotheek.
2.5. In deze offerte heeft Hypinvest aan [eisers] een hypothecaire lening aangeboden voor een totaalbedrag van € 340.000,00 met een economische looptijd van 30 jaar, aflossingsvrij en tegen een nominale rente van 5,650% per jaar.
In de offerte is vermeld:
Maandelijks met u afgesproken te incasseren tijdens de
bouwperiode, geschat tot 30 november 2008
- voor uw lening EUR 0,00
Maandelijks te incasseren na de bouwperiode
- voor uw lening EUR 1.600,83
Voorts vermeldt de offerte:
Aflossing lopende financiering
Het Doorlopend Krediet bij ALLE KREDIETEN!!! dient te zijn afgelost, respectievelijk te zijn opgeheven vóórdat gelden uit de geoffreerde lening worden uitbetaald.
Verder staat onder het vetgedrukte kopje ‘Waarschuwing!’:
De hoogte van de in deze offerte aangeboden lening bedraagt meer dan de marktwaarde van het onderpand. Indien het onderpand onderhands of via een gedwongen verkoop verkocht wordt, loopt u het risico dat de verkoopopbrengst niet voldoende is om de lening volledig af te lossen. Er ontstaat dan een restschuld. U blijft echter aansprakelijk voor de terugbetaling van de rechtschuld.
Aan het slot van de offerte staat vermeld:
Maximale leencapaciteit volgens de gedragscode EUR 244.472,00
Conform de normen over de bepaling van de leencapaciteit van consumenten, welke zijn opgenomen in artikel 6 van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen, kunt u maximaal het hierboven genoemde bedrag lenen. De door u aangevraagde lening is echter hoger dan op basis van deze normen verstrekt zou kunnen worden. Dit kan gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van uw hypotheeklast. In bijzondere gevallen is het toegestaan om meer te verstrekken dan op basis van de maximale leencapaciteit mogelijk is. In uw geval zijn wij bereid u om bovengenoemde lening te verstrekken.
In de offerte wordt [eisers] verzocht de nodige bescheiden in te dienen, waaronder een persoonlijk ondertekende acceptatie, het door de aanvragers ingevulde en ondertekende originele aanvraagformulier, kopieën van identiteitsbewijzen, recente werkgeversverklaringen, salarisstroken en betalingsbewijzen, intentieverklaringen vast dienstverband en een specificatie van het meerwerk.
2.6. In de offerte worden voorts door Hypinvest haar algemene leningvoorwaarden van toepassing verklaard. In paragraaf 7.3.2. van deze leningvoorwaarden is bepaald dat bij nieuwbouw de verschuldigde rentetermijnen in mindering worden gebracht op het saldo van het bouwdepot.
2.7. [eisers] hebben de acceptatieverklaring op 22 oktober 2007 ondertekend teruggestuurd. Op de door [eisers] ondertekende acceptatieverklaring staat voorgedrukt dat zij door ondertekening verklaren dat de financier hen heeft gewezen op de overschrijding ten aanzien van de normen inzake de leencapaciteit van de Gedragscode Hypothecaire Financiers en dat zij de daaraan verbonden risico’s begrijpen en accepteren.
2.8. Voorts hebben [eisers] door hun werkgevers ondertekende werkgeversverklaringen ingediend waarin was vermeld dat zij beiden in tijdelijk dienstverband waren met bruto jaarsalarissen van respectievelijk € 32.400,00 en € 37.382,34 en dat hun werkgevers de intentie hadden om de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te laten opvolgen door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Tevens hebben [eisers] ingediend een getekende meer en minderwerk specificatie voor het bedrag van nihil.
2.9. Na ontvangst van deze bescheiden heeft Hypinvest navraag gedaan bij het bureau Kredietregistratie (BKR) en daarbij is gebleken dat op naam van [eisers] meer kredieten stonden dan was opgegeven in na te melden aanvraagformulier, waarin slechts een doorlopend krediet op naam van A. [eisers] was opgegeven met een hoofdsom van € 25.000,00 met een jaarlast van € 3.000,00. De BKR-informatie behelsde dat [eisers] gezamenlijk bij zeven verschillende instanties een schuld hadden van in totaal € 50.514,41. Niettemin heeft Hypinvest de aanvraag van [eisers] voor het krediet geaccepteerd.
2.10. Op 5 februari 2008, zijnde de datum van levering van de onroerende zaak, is de notariële akte van geldlening en hypotheekstelling gepasseerd en is de lening aan [eisers] verstrekt, met dien verstande dat een gedeelte van het geld bleef staan in een zogenaamd bouwdepot.
2.11. De afrekenstaat van de notaris, die op voorhand in concept aan [eisers] is toegestuurd, vermeldt dat de grondtermijn ad € 68.500 is voldaan aan de projectontwikkelaar, dat € 3.400,00 is ingehouden wegens afsluitprovisie en dat € 205.500,00 in het bouwdepot is gesteld. Het restant ad € 131.100,00 is aangewend voor voldoening van de kosten en voor de aflossing van andere schulden van [eisers] voor in totaal € 64.533,78.
2.12. [eisers] hebben na het transport en de aflossing van de bestaande schulden opnieuw bij een andere geldschieter een krediet geopend ten bedrage van € 35.000,00.
2.13. [eisers] hebben na het transport regelmatig voor de verschillende termijnen declaratielijsten nieuwbouwdepot ingediend bij Stater Nederland B.V., die voor Hypinvest de administratieve afwikkeling van de geldlening verzorgt. De desbetreffende facturen zijn ten laste van het bouwdepot uitbetaald aan Vivare. [eisers] ontvingen maandelijks een overzicht van hun bouwdepotrekening, waarop de mutaties werden vermeld en gespecificeerd. Hierop werd telkens aangegeven welke bedragen waren uitbetaald aan het notariskantoor en aan Vivare en stond ook maandelijks een debitering ten gunste van Hypinvest voor het bedrag van € 1.600,83 met de omschrijving: ‘verrekening i.v.m. maandbedrag/aflossing’ en een creditering ten gunste van [eisers] voor gestaag afnemende bedragen met de omschrijving: ‘rentevergoeding’. Boven de streep stond telkens: ‘gem. rentepercentage : 5,650%’.
2.14. Bij de declaratielijst van 29 april 2009 zijn de laatste bouwtermijnen ten bedrage van € 51.375,00 en € 10.275,00 ingediend, alsmede een meerwerknota ten bedrage van € 10.859,00. Van deze rekeningen is slechts een gedeelte, groot € 22.507,81, uit het bouwdepot uitbetaald omdat het saldo ontoereikend was. Stater heeft dit aan [eisers] medegedeeld bij schrijven van 6 mei 2009 met verzoek om het verschil rechtstreeks aan Vivare te betalen. Dat hebben [eisers] niet gedaan.
2.15. [eisers] hebben ook een aanzienlijke achterstand laten ontstaan in hun renteverplichtingen jegens Hypinvest. [eisers] zijn inmiddels beiden werkloos.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen, samengevat:
1. Hypinvest te veroordelen om aan hen al hetgeen te betalen, waartoe zij als gedaagden in de hoofdzaak jegens Vivare mochten worden veroordeeld, met inbegrip van de kosten;
2. voor recht te verklaren dat Hypinvest ten opzichte van [eisers] toerekenbaar is tekortgeschoten door vanaf 4 februari 2008 tot aan het einde van de bouwperiode in strijd met de financieringsovereenkomst een rentebedrag van € 1.600,83 op het bouwdepot in mindering te brengen, zodat zij de als gevolg hiervan opgekomen schade dient te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. voor recht te verklaren dat Hypinvest ten opzichte van [eisers] haar zorgplicht heeft geschonden en daarom onrechtmatig heeft gehandeld, zodat zij de als gevolg hiervan opgekomen schade dient te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. Hypinvest te veroordelen in de proceskosten met nasalaris.
3.2. Hypinvest voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt voor zoveel nodig hieronder nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Hypinvest heeft in haar conclusie van antwoord de rechtbank verzocht om op de voet van artikel 843a Rv te bepalen dat [eisers] alsnog een hypotheeklastenberekening en overige stukken in het geding brengt. Dit verzoek is op de comparitie behandeld en daar is overeengekomen dat [eisers] de hypotheeklastenberekening bij akte in het geding zou brengen. Een verdere of andere beslissing in dit incident is niet nodig.
4.2. Hoewel dit in de dagvaarding niet duidelijk is vermeld, betreft deze zaak een vrijwaringprocedure, die samenhangt met de hoofdzaak tussen Vivare en [eisers] met zaak- en rolnummer 188029 / HA ZA 09-1380. In deze hoofdzaak heeft de rechtbank [eisers] bij incidenteel vonnis van 18 november 2009 toegestaan om Hypinvest in vrijwaring op te roepen. Bij [eisers] is in deze afgeleide zaak dan ook geen afzonderlijk vastrecht geheven. Dit is overigens ook de reden, waarom Hypinvest voor deze rechtbank gedagvaard mocht worden. In een gewone zaak hadden [eisers] Hypinvest op grond van haar vestigingsplaats moeten dagvaarden voor de rechtbank ’s-Gravenhage.
Ter comparitie heeft Hypinvest ermee ingestemd dat deze procedure wordt aangemerkt als een vrijwaringzaak.
4.3. In een vrijwaringzaak past geen veroordeling tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. In zoverre zijn [eisers] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
In de hoofdzaak hebben [eisers] geen verweer gevoerd en in deze zaak is reeds eindvonnis gewezen. Dit betreft het bij de feiten genoemde vonnis van 20 januari 2010. De rechtbank verstaat de vorderingen van [eisers] aldus dat zij vorderen om Hypinvest te veroordelen om aan hen al hetgeen te betalen waartoe zij in de hoofdzaak jegens Vivare zijn veroordeeld, te vermeerderen met de proceskosten van deze vrijwaringzaak, waarbij de door hen gevorderde verklaringen voor recht bedoeld zijn als de grondslagen voor deze vordering tot vrijwaring.
4.4. De eerste grondslag is een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verbintenissen, doordat Hypinvest ook tijdens de bouwperiode hypotheekrente in rekening heeft gebracht en heeft afgeboekt op het bouwdepot. [eisers] menen dat was overeengekomen dat zij tijdens de bouwperiode geen rente verschuldigd zouden zijn. Dit leiden zij af uit de vermelding in de offerte dat tijdens de bouwperiode voor hun lening nihil geïncasseerd zou worden.
4.5. Deze mening is ongefundeerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt, waarbij zij voorop stelt dat deze mening zeldzaam naïef is voor geldleners als [eisers], die beiden een HBO-opleiding hebben genoten. Blijkbaar denken zij dat er zakelijke geldschieters bestaan, die bereid zijn om aan consumenten substantiële bedragen ter beschikking te stellen zonder daarvoor rente te vragen.
4.6. Hypinvest heeft het aanvraagformulier overgelegd, dat hij bij haar is ingediend door of namens [eisers] en waarvan in de offerte het origineel was opgevraagd. Dit aanvraagformulier, getiteld Aanvraag Hypothecaire Geldlening Nieuwbouw, is gedateerd op 23 oktober 2007 en is, naar de rechtbank aanneemt, opgemaakt door De Hypotheker Zevenaar. Het is voor A. [eisers] en voor D. [eisers] ondertekend met onderling verschillende handtekeningen. In dit aanvraagformulier is uitdrukkelijk verzocht om de hypotheekrente tot de oplevering mee te financieren, en wel voor een bedrag van € 13.000,00. Bij deze aanvraag werd uitgegaan van een oplever-/bewoningsdatum per 1 november 2008.
4.7. Hieruit volgt dat de aanvragers zich terdege bewust waren van het feit dat ook tijdens de bouwperiode hypotheekrente verschuldigd zou zijn over de koopsom voor de bouwgrond en over het opgenomen gedeelte van het bouwdepot.
Dit is, naar het oordeel van de rechtbank, ook vanzelfsprekend. Zoals Hypinvest onweersproken heeft gesteld, is het bij bouwdepots algemeen gebruikelijk dat de overeengekomen rente gedebiteerd wordt, met creditering van de rente over het nog in depot blijvende bedrag. Dit wordt overigens ook duidelijk uiteengezet in de Algemene Leningvoorwaarden van Hypinvest, die deel uitmaken van de financieringsovereenkomst.
4.8. [eisers] stellen ter comparitie dat dit aanvraagformulier niet door hen is ondertekend en dat zij voor het eerst geconfronteerd zijn met dit aanvraagformulier bij de conclusie van antwoord van Hypinvest.
De rechtbank overweegt dat in deze zaak geen aanleiding bestaat om de handtekeningen te onderwerpen aan een onderzoek door een handschriftkundige. De stelling van [eisers] dat zij voor het eerst bij de conclusie van antwoord van Hypinvest geconfronteerd zijn met dit stuk, beschouwt de rechtbank als tekenend voor hun omgang met essentiële documenten, waarvan in het rechtsverkeer mag worden aangenomen dat de consument, die op het punt staat een belangrijke en voor hem zeer ingrijpende financiële beslissing te nemen, deze met de nodige zorgvuldigheid en aandacht behandelt en leest. Bij nadere bestudering van de gedingstukken blijkt namelijk dat [eisers] de eerste en de laatste pagina van dit aanvraagformulier (met de gesteld valse handtekeningen) zelf reeds hadden overgelegd bij hun dagvaarding, productie 9. Dit stuk was dus al lang in hun bezit.
4.9. Wat hiervan verder zij, niet betwist is dat het formulier namens [eisers] bij Hypinvest is ingediend. Indien dit formulier door iemand anders dan [eisers] voor hen zou zijn ondertekend, dan moet, zoals Hypinvest onweersproken heeft gesteld, ervan worden uitgegaan dat dit is gedaan door hun gemachtigde hypotheekadviseur, De Hypotheker Zevenaar. Deze ondertekening dient daarom in de rechtsverhouding met Hypinvest evengoed aan [eisers] te worden toegerekend.
4.10. Voorts blijkt uit de hypotheeklastenberekening, die [eisers] in opdracht van de rechtbank na de comparitie bij akte hebben overgelegd, dat ook voor het eerste jaar van de looptijd van de lening en dus tijdens de bouwperiode, rekening is gehouden met een bruto maandlast van € 1.601,00. Deze hypotheeklastenberekening is opgemaakt door [eisers]’s adviseur, De Hypotheker, en moet, naar de rechtbank aanneemt, vóór de totstandkoming van de geldlening door die adviseur aan [eisers] zijn voorgelegd en/of met hen zijn besproken. Dit stuk is geadresseerd aan de heer [eisers] op het adres waar D. [eisers] volgens de dagvaarding woont.
4.11. Op grond van een en ander hadden [eisers] in redelijkheid moeten begrijpen dat de vermelding in de offerte dat tijdens de bouwperiode geen rente geïncasseerd zou worden, betekende dat [eisers] de maandelijks verschuldigde rente nog niet hoefden over te maken, maar dat deze rente zou worden afgeboekt van het krediet en dus van het voor de bouw in depot gebleven gedeelte daarvan.
4.12. Voorts had voor [eisers] uit de maandelijks aan hen toegestuurde bouwdepotoverzichten duidelijk moeten zijn dat iedere maand de overeengekomen rente van 5,650% op jaarbasis in rekening werd gebracht over het opgenomen gedeelte van het bouwdepot. Heel duidelijk werd telkens het vaste maandbedrag van € 1.600,83 gedebiteerd en werd een afnemend bedrag gecrediteerd, hetgeen uiteraard betrekking had op het nog in depot gebleven gedeelte van de lening. Met recht heeft Hypinvest dan ook aan [eisers] tegengeworpen dat zij, indien zij meenden dat dit niet in overeenstemming was met hetgeen zij met Hypinvest waren overeengekomen, naar aanleiding van deze maandoverzichten hadden moeten protesteren bij Hypinvest. Het eerste maandoverzicht dateert van maart 2008. Hypinvest heeft onweersproken gesteld dat [eisers] voor het eerst bij brief van 10 augustus 2009 hebben geklaagd over de beweerde tekortkoming onder de geldleningovereenkomst. Dit was circa 17 maanden na het moment, waarop [eisers] naar objectieve maatstaven van het beweerde gebrek op de hoogte hadden moeten zijn. Ingevolge artikel 6:89 BW konden [eisers] toen geen beroep meer doen op het gestelde gebrek in de prestatie van Hypinvest.
4.13. [eisers] hebben ter comparitie verklaard dat zij de maandelijkse overzichten wel hebben ontvangen, maar niet goed hebben bestudeerd. Dit dient voor hun rekening te blijven. Hypinvest mocht in redelijkheid ervan uitgaan dat [eisers] deze berichtgeving met de van hen te vergen aandacht zouden bekijken en dat zij vragen zouden stellen, indien zij de overzichten niet begrepen.
4.14. Hierbij tekent de rechtbank aan dat [eisers] naar objectieve maatstaven afdoende maatregelen hadden kunnen treffen om ervoor te zorgen dat het bouwdepot toereikend zou blijven, ook bij afboeking van de overeengekomen rente tijdens de bouw. Voorop staat dat aan henzelf moet worden toegerekend dat van de lening een aanzienlijk lager bedrag overbleef voor het bouwdepot dan beoogd, omdat aanzienlijk meer bestaande schulden werden afgelost dan in hun aanvraagformulier waren opgegeven en uit de BKR-informatie hadden kunnen blijken. [eisers] hebben bij hun aanvraag bestaande schulden verzwegen en dit kan uiteraard niet worden toegerekend aan Hypinvest. Evenmin kan Hypinvest worden toegerekend dat de bouwperiode aanzienlijk langer heeft geduurd dan [eisers] aan haar hadden opgegeven. In de aanvraag en de offerte werd op basis van de mededelingen van [eisers] uitgegaan van een oplevering in november 2008, maar uiteindelijk blijkt de woning eerst op 13 mei 2009 te zijn opgeleverd. Deze vertraging heeft geleid tot een langere periode van dubbele woonlasten, maar dit kan Hypinvest niet worden toegerekend.
Los daarvan echter, had het gegeven dat een gedeelte van het bouwdepot zou worden aangewend voor de renteschuld, [eisers] ervan moeten weerhouden om, in strijd met de geest van de geldleningovereenkomst, waarin werd uitgegaan van volledige aflossing van alle andere kredieten, zeer kort na de totstandkoming van die overeenkomst toch weer opnieuw een aanzienlijk krediet bij een andere financiële instelling aan te gaan voor het bedrag van € 35.000,00 en dit krediet aan te wenden voor een andere bestemming. Dit bedrag is veel hoger dan de tijdens de bouw afgeboekte rente. Voorts hebben [eisers] in strijd met hun opgave vóór de geldlening voor meer dan € 10.000,00 meerwerk laten uitvoeren en gedeclareerd op het bouwdepot.
4.15. De tussenconclusie is dat de eerste rechtsgrond voor de gevorderde vrijwaring faalt.
4.16. De tweede rechtsgrond behelst dat Hypinvest onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij haar zorgplicht als financiële instelling zou hebben geschonden door aan [eisers] een krediet te verstrekken, waarvoor zij onvoldoende draagkracht hebben. [eisers] stellen dat Hypinvest hen op grond van de beschikbare gegevens had moeten weerhouden van het sluiten van de hypotheekschuld. Tevens verwijten [eisers] Hypinvest dat zij hen had moeten waarschuwen voor de mogelijkheid van een aanzienlijke restschuld bij (gedwongen) verkoop van de woning.
4.17. Bij deze verwijten stelt de rechtbank voorop dat, anders dan [eisers] betogen, aan Hypinvest niet kan worden toegerekend dat [eisers] uit de lening aanzienlijk meer bestaande schulden hebben laten aflossen dan zij in hun aanvraagformulier hadden opgegeven en uit de BKR-informatie bij Hypinvest bekend waren en dat daardoor minder geld beschikbaar kwam voor de afbouw van de woning. Nog daargelaten dat dit in de eerste plaats aan [eisers] zelf moet worden toegerekend, omdat zij met die schulden bekend moeten zijn geweest en die schulden blijkbaar hebben verzwegen, geldt dat Hypinvest onweersproken heeft gesteld dat de (concept)afrekening van de notaris niet aan haar is toegestuurd en dat zij niet bekend kon zijn met die extra schulden.
4.18. Voorts kunnen [eisers] niet aan Hypinvest toerekenen, wat zij wel proberen te doen, dat zij beiden ondanks de door hen ingediende intentieverklaringen van hun werkgevers, geen vast dienstverband hebben gekregen en werkloos zijn geworden. In redelijkheid hoefde Hypinvest hen niet te waarschuwen voor de gevolgen van deze werkeloosheid voor hun aflossingscapaciteit. Die gevolgen zijn immers vanzelfsprekend en van mensen met een HBO-opleiding zoals [eisers] mag worden aangenomen dat zij dit soort risico’s heel goed kunnen inschatten, terwijl Hypinvest uiteraard niet voor niets de bedoelde intentieverklaringen van hun werkgevers heeft verlangd.
4.19. Voorts is ongegrond dat Hypinvest [eisers] niet zou hebben gewezen op- en gewaarschuwd voor de risico’s van de overkreditering en het ontstaan van een restschuld bij (gedwongen) verkoop van de woning. Dit staat immers uitdrukkelijk in de bij de feiten gedeeltelijk geciteerde offerte en [eisers] hebben voor hun bekendheid met de risico’s van de overkreditering ook nog eens getekend op hun acceptatieverklaring. Met deze duidelijke waarschuwingen heeft Hypinvest, naar het oordeel van de rechtbank, genoegzaam voldaan aan haar zorgplicht.
4.20. Terzijde merkt de rechtbank op dat zij de indruk heeft dat Hypinvest bij de verstrekking van de hypothecaire lening ten onrechte ervan uitging dat [eisers] zouden gaan samenwonen in de nieuwbouwwoning en dat de in het aanvraagformulier vermelde hypotheekschuld van € 150.000,00 bij ING Bank Hypotheken op de huidige woning aan het Kramersgildeplein 66 te Arnhem zou worden afgelost met de opbrengst van de verkoop van dit koophuis. Partijen hebben hieraan geen aandacht gegeven in hun processtukken, maar de rechtbank overweegt ambtshalve dat ook dit misverstand moet worden toegerekend niet aan Hypinvest, maar aan [eisers]. Zij hebben immers in hun aanvraagformulier opgegeven dat deze reeds bestaande hypotheekschuld op naam van beiden stond en dat voor hen beiden hun toekomstige burgerlijke staat ‘samenwonend met contract’ was. Nu niet anders was opgegeven, mocht Hypinvest in redelijkheid ervan uitgaan dat [eisers] van plan waren om met elkaar te gaan samenwonen in de nieuwbouwwoning, die zij samen hebben gekocht. Uit de gedingstukken blijkt echter dat zij niet zijn gaan samenwonen en dat zij beiden wonen op een eigen adres.
4.21. De slotsom is dat ook de tweede grondslag faalt, zodat de vordering tot vrijwaring moet worden afgewezen. De rechtbank zal [eisers] als de in het ongelijk gestelde partij, zoals door Hypinvest gevorderd, hoofdelijk veroordelen in de kosten van deze vrijwaringzaak, vermeerderd met de nakosten en rente. De kosten aan de zijde van Hypinvest worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- griffierecht 675,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.447,50 (2,5 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 2.122,50.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] hoofdelijk, des dat betaling door de een de ander zal kwijten tot het bedrag van die betaling, in de proceskosten aan de zijde van Hypinvest, tot op heden begroot op € 2.122,50, te vermeerderen met nakosten van Hypinvest, begroot op € 131,00 voor nasalaris advocaat, vermeerderd met € 68,00 indien betekening van dit vonnis noodzakelijk zal zijn, alsmede te vermeerderen de wettelijke rente over deze bedragen vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.