ECLI:NL:RBARN:2011:BP9265

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/4373
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor kap van bomen te Beuningen

Op 18 maart 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door verzoekers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen. Het verzoek was gericht tegen een besluit van 30 november 2010, waarbij een omgevingsvergunning was verleend voor het kappen van meerdere bomen op de locatie Wilgenoord te Beuningen. Verzoekers stelden dat de gemeente had toegezegd geen onomkeerbare handelingen te verrichten totdat er uitspraak was gedaan in de bodemprocedure over het bestemmingsplan Wilgenoord. Echter, de rechtbank oordeelde dat deze toezegging niet van toepassing was op de voorgenomen kap van bomen.

De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank in geval van intrekking van het beroep kan besluiten tot proceskostenveroordeling, maar dat in dit geval geen sprake was van tegemoetkoming aan het verzoekers. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers voldoende tijd hadden om met verweerder in overleg te treden voordat het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend. De omgevingsvergunning was weliswaar verleend, maar zou pas in werking treden na afloop van de bezwaartermijn van zes weken.

De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af, maar bepaalde wel dat het griffierecht van € 150 aan verzoekers moest worden gerestitueerd. De uitspraak werd gedaan zonder dat partijen op een zitting hoefden te verschijnen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/4373
Uitspraak ingevolge artikel 8:84, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 18 maart 2011.
inzake
[Verzoekers], verzoekers,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Jaasma,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen, verweerder.
1. Inleiding
Bij schrijven van 3 december 2010 hebben verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend in verband met het besluit van verweerder van 30 november 2010, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van meerdere bomen op de locatie Wilgenoord te Beuningen.
Bij fax van 6 december 2010 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld, dat hij geen gebruik maakt van de omgevingsvergunning, totdat op 2 februari 2011 bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) het beroep dient tegen het bestemmingsplan Wilgenoord.
Naar aanleiding daarvan hebben verzoekers bij schrijven van 7 december 2010 het verzoek ingetrokken. Daarbij is verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Vervolgens heeft de rechtbank bij schrijven van 13 december 2010 verweerder in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren.
Van deze gelegenheid heeft verweerder gebruik gemaakt.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de proceskosten veroordelen.
Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, van de Awb is artikel 8:75a van die wet van overeenkomstige toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure.
Op voet van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, omdat het verzoek - hier: het verzoek om een proceskostenveroordeling – kennelijk ongegrond is. De in deze bepalingen bedoelde situatie doet zich hier voor.
In het verzoek om voorlopige voorziening wordt betoogd dat de gemeente tijdens de behandeling bij de Voorzitter van de Afdeling van een verzoek om voorlopige voorziening in verband met het bestemmingsplan Wilgenoord, heeft toegezegd dat geen onomkeerbare handelingen zullen worden verricht totdat uitspraak zal zijn gedaan in de bodemprocedure in die zaak. Kennelijk hebben verzoekers alsook verweerder deze toezegging opgevat als zich ook uitstrekkend over de voorgenomen kap van bomen, zodat verweerder met de fax van 6 december 2010 geen nieuwe of andere toezegging heeft gedaan, als hij al had gedaan ten tijde van het indienen van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in deze zaak. Daarom is niet aan het verzoek van verzoekers tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb en bestaat geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekers. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoekers tijd hadden om met verweerder ter zake in overleg te treden voordat een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ter zake van de bomen zou worden ingediend. De litigieuze omgevingsvergunning is immers weliswaar verleend op 30 november 2010 doch treedt krachtens artikel 6.1., tweede lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht eerst in werking met ingang van de dag na afloop van de bezwaartermijn van zes weken.
Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat de griffier het griffierecht aan verzoekers restitueert.
Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen af;
II. bepaalt dat de griffier het griffierecht van € 150 aan verzoekers restitueert.
Aldus gegeven door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2011.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: 18 maart 2011.