ECLI:NL:RBARN:2011:BQ2549
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gebruik van gezamenlijke vakantiewoning in Zuid-Frankrijk
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee partijen die gezamenlijk eigenaar zijn van een vakantiehuis in Zuid-Frankrijk. De partijen zijn nog met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden, maar zijn feitelijk uit elkaar gegaan. De gedaagde in conventie heeft de voorzieningenrechter verzocht om de eiser in conventie te veroordelen om haar gelegenheid te geven gebruik te maken van de gezamenlijke vakantiewoning gedurende zes weken in 2011, met specifieke verzoeken voor de periode van 1 tot 15 mei 2011.
De eiser in conventie heeft betoogd dat het vakantiehuis in de maanden mei tot en met september ter verhuur moet worden aangeboden en dat het verblijf van de gedaagde in deze periode niet wenselijk is. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat de gedaagde in het verleden gebruik heeft gemaakt van de vakantiewoning en dat er onvoldoende bewijs is dat de eiser in conventie een gelijkwaardig belang heeft om in die periode in het huis te verblijven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een gerechtvaardigd belang heeft om in de periode van 1 tot 15 mei 2011 in het huis te verblijven, vooral omdat zij in die periode geen andere woonruimte in Nederland heeft.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de gedaagde in conventie toegewezen, waarbij de eiser in conventie is veroordeeld om de gedaagde gelegenheid te geven gebruik te maken van de vakantiewoning. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. D.T. Boks op 4 april 2011.