ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3378

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800779-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • A.T.M. Vrijhoeven
  • F.N.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voormalig marechaussee voor opzettelijk brandstichten in cellencomplex

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 2 mei 2011 uitspraak gedaan tegen een voormalig marechaussee der 1e klasse, die werd beschuldigd van opzettelijk brandstichten in een cellencomplex. De verdachte stak op 15 juli 2010 in Maastricht ontsmettingsvloeistof in brand, wat leidde tot grote steekvlammen en een potentieel gevaar voor de aanwezige arrestanten en personeel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die dit als een 'geintje' beschouwde, de grenzen van wat acceptabel is ver overschreed. De gevolgen van zijn handelen hadden desastreus kunnen zijn, en de militaire kamer rekende het de verdachte zwaar aan dat hij zo onbezonnen met zijn verantwoordelijkheden omging.

Tijdens de zitting op 18 april 2011 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Reitsma. De officier van justitie eiste een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De verdediging voerde aan dat de gevolgen van het aansteken van de ontsmettingsvloeistof niet te voorzien waren, maar de militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de brandbaarheid van het middel en dat de gevolgen van zijn handelen, zoals een felle brand, te voorzien waren.

De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan opzettelijk brandstichten, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De militaire kamer legde een werkstraf op van 240 uren, met de bepaling dat deze binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis moet worden voltooid. De rechtbank hield rekening met het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat het recidiverisico laag was en dat de verdachte spijt betuigde over zijn handelen. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de verantwoordelijkheden van de verdachte als arrestantenbewaarder.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Parketnummer : 05/800779-10
Datum zitting : 18 april 2011
Datum uitspraak : 2 mei 2011
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1984 te Valkenswaard,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
voormalig Marechausse 1e klasse, [rangnummer]
Raadsman: mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
Officier van justitie: mr. S.Z. Wiarda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2010, te Maastricht, in ieder geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht in het cellencomplex van de regiopolitie
Limburg-Zuid, immers heeft verdachte toen aldaar een hoeveelheid licht
ontvlambare stof (Nedalco-Des-O), op een balie in dat cellencomplex in brand
gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die
licht ontvlambare vloeistof, althans met (een) brandbare stof(fen),
tengevolge waarvan een doek en/of een plastic bak geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor de in die ruimte aanwezige kasten, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor [betrokkene1] en/of [betrokkene2] en/of overig personeel en/of in cellen ingesloten verdachten en/of
arrestanten, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 april 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De raadsman heeft betoogd dat de voorzienbaarheid van hetgeen uiteindelijk heeft plaatsgevonden niet aanwezig is geweest. Immers uit de algemene ervaringsregels waren de gevolgen niet te voorzien. Het ging hier om een kleine hoeveelheid schoonmaakmiddel die aangestoken werd. Daarbij komt dat een schoonmaakmiddel in de algemene zin niet de eigenschap heeft om vlam te vatten en dat het vuur zich over de balie heeft verspreid doordat er (waarschijnlijk) nog een zweem van het afgenomen schoonmaakmiddel op de balie zat. Het was voor verdachte niet te voorzien dat het aansteken van een kleine hoeveelheid schoonmaakmiddel een dergelijke heftige brand veroorzaakte. Om die reden dient de verdachte te worden vrijgesproken.
De militaire kamer overweegt als volgt.
Verdachte wist dat de balie in het cellencomplex net was afgenomen met een desinfecteervloeistof, waarin alcohol zat. Hij wist dat dit ontsmettingsmiddel licht ontvlambaar was.
Op de balie bevond zich nog een plasje van dit ontsmettingsmiddel, ter grootte van een rijksdaalder. Naast dit plasje stond een bak, met waarin een hoeveelheid van dezelfde vloeistof. Verdachte heeft het plasje aangestoken, waarna het vuur zich verspreidde over de hele balie en ook de bak met vloeistof vlam vatte. De vlammen reikten bijna tot het plafond.
De militaire kamer acht het een feit van algemene bekendheid dat het aansteken van een alcoholhoudend, licht ontvlambaar ontsmettingsmiddel ook in relatief kleine hoeveelheid tot grote steekvlammen kan leiden.
Gelet op het vorenstaande is de militaire kamer van oordeel dat de gevolgen van het handelen van verdachte, te weten het ontstaan van een felle brand met hoge vlammen en het gevaar dat daaruit voortvloeide, naar algemene ervaringsregels waren te voorzien.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 15 juli 2010, te Maastricht, opzettelijk brand heeft gesticht in het cellencomplex van de regiopolitie Limburg-Zuid, immers heeft verdachte toen aldaar een hoeveelheid licht
ontvlambare stof (Nedalco-Des-O), op een balie in dat cellencomplex in brand
gestoken tengevolge waarvan een plastic bak gedeeltelijk is verbrand terwijl daarvan gemeen
gevaar voor de in die ruimte aanwezige kasten en levensgevaar voor [[betrokkene1] en [betrokkene2] en overig personeel en in cellen ingesloten verdachten en arrestanten, te duchten was;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brandstichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
4b. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 27 december 2010;
- een Reclasseringsadvies (beknopt) Reclassering Nederland, gedateerd 28 januari 2011, betreffende verdachte, opgemaakt door [deskundige].
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte de brandstichting afkeurt en hij zich verantwoordelijk voelt voor de gevolgen. Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies is niet geïndiceerd. Verder wordt het recidiverisico als laag geschat. Geadviseerd wordt een werkstraf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een cellencomplex. Verdachte heeft naar eigen zeggen een geintje willen uithalen. Bij zijn handelen heeft verdachte echter de grenzen van het betamelijke op grove wijze overschreden. Dit had desastreuze gevolgen kunnen hebben voor de in de cellen opgesloten arrestanten en het personeel van het complex. De militaire kamer rekent verdachte dan ook in sterke mate aan dat hij op een dergelijk onbezonnen wijze is omgegaan met zijn verantwoordelijkheid als arrestantenbewaarder.
Dit is een ernstig feit en zou zelfs een hogere straf dan de door de officier van justitie geëist kunnen rechtvaardigen. De militaire kamer zal echter geen zwaardere straf opleggen, nu de gevolgen van de brandstichting zeer beperkt zijn gebleven, verdachte reeds ontslag heeft gekregen bij Defensie en spijt heeft betuigd over zijn handelen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf dan een onvoorwaardelijke werkstraf van maximale duur zoals door de officier van justitie is geëist.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 157 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderd en veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderd en twintig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. A.T.M. Vrijhoeven, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2011.