ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3380

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/900954-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • A.T.M. Vrijhoeven
  • F.N.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voormalige militair voor diefstal en wapenoverdracht

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 2 mei 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalige militair, die werd beschuldigd van diefstal en het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen. De verdachte, een korporaal der 1e klasse, had op 8 september 2008 een pistool (Glock, model 17, kal. 9 mm) gestolen uit een wapendepot van het Ministerie van Defensie. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren, vooral gezien de rol van de verdachte als militair, waarbij integriteit ten aanzien van vuurwapens van groot belang is. De verdachte had het wapen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weggenomen en vervolgens overgedragen aan een derde partij. Tijdens de zitting op 18 april 2011 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft de feiten bekend en zijn raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medewerking aan het onderzoek en het feit dat hij first offender is. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Militaire Kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900954-10
Datum zitting : 18 april 2011
Datum uitspraak : 2 mei 2011
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1982 te Meppel,
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
Voormalig : korporaal der 1e klasse, [rangnummer]
Raadsman: mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Officier van justitie: mr. J.C. Stikkelman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 september 2008 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een
wapenkamer (Johannes Postkazerne, gebouw [x] een pistool (Glock), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Ministerie van Defensie,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 08 september 2008, althans in of omstreeks de periode van
8 tot en met 10 september 2008, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, en/of
te Lemmer, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Glock, model 17, kal. 9 mm), voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan [betrokkene];
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 april 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Nu verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman op geen enkel onderdeel vrijspraak heeft bepleit, is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Om die reden wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 april 2011;
- het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant1], pag. 27, 28, 29, 30 en 31;
- stam proces-verbaal, melding 10 augustus 2009 vondst van 22 juli 2009 van loop vuurwapen, nummer NL22011, pag 3;
- het in wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant2] van de Koninklijke Marechaussee, District Noord-Oost, Brigade Drenthe-IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, nummer PL 27012011.1330.0455, gesloten op 27 januari 2011.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 08 september 2008 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een
wapenkamer (Johannes Postkazerne, gebouw [x] een pistool (Glock), toebehorende aan Ministerie van Defensie,
2.
hij omstreeks 08 september 2008te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, en/of te Lemmer een wapenvan categorie III, te weten een pistool (Glock, model 17, kal. 9 mm), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [betrokkene];
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 31 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan is met betrekking tot een wapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan is met betrekking tot een wapen van categorie III
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 januari 2011;
- een reclasseringsadvies (beknopt) van Reclassering Nederland, gedateerd 12 april 2011, opgemaakt door [deskundige], betreffende verdachte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er sprake is van ernstige feiten, nu verdachte door zijn handelen een wapen in het vrije maatschappelijke verkeer heeft gebracht. Wel zijn er positieve punten te noemen die in het voordeel van verdachte spreken. Zo heeft verdachte berouw getoond en heeft verdachte een nieuwe baan. Daarnaast heeft verdachte openheid van zaken gegeven.
De officier van justitie eist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte een taakstraf dient worden opgelegd nu verdachte veel spijt heeft betuigd over zijn handelen en hij reeds door Defensie ontslagen is vanwege zijn misstap. Daarmee is zijn inkomen gehalveerd en is hij ook in één keer zijn maatschappelijke positie verloren. Daarnaast heeft verdachte bijgedragen aan het oplossen van de zaak.
Beoordeling van de standpunten
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft uit een wapenkamer op de kazerne een pistool (Glock)gestolen en heeft dit vervolgens tegen betaling overgedragen aan een ander. Verdachte heeft zich hier mee schuldig gemaakt aan ernstige feiten waarbij het ook verdachte duidelijk moet zijn geweest dat het gestolen wapen alleen maar een criminele bestemming kon hebben en daardoor een groot gevaar voor de samenleving zou kunnen vormen. De militaire kamer rekent verdachte dan ook in sterke mate aan dat hij niet heeft stilgestaan bij de mogelijk gevolgen van zijn handelen, maar slechts oog heeft gehad voor zijn eigen geldelijk gewin. Daarbij komt dat verdachte juist als militair het gevaar van vuurwapens zeer goed moet onderkennen. Militairen komen vanuit hun functie veelvuldig in contact met vuurwapens. Absolute integriteit ten aanzien van deze wapens is daarbij een vereiste. Diefstal van een vuurwapen uit een wapenkamer is daarbij uit den boze.
Gelet hierop is geen andere straf dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend.
De eis van de officier van justitie is dan ook alleszins verdedigbaar.
Echter in het voordeel van verdachte heeft de militaire kamer in haar oordeel meegewogen dat verdachte heeft meegewerkt aan het politieonderzoek en daarbij, ook in zijn eigen nadeel, de verantwoordelijkheid van zijn handelen op zich heeft genomen. Daarbij komt dat verdachte first offender is en hij het laakbare van zijn handelen heeft ingezien. Bovendien is verdachte reeds door Defensie, vanwege de bewezenverklaarde feiten, ontslagen. Ten slotte weegt militaire kamer mee dat het hier gaat om een relatief oud feit.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is, maar dat van de op te leggen straf een groter deel voorwaardelijk kan worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. Het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf is er deels op gericht om de ernst van de feiten te benadrukken en deels om verdachte een verdere impuls te geven zijn leven verder op orde te krijgen en verdachte te weerhouden strafbare feiten in de toekomst te plegen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 26, 31, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf van 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. A.T.M. Vrijhoeven, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2011.