zaaknummer / rolnummer: 204732 / HA ZA 10-1669
1. de naamloze vennootschap
N.V. NUON SALES NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A. van Oosten te Elst.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk Nuon Sales en Liander genoemd en gezamenlijk ook aangeduid met Nuon. Gedaagde wordt hierna [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 november 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 15 maart 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Nuon Sales en Liander maken deel uit van het Nuonconcern. Nuon Sales levert elektriciteit en gas en Liander verzorgt hiervoor de fysieke aflevering, het netbeheer.
2.2. [gedaagde] voerde op de [straat] 4 te [woonplaats] als eenmanszaak een tuindersbedrijf. Hij had daar tevens zijn woonhuis. Vanaf 1982 heeft hij een gas- en een elektriciteitsaansluiting op de [straat] 4 met de contractnummers 3000084621 (gas) (hierna: contract A) en 3001836370 (elektriciteit) (hierna: contract B).
2.3. Vanaf 2005 heeft [gedaagde] diverse facturen van Nuon met betrekking tot levering van gas en elektriciteit alsmede betrekking hebbend op kosten van netbeheer niet betaald in verband met betalingsproblemen.
2.4. [gedaagde] heeft in maart 2007 zijn woonhuis en een deel van het bedrijf verkocht.
2.5. Op 1 april 2008 is tussen Nuon en [gedaagde] een overeenkomst tot gaslevering gesloten met betrekking tot [straat] 4a. Vanaf 5 november 2008 heeft [gedaagde] ten behoeve van [straat] 4a via een nieuwe gasaansluiting gas geleverd gekregen onder contractnummer 3007251547 (hierna: contract C). Vanaf 1 januari 2009 is deze overeenkomst omgezet naar contractnummer 50196368 (hierna: contract D).
2.6. De heer [betrokkene], accountant van [gedaagde], werkzaam bij Gibo Groep, heeft namens [gedaagde] bij brief van 18 januari 2008 aan Nuon bezwaar gemaakt tegen de facturen over de periode na 12 maart 2007. Bij brief van 26 februari 2008 aan Nuon is vanuit de Gibo Groep dit bezwaar herhaald.
2.7. Nuon heeft [gedaagde] gesommeerd tot betaling bij brief van 15 juli 2008.
3. Het geschil
3.1. Nuon vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijke kwijting te voldoen:
1. aan Nuon Sales een bedrag van € 33.327,74 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente berekend vanaf 14 dagen na de verschillende factuurdata tot aan de dag van de algehele voldoening,
2. aan Liander een bedrag van € 15.694,11 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente berekend vanaf 14 dagen na de verschillende factuurdata tot aan de dag van de algehele voldoening,
3. aan Nuon Sales en Liander gezamenlijk de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van [gedaagde] in de nakosten ad € 131,- dan wel, indien betekeing van het vonnis plaatsvindt, ad € 199,-.
3.2. Nuon legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] uit hoofde van vier verschillende overeenkomsten tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Nuon stelt dat [gedaagde] in verzuim is en vordert daarom wettelijke handelsrente vanaf de verschillende factuurdata.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Eisvermeerdering?
4.1. Nuon heeft ter comparitie haar eis vermeerderd voor zover in de kostenveroordeling bij dagvaarding niet gelezen kan worden dat daarin ook de beslagkosten zijn gevorderd.
4.2. [gedaagde] heeft zich verzet tegen deze eisvermeerdering.
4.3. Uit de dagvaarding volgt onder 15 dat Nuon de beslagkosten van [gedaagde] vergoed wil hebben. Voorts heeft zij de beslagstukken overgelegd. Hieruit volgt genoegzaam dat Nuon deze kosten wenst terug te vorderen. Dat zij dat vervolgens niet uitdrukkelijk in haar petitum heeft vermeld is niet nodig, nu de beslagkosten (onder de verschotten, en dus) onder de proceskosten vallen (NJ 1936, 1064 en NJ 2003, 16). De vordering van Nuon omvat dus mede de beslagkosten en aan een eisvermeerdering wordt niet toegekomen. Overigens is niet gesteld waarom dit in strijd met de goede procesorde zou zijn.
Overeenkomsten en algemene voorwaarden?
4.4. [gedaagde] stelt zich in algemene zin op het standpunt dat hij bij gebreke van duidelijk verifieerbare stukken betwist dat de overeenkomsten, met uitzondering van de overeenkomst van 1 april 2008, zijn gesloten als door Nuon gesteld.
4.5. Uit de verklaring van [gedaagde] ter comparitie dat hij al sinds 1982 een gas- en een elektriciteitsaansluiting op de [straat] 4 heeft gehad, leidt de rechtbank af dat hij niet betwist dat aan de levering van gas en elektriciteit overeenkomsten ten grondslag liggen. [gedaagde] heeft echter verklaard dat hem niet duidelijk is welke algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat hij de toepasselijkheid daarvan om die reden betwist.
4.6. Nuon stelt dat op de contracten met de nummers 3000084621 (A), 3001836370 (B) en 3007251547 (C) de Algemene Voorwaarden voor de Levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers van toepassing zijn. [gedaagde] heeft dit uitdrukkelijk betwist.
4.7. Van de contracten A en B zijn geen schriftelijke overeenkomsten voorhanden. Daarmee is tegenover de betwisting door [gedaagde] niet duidelijk of en zo ja welke algemene voorwaarden op deze overeenkomsten van toepassing zijn. Nu Nuon ter comparitie uitdrukkelijk heeft afgezien van bewijslevering op dit punt, betekent dit dat niet vast is komen te staan dat de door Nuon gestelde algemene voorwaarden van toepassing zijn.
4.8. Met betrekking tot contract C geldt dat in de overeenkomst wordt verwezen naar de productvoorwaarden, waarin de Algemene Voorwaarden voor de Levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers van toepassing zijn verklaard. Door [gedaagde] is de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden niet gemotiveerd betwist, zodat hiervan wordt uitgegaan.
4.9. Wat betreft het contract met nummer 50196368 (D) stelt Nuon dat hierop de Algemene Voorwaarden voor de Levering van elektriciteit en gas aan de grootzakelijke markt d.d. 1 januari 2007 van toepassing zijn, omdat [gedaagde] vanaf 1 januari 2009 is aangemerkt als een zogenaamde grootverbruiker. Dat deze algemene voorwaarden van toepassing zijn blijkt nergens uit. Nu Nuon ter comparitie uitdrukkelijk heeft afgezien van bewijslevering op dit punt, betekent dit dat tegenover de betwisting door [gedaagde] niet vast is komen te staan dat de door Nuon gestelde algemene voorwaarden van toepassing zijn.
Contract A (nummer 3000084621 gas + netbeheer gas no. 4)
4.10. Volgens het overzicht bij prod. 7 bij dagvaarding is het openstaande bedrag met betrekking tot dit contract € 25.612,90. [gedaagde] betwist hiervan vier facturen tot een totaalbedrag van € 2.580,64.
4.11. Wat betreft de vier facturen stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij deze facturen niet verschuldigd kan zijn, omdat hij zijn woning en een deel van de bedrijfsgebouwen had verkocht en vanaf half maart 2007 geen gas meer verbruikte. Hij beroept zich daartoe op de brieven van zijn accountant van 18 januari 2008, 26 februari 2008 en 20 oktober 2008. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat de nieuwe koper een nieuwe aansluiting had laten aanbrengen en dat hij toen aan Nuon heeft gevraagd om de oude gasmeter weg te halen. Hij heeft toen ook telefonisch het contract opgezegd en gevraagd om een nieuwe aansluiting op nummer 4a. Voorts betwist hij dat hij niet bereid was om de kosten voor de verwijdering van de gasmeter te betalen voor zover hij die verschuldigd was.
4.12. Nuon heeft ter comparitie aangevoerd dat de facturen over de periode na maart 2007 zien op verbruik en vaste kosten voor de aanwezigheid van de gasmeter. [gedaagde] is deze kosten verschuldigd omdat hij het contract niet heeft opgezegd. [gedaagde] heeft weliswaar verzocht om verwijdering van de gasmeter, maar [gedaagde] kon de kosten daarvan niet betalen. Het ging om een bedrag van € 14.000,-. Deze kosten zagen ook op het aanbrengen van de nieuwe aansluiting op nummer 4a. Nuon heeft voorts verklaard dat zij op 18 december 2007 een factuur heeft gestuurd voor de aansluitingskosten en de verwijdering van de gasmeter. Uit een telefonische notitie van 18 februari 2008 blijkt dat over deze factuur met de heer [betrokkene] (de accountant van [gedaagde]) een gesprek is gevoerd. Op 29 februari 2008 zouden de werkzaamheden worden uitgevoerd, doch deze zijn in verband met de betalingsproblemen aan de zijde van [gedaagde] opgeschort. Uiteindelijk heeft [gedaagde] de factuur op 17 april 2008 betaald. Uit het facturenoverzicht blijkt dat tot en met 31 augustus 2008 vaste kosten voor de gasmeter in rekening zijn gebracht. Volgens Nuon is de oude gasmeter verwijderd tussen augustus 2008 en november 2008, gelijktijdig met het aanbrengen van de nieuwe gasaansluiting.
4.13. [gedaagde] heeft deze feiten en omstandigheden onvoldoende (gemotiveerd) betwist. Hieruit leidt de rechtbank af dat er geen sprake was van onwil aan de zijde [gedaagde] om de verwijderingskosten te betalen, maar onmacht omdat hij in betalingsproblemen verkeerde. Dat hij in betalingsproblemen verkeerde volgt ook uit zijn eigen stellingen.
Voorts heeft Nuon verklaard dat de grondslag dat [gedaagde] de kosten van verwijdering dient te dragen is gelegen in de tarievencode voor de netbeheerder en in de acceptatie van de offerte. Ook dit is door [gedaagde] niet (gemotiveerd) bestreden. Dat betekent dat de kosten van de gasaansluiting op nummer 4 door toedoen van [gedaagde] zelf zijn doorgelopen en dat [gedaagde] deze facturen verschuldigd is aan Nuon.
4.14. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat vijf facturen onder dit contractnummer van 5 juni 2007, 5 juli 2007, 1 augustus 2007, 4 september 2007 en 1 november 2007 telkens ten bedrage van € 652,45, door hem, via zijn accountant, onverschuldigd zijn betaald, omdat deze zien op verbruik na maart 2007. Hij beroept zich ter zake op verrekening. Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat deze facturen niet onverschuldigd zijn betaald, zodat het beroep op verrekening faalt.
4.15. Voor het overige betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de facturen niet, althans onvoldoende. [gedaagde] heeft ter comparitie aangegeven dat hij niet betaalde vanwege financiële problemen en omdat hij niet precies wist waarop de afnames zagen. Zoals hijzelf ter comparitie heeft aangegeven, heeft hij dat laten versloffen. Een dergelijke betwisting is derhalve onvoldoende. Dat betekent dat deze facturen verschuldigd zijn. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] met betrekking tot dit contract een bedrag van € 25.612,90 aan Nuon verschuldigd is.
4.16. Nuon vordert op grond van de algemene voorwaarden wettelijke handelsrente over de factuurbedragen vanaf veertien dagen na de verschillende factuurdata. Uit 4.7 volgt dat ter zake van dit contract geen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Subsidiair stelt Nuon dat op grond van art. 6:119a BW een betalingstermijn van 30 dagen geldt en dat [gedaagde] na ommekomst van deze termijn van rechtswege in verzuim verkeert.
4.17. Uit art. 6:119a lid 2 sub a BW volgt dat de wettelijke handelsrente van rechtswege verschuldigd is vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen.
4.18. Nu de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente op grond van dit artikel van rechtswege intreedt, gaat het verweer van [gedaagde] dat voor schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente eerst de mogelijkheid tot nakoming door middel van een ingebrekestelling geboden moet worden, niet op. Het verweer van [gedaagde] dat Nuon zelf in verzuim zou zijn, door niet te reageren op de bezwaren van de accountant, de heer [betrokkene], is met hetgeen hierboven onder 4.11 en 4.12 is overwogen reeds verworpen. Dat betekent dat wettelijke handelsrente over deze facturen vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen verschuldigd is.
Contract B (nummer 3001836370 elektriciteit + netbeheer elektriciteit no.4)
4.19. Volgens het overzicht bij prod. 7 bij dagvaarding is het openstaande bedrag met betrekking tot dit contract per saldo € 1.931,23.
4.20. [gedaagde] voert met betrekking tot deze overeenkomst hetzelfde verweer dat hij vanaf half maart 2007 geen elektriciteit meer heeft verbruikt. Geen van de facturen uit het overzicht met betrekking tot dit contractnummer zien op deze periode, zodat dit verweer niet op gaat.
4.21. Voorts heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat een factuur van 10 augustus 2007 ad € 2.904,30 en een factuur van 1 september 2007 ad € 580,86 door hem, via zijn accountant, onverschuldigd zijn betaald, omdat deze zien op verbruik na maart 2007. Hij beroept zich ter zake op verrekening.
4.22. In het overzicht is tevens een factuur opgenomen die sluit op een creditbedrag van € 2.339,36. Gelijk Nuon heeft betoogd betreft dit de eindafrekening. Uit deze eindafrekening, die bij productie 7 bij dagvaarding is overgelegd, volgt dat deze beide facturen termijnbedragen zijn die in mindering zijn gebracht op het werkelijke verbruik dat tot en met 4 april 2007 is berekend. Na 4 april 2007 zijn geen kosten meer voor elektriciteitsverbruik in rekening gebracht. Daarmee is het door Nuon ter zake gevorderde ad € 1.931,23 toewijsbaar.
4.23. Nuon vordert primair op grond van de algemene voorwaarden wettelijke handelsrente over de factuurbedragen vanaf veertien dagen na de verschillende factuurdata. Uit 4.7 volgt dat op deze overeenkomst geen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Subsidiair stelt Nuon dat op grond van art. 6:119a BW een betalingstermijn van 30 dagen geldt en dat [gedaagde] na ommekomst van deze termijn van rechtswege in verzuim verkeerd.
4.24. Omdat de termijnnota’s niet zelf zijn overgelegd, zodat niet duidelijk is welk deel van de termijnnota’s zien op de levering van elektriciteit en welk deel op het netbeheer, gaat de rechtbank gelet op hetgeen hieronder nog aan de orde komt, niet uit van een betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst van de factuur, maar van 30 dagen na de aanvang van de dag volgende op die waarop de prestatie is ontvangen (art. 6:119a lid 2 sub b BW). De rechtbank gaat uit van 4 april 2007 als datum waarop de prestatie is ontvangen. Dat betekent dat ingevolge art. 6:119a lid 2 sub b BW vanaf 30 dagen na 5 april 2007 wettelijke handelsrente over de factuurbedragen verschuldigd is.
Contract C (nummer 3007251547 gas + netbeheer gas no. 4a)
4.25. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom van € 8.478,30. Dat betekent dat deze toewijsbaar is.
4.26. Nuon vordert op grond van de algemene voorwaarden wettelijke handelsrente over de factuurbedragen vanaf veertien dagen na de verschillende factuurdata. Uit hetgeen onder 4.8 is overwogen volgt dat op deze overeenkomst de Algemene Voorwaarden voor de Levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers van toepassing zijn.
4.27. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat voor schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente eerst in gebreke gesteld moet worden. Uit de algemene voorwaarden (art. 14 lid 3) volgt dat partijen zijn overeengekomen dat de betaling dient te geschieden binnen de door de leverancier gehanteerde termijn. De factuur van 5 januari 2009 ad € 2.598,64 heeft een betalingstermijn van veertien dagen. De factuur van 7 februari 2009 ad € 5.879,66 heeft een betalingstermijn van zestien dagen. Dit zijn fatale termijnen als bedoeld in art. 6:83 aanhef en onder a BW, zodat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Dat betekent dat [gedaagde] vanaf de vervaldata van deze facturen wettelijke handelsrente verschuldigd is.
Contract D (nummer 50196368 (gas no. 4a)
4.28. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom van € 12.999,42. Dat betekent dat deze toewijsbaar is.
4.29. Nuon vordert op grond van de algemene voorwaarden wettelijke handelsrente over de factuurbedragen vanaf veertien dagen na de verschillende factuurdata. Uit 4.9 volgt dat op deze overeenkomst geen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Subsidiair stelt Nuon dat op grond van art. 6:119a BW een betalingstermijn van dertig dagen geldt en dat [gedaagde] na ommekomst van deze termijn van rechtswege in verzuim verkeerd.
4.30. Gelet op hetgeen hierboven onder 4.17 en 4.18 is overwogen is ingevolge art. 6:119a lid 2 sub a BW telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen, de wettelijke handelsrente over de factuurbedragen verschuldigd.
Schending zorgplicht
4.31. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat Nuon haar zorgplicht heeft geschonden door het aantal openstaande nota’s zo hoog te laten oplopen. Nuon had tijdig maatregelen moeten treffen en eerder in contact met [gedaagde] moeten treden en een vergelijkbaar traject als bij particulieren voor bemiddeling moeten volgen.
4.32. Nuon heeft dit betwist en aangevoerd dat [gedaagde] een eigen verantwoordelijkheid heeft. Van een wettelijke zorgplicht is geen sprake. Daarnaast geldt dat [gedaagde] een zakelijke klant is en hij niet heeft betwist dat hij alle facturen heeft ontvangen.
4.33. Naar het oordeel van de rechtbank had hij een eigen verantwoordelijkheid om de hoogte van de onbetaalde facturen in de hand te houden. Van een schending van de zorgplicht is dus geen sprake. Dat betekent dat de hierboven genoemde bedragen aan Nuon toewijsbaar zijn.
4.34. Uit het voorgaande volgt dat in het totaal een bedrag van € 25.612,90 + € 1.931,23 + € 8.478,30 + € 12.999,42 = € 49.021,85 toewijsbaar is. Nuon heeft gesteld dat als gevolg van de opsplitsing tussen de levering van energie en het netbeheer van het totaalbedrag een bedrag van € 33.327,74 aan Nuon Sales toekomt en een bedrag van € 15.694,11 aan Liander. [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd, zodat dit zal worden toegewezen.
Hoofdsom Nuon Sales
4.35. De door Nuon Sales gevorderde hoofdsom ad € 33.327,74 bestaat enerzijds uit levering gas en anderzijds uit levering elektriciteit. Uit het tweede blad bij productie 7 bij dagvaarding volgt dat een bedrag van € 32.039,57 betrekking heeft op de levering van gas. Gaslevering heeft op basis van de contracten A, C en D plaatsgevonden. De contracten A en C zien echter ook op netbeheer. Contract D ziet uitsluitend op de levering van gas. Aan de hand van de contracten C en D is te herleiden welk deel van het totaalbedrag van contract A ziet op gaslevering. Het totaal openstaande bedrag van contract D is € 12.999,42. Uit de facturen met betrekking tot contract C ten bedrage van € 8.478,30 volgt dat een bedrag van € 1.882,54 excl. btw, is € 2.240,22 incl. btw respectievelijk een bedrag van € 4.536,99 excl. btw is € 5.399,02 incl. btw, derhalve in totaal € 7.639,24 voor de levering van gas is verschuldigd. Hieruit herleidt de rechtbank dat het bedrag voor de levering van gas onder contract A bedraagt € 11.400,91 (= € 32.039,57 - € 12.999,42 - € 7.639,24).
4.36. Uit 4.18 volgt dat over het bedrag van € 11.400,91 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen de wettelijke handelsrente verschuldigd is.
4.37. Uit 4.27 volgt dat over het bedrag van € 2.240,22 de wettelijke handelsrente gaat lopen vanaf 14 dagen na 5 januari 2009, almede dat over het bedrag van € 5.399,02 de wettelijke handelsrente gaat lopen vanaf 16 dagen na 7 februari 2009.
4.38. Uit 4.30 volgt dat over het bedrag van € 12.999,42 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen, de wettelijke handelsrente over de factuurbedragen is verschuldigd.
4.39. Voorts volgt uit het tweede blad bij productie 7 bij dagvaarding dat een bedrag van € 1.288,17 ziet op de levering van elektriciteit. Uit 4.24 volgt dat vanaf 30 dagen na 5 april 2007 de wettelijke handelsrente over dit bedrag verschuldigd is.
Hoofdsom Liander
4.40. De door Liander gevorderde hoofdsom ad € 15.694,11 bestaat enerzijds uit netbeheer van gas en anderzijds uit netbeheer van elektriciteit. Uit het tweede blad bij productie 7 bij dagvaarding volgt dat een bedrag van € 15.051,05 betrekking heeft op het netbeheer van gas. Uit het eerste blad volgt dat dit bedrag is samengesteld uit de contracten A en C. Uit de facturen van contract C volgt dat een bedrag van € 301,19 excl. btw is € 359,26 incl. btw respectievelijk een bedrag van € 403,90 excl. btw is € 480,64 incl. btw, in totaal derhalve € 839,90, voor het netbeheer is verschuldigd. Hieruit herleidt de rechtbank dat het bedrag voor het netbeheer onder contract A bedraagt € 14.211,15 (= € 15.051,05 - € 839,90).
4.41. Uit 4.18 volgt dat over het bedrag van € 14.211,15 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen de wettelijke handelsrente verschuldigd is.
4.42. Uit 4.27 volgt dat over het bedrag van € 359,26 de wettelijke handelsrente gaat lopen vanaf 14 dagen na 5 januari 2009, almede dat over het bedrag van € 480,64 de wettelijke handelsrente gaat lopen vanaf 16 dagen na 7 februari 2009.
4.43. Voorts volgt uit het tweede blad bij productie 7 bij dagvaarding dat een bedrag van € 643,06 ziet op het netbeheer van elektriciteit. Uit 4.24 volgt dat vanaf 30 dagen na 5 april 2007 de wettelijke handelsrente over dit bedrag verschuldigd is.
4.44. Uit 4.3 volgt dat Nuon de beslagkosten van [gedaagde] terugvordert. Deze vordering is ingevolge het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 481,97 voor verschotten en € 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 894,00).
4.45. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nuon worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- griffierecht 879,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.740,89
4.46. De gevorderde nakosten zullen nu zij, deels voorwaardelijk, reeds op dit moment begroot kunnen worden, worden toegewezen, onvoorwaardelijk voor wat betreft het procureurssalaris en voorwaardelijk voor wat betreft de deurwaarderskosten van betekening.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Nuon Sales te betalen een bedrag van € 33.327,74 (drieëndertig duizenddriehonderdzevenentwintig euro en vierenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van:
- € 11.400,91 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de facturen heeft ontvangen,
- € 2.240,22 vanaf 14 dagen na 5 januari 2009,
- € 5.399,02 vanaf 16 dagen na 7 februari 2009,
- € 12.999,42 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de facturen heeft ontvangen,
- € 1.288,17 vanaf 30 dagen na 5 april 2007,
tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Liander te betalen een bedrag van € 15.694,11 (vijftienduizendzeshonderdvierennegentig euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van:
- € 14.211,15 telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de facturen heeft ontvangen,
- € 359,26 vanaf 14 dagen na 5 januari 2009,
- € 480,64 vanaf 16 dagen na 7 februari 2009,
- € 643,06 vanaf 30 dagen na 5 april 2007,
tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Nuon van de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.375,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Nuon van de proceskosten, aan de zijde van Nuon tot op heden begroot op € 2.740,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.