ECLI:NL:RBARN:2011:BQ6311

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/152
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen alle rechters in Nederland niet-ontvankelijk verklaard

In de wrakingszaak met nummer 11/152 heeft de Rechtbank Arnhem op 20 mei 2011 uitspraak gedaan. Verzoeker heeft tijdens een openbare zitting op 12 mei 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [rechter], de behandelend voorzieningenrechter. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechtbank partij was in een kort geding dat betrekking had op de website www.rechtinnederland.nl, en dat de rechtbank daarom niet onpartijdig kon oordelen. Verzoeker stelde dat het kort geding door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens behandeld moest worden.

De rechtbank heeft in haar beschikking geoordeeld dat het wrakingsverzoek feitelijk niet gericht was tegen de behandelend rechter, maar tegen alle rechters in Nederland. Dit is in strijd met artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat wrakingsverzoeken alleen gericht kunnen zijn tegen de rechter die de zaak behandelt. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de behandelend rechter konden onderbouwen.

Daarom heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek en besloten om af te zien van een mondelinge behandeling. De rechtbank honoreerde ook het verzoek van mr. [rechter] om een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling te nemen, omdat het huidige verzoek geen misbruik van het wrakingsinstrument opleverde. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Zaaknummer: 11/152
Beschikking van 20 mei 2011
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
tegen
mr. [rechter], in zijn hoedanigheid van voorzieningenrechter.
1. De procedure
1.1. Tijdens de openbare terechtzitting van de rechtbank Arnhem in de zaak met nummer [rolnummer] op 12 mei 2011 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [rechter]. Het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn weergegeven in het van die zitting opgemaakte proces-verbaal.
1.2. [rechter] heeft niet berust in de wraking en heeft schriftelijk verweer gevoerd.
2. De ontvankelijkheid
2.1. Gelet op artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) moet in een wrakingsprocedure worden beslist of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd.
Het kort geding heeft betrekking op de website www.rechtinnederland.nl, waarop wordt beschreven hoe het recht in Nederland in de praktijk is. Nu deze website in het kort geding onderwerp van discussie is, is volgens verzoeker daarmee het instituut rechtspraak partij in het kort geding. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechtbank geen oordeel kan geven in een zaak waarin zij zelf partij is en dat het kort geding door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens moet worden behandeld.
2.3. Gezien het voorgaande richt het onderhavige wrakingsverzoek zich feitelijk niet tegen [rechter] als behandelend voorzieningenrechter, maar tegen alle rechters in Nederland. Verzoeker heeft geen concrete, op [rechter] toegespitste feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit de (objectief gerechtvaardigde vrees voor) partijdigheid van [rechter] kan worden afgeleid.
2.4. Voor een dergelijk verzoek biedt de wet geen grondslag. Wrakingsverzoeken kunnen alleen gericht zijn tegen de rechter die de zaak behandelt (artikel 36 Rv) en niet tegen alle rechters in Nederland.
2.5. Nu gelet op het voorgaande aanstonds duidelijk is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, zal worden afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.
2.6. Het verzoek van [rechter] te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van hem niet in behandeling wordt genomen, honoreert de wrakingskamer niet, nu naar het oordeel van de wrakingskamer het onderhavige verzoek geen misbruik van het wrakingsinstrument oplevert.
3. De beslissing
De rechtbank
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.J. Wiegman, C. van Linschoten en C.M.E. Lagarde in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.D. Crezée en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2011.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.