RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/3468
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 24 mei 2011.
[B.V.], eiseres,
gevestigd te [vestigingsplaats], vertegenwoordigd door mr. TJ.P. Grünbauer,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, verweerder,
[Vergunninghoudster], partij ex artikel 8:26 van de Awb, vergunninghoudster,
gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 27 juli 2010.
Bij besluit van 11 maart 2010 heeft verweerder aan vergunninghoudster een bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van een muziekschool aan [adres].
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Bij schrijven van 3 november 2010 heeft vergunninghouder zich gesteld als partij in het geding.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 2 maart 2011. Namens eiseres zijn aldaar verschenen, [namen], bijgestaan door mr. A. Robustella en mr. T.J.P. Grünbauer. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door M. Scholte en mr. E. Karman. Namens vergunninghoudster zijn verschenen [namen].
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op 3 maart 2011 het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid een nadere vraag van de rechtbank te beantwoorden. Verweerder heeft bij brief van 17 maart 2011 gereageerd. Namens eiseres is daarop bij brief van 28 maart 2011 een reactie gegeven.
Partijen hebben toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Awb de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens op 30 maart 2011 het onderzoek gesloten.
Ingevolge artikel 1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, blijft op de onderhavige beschikking het recht zoals dat gold vóór 1 oktober 2010 van toepassing, omdat de aanvraag bouwvergunning dateert van voor die datum.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, mag een reguliere bouwvergunning slechts, en moet deze worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met het Bouwbesluit, de bouwverordening of het bestemmingsplan, het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand of voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en niet is verleend.
Het desbetreffende perceel ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan ‘Kern Elst’ en heeft de bestemming ‘Centrumdoeleinden 2’ met de nadere aanduiding ‘differentiatievlak sportschool’.
Artikel 10 van de planvoorschriften bepaalt dat de desbetreffende gronden onder andere bestemd zijn voor wonen, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, horeca, bedrijven en een sportschool (maar uitsluitend ter plaatse van het ‘differentiatievlak sportschool’ op de plankaart).
Artikel 10, tweede lid, van de planvoorschriften, bepaalt dat mede als doeleind wordt beschouwd: functieverandering binnen de bestemming, ook voor een deel van de gronden, uitsluitend met inachtneming van onderstaand schema.
Ingevolge artikel 1, lid 36, van de planvoorschriften, wordt onder ‘maatschappelijke dienstverlening’ verstaan: het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de bedrijfsklassen 90 tot en met 95, 96.98-96.99, 97 en 98.4 van de Bedrijfstak nr. 9 van het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde Standaard Bedrijfsindeling (...), bijvoorbeeld: (...) sociaal-culturele en culturele instellingen;
Het bouwplan betreft blijkens de aanvraag bouwvergunning van 26 februari 2010 het gedeeltelijk veranderen van de muziekschool. Deze aanvraag betreft constructieve wijzigingen ten opzichte van een eerder verleende bouwvergunning. Het betreft het verwijderen van een kolom en het aanbrengen van een spantconstructie.
Namens eiseres is, kort samengevat, onder andere aangevoerd dat het gebruik van het pand [adres] als theater in strijd is met de ter plaatse van toepassing zijnde planvoorschriften. Eiseres vreest voor een intensiever gebruik van haar perceel omdat op haar perceel een erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van de [adres].
Verweerder heeft op 9 juli 2009 een bouwvergunning verleend voor het verbouwen van het pand aan de [adres] tot muziekschool met ondersteunende horeca. Gelet op dat besluit heeft op dat moment een functiewijziging plaatsgehad naar het huidige gebruik als muziekschool met ondersteunende horeca, dat valt onder de definitiebepaling voor ‘maatschappelijke dienstverlening’ zoals gegeven in artikel 1, lid 36, van de planvoorschriften. Op 26 februari 2010 is een bouwvergunning gevraagd voor het gedeeltelijk veranderen van de muziekschool. Deze aanvraag betreft enkel constructieve wijzigingen ten opzichte van de eerder verleende bouwvergunning. Weliswaar maken de constructieve wijzigingen het pand beter geschikt voor theatervoorstellingen maar de stelling van eiseres dat sprake is van een voor de bestemmingsplanvoorschriften relevante functiewijziging, volgt de rechtbank niet. Ter zitting is door vergunninghoudster verklaard dat het hoofdgebruik van het desbetreffende pand muziekschool is, en ook zal blijven, en dat daarnaast incidenteel theatervoorstellingen in de grote zaal zullen plaatsvinden. De rechtbank heeft in hetgeen namens eiseres is aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat sprake is van een relevante functiewijziging omdat theatervoorstellingen ook binnen de reikwijdte van de in artikel 1, lid 36, van de planvoorschriften gegeven definitie van ‘maatschappelijke dienstverlening’ vallen. Nu tegen het voornoemde besluit van 9 juli 2009 geen rechtsmiddelen zijn aangewend, is dit besluit, en derhalve ook de functiewijziging die toentertijd heeft plaatsgehad, in rechte onaantastbaar geworden. De namens eiseres tegen de functiewijziging van sportschool naar een ander gebruik en ook de overige bestemmingsplantechnische aangevoerde gronden kunnen daarom nu niet meer aan de orde komen.
Voor zover namens eiseres is aangevoerd dat verweerder het voorliggende bouwplan niet aan de juiste bezettingsgraad heeft getoetst overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 4 van de Woningwet bepaalt dat indien een bouwwerk (...) gedeeltelijk wordt vernieuwd, veranderd of vergroot, de voorschriften, bedoeld in artikel 2 (verwijzing naar het Bouwbesluit), voor zover zij betrekking hebben op dat bouwen, slechts van toepassing zijn op die vernieuwing, verandering of vergroting. In de voorliggende procedure is het Bouwbesluit enkel van toepassing op de aangevraagde wijziging van de constructie van het desbetreffende pand. Een beoordeling van de bij het eerdere besluit gewijzigde gebruiksfunctie en de daarbij behorende bezettingsgraad is daarom nu niet aan de orde. De rechtbank merkt overigens nog op dat ter zitting met partijen is vastgesteld dat de eerder verleende bouwvergunning toentertijd reeds is getoetst aan de hoogste bezettingsgraadklasse B1.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake is van weigeringsgronden zoals verwoord in artikel 44 van de Woningwet zodat verweerder de aangevraagde bouwvergunning heeft moeten verlenen. Er is derhalve geen ruimte voor een belangenafweging zoals door eiseres is gewenst. De gestelde verzwaring van de erfdienstbaarheid kon door verweerder dan ook niet bij de besluitvorming worden meegewogen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Besselink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2011.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 24 mei 2011.