Parketnummer : 05/901199-07
Datum zitting : 7 juli 2008, 29 september 2008, 17 januari 2011, 23 mei 2011 en 24 mei 2011
Datum uitspraak : 7 juni 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
rang / rnr. : kapitein, [nummer]
ingedeeld bij : [standplaats].
Raadslieden : mrs. G.J.J. Knoops en P.B.A. Acda, beiden advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 december 2007 in de gemeenten Gilze en Rijen en/of Maasdriel en/of Neerijnen en/of elders in Nederland, als vlieger (pilot flying/backseater), niet zijnde de gezagvoerder, van een luchtvaartuig (Apache gevechtshelikopter), zich aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een elektriciteitswerk is vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, waardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte en/of gemeen gevaar voor goederen is ontstaan,
- alvorens met dat luchtvaartuig op te stijgen, niet, althans in onvoldoende mate, de vlieg-/stafkaarten van het gebied, dat hij wilde en/of moest overvliegen, met de daarin voorkomende hoge objecten, heeft bekeken en/of bestudeerd, en/of
- vliegende in de richting van en/of boven de rivier de Waal, niet, althans onvoldoende op de vlieg-/stafkaarten heeft gecontroleerd of dat luchtvaartuig een hoog object op de vliegroute naderde, en/of (vervolgens)
- niet of in onvoldoende mate voortdurend heeft gelet op de (hoogte) stand van de in het luchtvaartuig aangebrachte hoogtemeter(s), en/of
- niet voortdurend, althans in onvoldoende mate oplettend en/of waakzaam is geweest voor obstakels welke zich vóór dat luchtvaartuig (konden) aandien(d)en op de (beoogde) vliegroute en/of -hoogte, en/of
- vliegende boven de rivier de Waal, op de plaats waar hoogspanningsleidingen de rivier de Waal kruisen, met dat luchtvaartuig heeft gevlogen op een hoogte van ongeveer 120 voet, althans lager dan een hoogte welke benodigd was om deze hoogspanningsleidingen bovenlangs te passeren, en/of (vervolgens)
- met dat luchtvaartuig tegen de ter plaatste aanwezige hoogspanningsleidingen is aan gevlogen,
tengevolge waarvan zes (6), althans één of meer hoogspanningsleidingen zijn doorgesneden, althans gebroken, en/of drie (3), althans één of meer draagarmen van deze hoogspannings-masten is/zijn verbogen en/of afgebroken,
terwijl de verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte hieruit heeft bestaan dat ongeveer 50.000, althans een groot aantal, huishoudens en/of bedrijven van stroomvoorziening verstoken waren gedurende één of meer dagen, en/of
terwijl het ontstane gemeen gevaar voor goederen hieruit heeft bestaan dat door stroomverlies elektrische apparaten en/of van computersystemen afhankelijke systemen/appraraten beschadigd werden en/of konden worden en/of van (vries-)koeling afhankelijke goederen konden bederven;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2007 in de gemeenten Gilze en Rijen en/of Maasdriel en/of Neerijnen, en/of elders in Nederland, als vlieger (pilot flying/backseater), niet zijnde de gezagvoerder, van een luchtvaartuig (Apache gevechtshelikopter) zich aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat voormeld luchtvaartuig is vernield en/of onbruikbaar gemaakt en/of beschadigd
is, terwijl daardoor levensgevaar is ontstaan voor een ander, te weten voor de vlieger/gezagvoerder (pilot in command/frontseater) (P.J. [medeverdachte]),
- alvorens met dat luchtvaartuig op te stijgen, niet, althans in onvoldoende mate, de vlieg-/stafkaarten van het gebied, dat hij wilde en/of moest overvliegen, met de daarin voorkomende hoge objecten, heeft bekeken en/of bestudeerd, en/of
- vliegende in de richting van en/of boven de rivier de Waal, niet, althans onvoldoende op de vlieg-/stafkaarten heeft gecontroleerd of dat luchtvaartuig een hoog object op de vliegroute naderde, en/of
- niet of in onvoldoende mate voortdurend heeft gelet op de (hoogte) stand van de in het luchtvaartuig aangebrachte hoogtemeter(s), en/of
- niet voortdurend, althans in onvoldoende mate oplettend en/of waakzaam is geweest voor obstakels welke zich vóór dat luchtvaartuig (konden) aandien(d)en op de (beoogde) vliegroute en/of -hoogte, en/of
- vliegende boven de rivier de Waal, op de plaats waar hoogspanningsleidingen de rivier de Waal kruisen, met dat luchtvaartuig heeft gevlogen op een hoogte van ongeveer 120 voet, althans lager dan een hoogte welke benodigd was om deze hoogspanningsleidingen bovenlangs te passeren, en/of (vervolgens)
- met dat luchtvaartuig tegen de ter plaatste aanwezige hoogspanningsleidingen is aan gevlogen;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt, feit 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 december 2007 in de gemeente(n) Maasdriel en/of Neerijnen en/of elders in Nederland, als vlieger (pilot flying/backseater), niet zijnde de gezagvoerder, van een luchtvaartuig (Apache gevechtshelikopter), in elk geval als lid van de bemanning van dat
luchtvaartuig, de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak heeft belemmerd en/of de veiligheid in het luchtruim en/of op de grond en/of op het water in gevaar heeft gebracht, althans dat redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zulks het geval kon zijn, immers is hij met dat luchtvaartuig tegen de ter plaatste aanwezige hoogspanningsleidingen aan gevlogen, waardoor
- zes (6), althans één of meer eerdergenoemde hoogspanningsleidingen zijn doorgesneden, althans gebroken, waarna zij in het water en/of op de grond en/of over een weg zijn gevallen, en/of
- drie (3), althans één of meer draagarmen van eerdergenoemde hoogspanningsmasten zijn verbogen en/of afgebroken, en/of
- dat luchtvaartuig (zwaar) beschadigd is geraakt.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 23 en 24 mei 2011 laatstelijk ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte op 23 mei 2011 verschenen, bijgestaan door mrs. G.J.J. Knoops en P.B.A. Acda, beiden advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
Verdachte en zijn raadslieden hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3a. De beslissing inzake het bewijs
Rapport getuige-deskundige P.B. van de Ven
In deze zaak is door getuige-deskundige P.B. van de Ven een rapport uitgebracht. Blijkens de literatuurlijst bij dit rapport is door Van de Ven gebruik gemaakt van het rapport van de Onderzoeksraad Voor de Veiligheid (Hierna: OVV).
Door de officier van justitie is aangevoerd dat het rapport van getuige-deskundige P.B. van de Ven wat betreft de sub- en eindconclusies niet kan worden gebruikt voor het bewijs, aangezien niet uitgesloten kan worden dat bij de beoordeling is gesteund op bevindingen in het eindrapport van de OVV. De officier van justitie verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de conclusie van advocaat-generaal Machielse in de zogenaamde Schipholbrandzaak (HR 14-12-2010, LJN: BO2966).
De militaire kamer stelt vast dat in de zogenaamde Schipholbrandzaak door de deskundige in zijn rapport gebruik is gemaakt van gegevens afkomstig uit het rapport van de OVV. In die zaak kon dan ook niet worden uitgesloten dat resultaten van het deskundigenrapport (mede) op deze gegevens waren gebaseerd.
Naar het oordeel van de militaire kamer ligt dat in de onderhavige zaak anders. De getuige-deskundige Van de Ven heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2011 verklaard dat hij met name op het punt van de bedrijfsvoering naar het OVV-rapport heeft gekeken of de bevindingen van dat rapport overeenkwamen met zijn bevindingen of dat er bijzonderheden waren die hij niet kende. Verder heeft hij zich niet laten beïnvloeden door het rapport van de OVV. Hij heeft zijn rapport niet afgestemd op het OVV-rapport maar zijn eigen conclusies getrokken op basis van eigen ervaringen, aldus Van de Ven.
Het is naar het oordeel van de militaire kamer dan ook niet zo dat indien bij de bewezenverklaring gebruik gemaakt wordt van het rapport van Van der Ven het risico bestaat dat in feite (mede) gebruik wordt gemaakt van de resultaten van het onderzoek van de OVV.
De militaire kamer ziet dan ook geen reden om deze getuige-deskundige wat betreft zijn sub- en eindconclusies in casu uit te sluiten van het bewijs.
Rapport Onderzoeksraad Voor de Veiligheid
De raadslieden hebben ter onderbouwing van diverse punten van het pleidooi verwezen naar het rapport van de OVV.
Ter terechtzitting van 28 september 2008 heeft de militaire kamer vastgesteld dat gelet op artikel 69, eerste lid van de Rijkswet OVV verklaringen uit het rapport van de OVV in een strafzaak kunnen worden ingebracht indien degene die de verklaringen heeft afgelegd daarvoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Het staat de verdediging dan ook vrij verklaringen in te brengen indien zij daarvoor genoemde toestemming heeft gekregen.
De militaire kamer stelt vast dat het rapport van de OVV geen deel uitmaakt van het strafdossier en dat door de verdediging geen verklaringen zijn ingebracht. De militaire kamer heeft ook geen kennis genomen van het rapport van de OVV. Voor zover de raadslieden in het pleidooi hebben verwezen naar passages uit het rapport van de OVV kan de militaire kamer deze niet meenemen in de beoordeling.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 december 2007 is verdachte in Nederland als vlieger (pilot flying/backseater), niet zijnde de gezagvoerder , van een luchtvaartuig (Apache gevechtshelikopter) vliegende boven de rivier de Waal, op de plaats waar hoogspanningsleidingen de rivier de Waal kruisen , met dat luchtvaartuig op een hoogte van ongeveer 120 voet, althans lager dan een hoogte welke benodigd was om deze hoogspanningsleidingen bovenlangs te passeren met dat luchtvaartuig tegen de ter plaatse aanwezige hoogspannings-leidingen aangevlogen.
Tengevolge van deze draadaanvaring zijn 6 hoogspanningsleidingen doorgesneden en/of gebroken en 3 draagarmen van hoogspanningsmasten verbogen en afgebroken.
Hierdoor waren gedurende meerdere dagen ongeveer 50.000 huishoudens en/of bedrijven van stroomvoorziening verstoken en werden of konden elektrische apparaten en/of van computersystemen afhankelijke systemen/apparaten worden beschadigd door dat stroomverlies en/of konden van (vries-)koeling afhankelijke goederen bederven.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich bij voornoemde draadaanvaring aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat:
ten aanzien van feit 1
een elektriciteitswerk is vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, waardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte en/of gemeen gevaar voor goederen is ontstaan (artikel 161ter, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht)
en
ten aanzien van feit 2 primair
de Apache gevechtshelikopter is vernield en/of onbruikbaar gemaakt en/of beschadigd, terwijl daardoor levensgevaar is ontstaan voor een ander, te weten de vlieger/gezagvoerder (pilot in command/frontseater) (P.J. [medeverdachte]) (artikel 169, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht).
Naar het oordeel van de militaire kamer zijn, gelet op hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd, voor de beoordeling van “schuld” in de zin van de artikelen 161ter en 169 van het Wetboek van Strafrecht in casu de volgende aan verdachte verweten gedragingen van belang, te weten dat hij
- alvorens met dat luchtvaartuig op te stijgen, niet, althans in onvoldoende mate, de vlieg- /stafkaarten van het gebied, dat hij wilde en/of moest overvliegen, met de daarin voorkomende hoge objecten, heeft bekeken en/of bestudeerd, en/of
- vliegende in de richting van en/of boven de rivier de Waal, niet, althans onvoldoende op
de vlieg-/stafkaarten heeft gecontroleerd of dat luchtvaartuig een hoog object op de
vliegroute naderde, en/of (vervolgens)
- niet voortdurend, althans in onvoldoende mate oplettend en/of waakzaam is geweest
voor obstakels welke zich vóór dat luchtvaartuig (konden) aandien(d)en op de
(beoogde) vliegroute en/of -hoogte.
Door de raadslieden is een beroep gedaan op:
I. Afwezigheid van culpa (te weten schuld in de zin van de artikelen 161ter en 169 van het Wetboek van Strafrecht).
II. Afwezigheid van alle schuld.
Punt I Afwezigheid van culpa
Door de raadslieden is een groot aantal factoren benoemd die niet aan de vliegers kunnen worden toegerekend maar die volgens hen blijkens diverse rapporten en verklaringen wel in belangrijke mate debet zijn geweest aan het kunnen ontstaan van de draadaanvaring, te weten
- onder meer -:
- het ontbreken van een deugdelijke opleiding en training van de vliegers in
laagvluchten bij nacht;
- het late tijdstip van briefen, de planning die veelvuldig is gewijzigd ten aanzien van
bemanningen, helikopters en opdrachten;
- het late tijdstip van het in het bezit krijgen van de kaarten;
- het onjuist intekenen van de hoogspanningsmasten op de kaart;
- het gebrek aan supervisie door de Duty-ops die moet toezien dat een deugdelijke
vluchtvoorbereiding heeft plaatsgevonden;
- de squadroncultuur om niet later te vertrekken dan is gepland;
- het lip-lampje in de cockpit dat het lezen van kaarten lastig maakt;
- de lastige wijze van navigeren voor de frontseater;
- de slechte FLIR-beelden;
- binoculaire rivaliteit waardoor het mogelijk is dat tijdens vluchten objecten verloren
gaan in de achtergrond van het visuele beeld;
- de afwezigheid van duidelijke regels omtrent de wisseling van kaarten.
Door de raadslieden is aangevoerd dat gelet op de samenloop van deze factoren die zich buiten de eigen controle van verdachte hebben voltrokken er bij verdachte geen sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 161ter en 169 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling van punt I
Op 12 december 2007 zijn verdachte als vlieger (pilot flying/backseater) en [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) als vlieger/gezagvoerder (pilot in command/frontseater) ingedeeld om in het kader van een oefening die avond samen een vlucht met een Apache gevechtshelikopter gaan maken. Doel van de oefening was het “Algemene Vliegen-1” (zijnde het oefenen van basismanoeuvres).
De exacte indeling van de oefening werd aan de vliegers zelf overgelaten. Daartoe werd geen specifieke opdracht verstrekt. Verdachte heeft zelf in overleg met [medeverdachte] bepaald dat een deel van de oefening zou bestaan uit laagvliegen op een door hen te bepalen route.
De gebieden waar laag mag worden gevlogen worden regelmatig conform regelgeving verkend en van alle obstakels wordt de hoogte vastgesteld. Deze gegevens worden bij de navigatiesectie van het squadron aangeleverd en handmatig verwerkt op de basis kaarten.
Op 12 december 2007 is in de middag een verkenningsvlucht uitgevoerd.
Op de kaarten met de schaal 1:250.000 en de schaal 1:50.000 zijn de hoogspanningsmasten ingetekend en zijn deze masten – zeker voor een beroepsvlieger die in het kader van zijn beroepsuitoefening zeer regelmatig kaarten bestudeert – naar het oordeel van de militaire kamer duidelijk waarneembaar.
Verdachte en [medeverdachte] hebben bij de voorbereiding van de vlucht in het squadrongebouw de kaart met schaal 1:250.000 bekeken en ze hebben het daarbij niet over “hazards” (obstakels) gehad. De kaart met schaal 1: 50.000 (waarop de meest recente gegevens staan ingetekend op basis van de zogenaamde reccevlucht, die in de middag van 12 december 2007 nog was uitgevoerd) heeft verdachte kort voor vertrek bij het toestel gekregen. Hij heeft er toen “een blik op geworpen”.
De militaire kamer stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat vliegen met een helikopter op lage hoogte - zeker met de snelheid waarmee verdachte vloog, ten tijde van de draadaanvaring 115 knopen, ongeveer 213 kilometer per uur - het risico met zich brengt van een aanvaring, met alle gevaren van dien voor de inzittenden van de helikopter én voor zaken en personen op de grond. Indien een laagvlucht bij nacht plaatsvindt - waarmee in dit verband wordt bedoeld, in afwezigheid van daglicht - is het gevaar van een aanvaring nog groter. Iedere vlieger dient zich daarvan bewust te zijn en heeft daarmee de verantwoordelijkheid en de plicht om zich - binnen redelijke grenzen – zo te gedragen dat die risico’s zo beperkt mogelijk blijven. Er kan worden aangenomen dat verdachte en [medeverdachte] beiden voldoende ervaring hadden om te weten dat een laagvlucht bij nacht vanwege het verhoogde operationeel risico goed moet worden voorbereid .
Van verdachte – een beroepsvlieger – mag naar het oordeel van de militaire kamer in dit verband verwacht worden dat hij zich bewust is van het belang van kennisname vooraf van obstakels in met name het laagvlieggebied, waar hij een nachtvlucht ging uitvoeren. Het belang daarvan wordt nog eens benadrukt doordat voorafgaande aan de nachtvlucht overdag een verkenningsvlucht wordt uitgevoerd aan de hand waarvan de kaarten worden aangepast.
Door bij de voorbereiding van de vlucht in onvoldoende mate aandacht te besteden aan obstakels bij het bestuderen van de kaarten met de schaal 1:250.000 en 1:50.000 en door op laatst genoemde kaart zelfs niet meer dan “een blik te werpen” heeft verdachte een onaanvaardbaar risico genomen.
Zoals overwogen zijn de hoogspanningsmasten op beide kaarten duidelijk waarneembaar zodat er van kan worden uitgegaan dat verdachte, als beroepsvlieger, indien hij de kaarten op een serieuze wijze had bekeken kennis had gekregen van de aanwezigheid van deze obstakels op de geplande laagvliegroute.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet waarom hij de mast tijdens de vlucht niet heeft waargenomen. Hij heeft in dat verband verklaard: “Het maakt wel uit of ik van tevoren had geweten dat ik in de buurt een mast zou kunnen tegenkomen. Dan ben je er toch meer op attent. Dan had ik deze zeker wel eerder herkend als hazard, maar sterker nog, ik had dan zelfs daar niet zo laag gevlogen ”. De militaire kamer is van oordeel dat daarmee het causaal verband tussen het onvoldoende bestuderen van de kaarten en de draadaanvaarding en de daaruit voortvloeiende schade en gevaren is gegeven, is gegeven.
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat dit handelen als aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam moet worden aangemerkt. Dit levert schuld op als bedoeld in artikel 161ter en 169 van het Wetboek van Strafrecht.
De door de raadslieden aangevoerde factoren die, aldus de raadslieden, buiten de invloedsfeer van verdachte lagen doen naar het oordeel van de militaire kamer niet af aan de strafrechtelijke schuld van verdachte, zulks gelet op al het voorgaande.
Door de raadslieden is een beroep gedaan op afwezigheid van (alle) schuld.
De militaire kamer heeft bij de beoordeling van punt I – afwezigheid van culpa – geoordeeld dat er bij verdachte sprake is van een strafrechtelijk relevante schuld. Het beroep op het ontbreken van alle schuld is daarmee reeds verworpen.
Ten aanzien van feit 2 primair voorts
Door de raadslieden is ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde aangevoerd dat er geen bewijs is geleverd voor het bestanddeel “levensgevaar”. De raadslieden voeren daartoe aan dat bij levensgevaar voor anderen niet mag worden uitgegaan van een situatie die zich in werkelijkheid niet heeft voorgedaan. In dit geval hebben de vliegers de beschadigde Apache gevechtshelikoper doen landen in een nabij gelegen weiland.
De militaire kamer is van oordeel dat bij een zogenaamde draadaanvaring (een luchtvaartuig vliegt tegen een kabel) naar algemene ervaringsregels levensgevaar ontstaat voor degene die zich in het luchtvaartuig bevinden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gingen daar ook vanuit gezien hun reacties: “Ik realiseer me dat een “wirestrike” vrijwel altijd een dodelijke afloop heeft gehad en dat we het misschien niet overleven”, aldus [medeverdachte] en “Ik ben blij dat hij ([medeverdachte]) de kist aan de grond heeft gezet en ik hier nog zit”, aldus [medeverdachte].
Dat in casu in werkelijkheid de beschadigde Apache gevechtshelikopter heeft kunnen landen in een nabij gelegen weiland staat er niet aan in de weg om tot een bewezenverklaring van het ontstaan van levensgevaar te komen.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 12 december 2007 in Nederland, als vlieger (pilot flying/backseater), niet zijnde de gezagvoerder, van een luchtvaartuig (Apache gevechtshelikopter), zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat een elektriciteitswerk is beschadigd of onbruikbaar gemaakt, waardoor verhindering van stroomlevering ten algemene nutte en gemeen gevaar voor goederen is ontstaan,
- alvorens met dat luchtvaartuig op te stijgen, in onvoldoende mate, de vlieg-/stafkaarten van het gebied, dat hij wilde overvliegen, met de daarin voorkomende hoge objecten, heeft bekeken en
bestudeerd, en
- vliegende boven de rivier de Waal, op de plaats waar hoogspanningsleidingen
de rivier de Waal kruisen, met dat luchtvaartuig heeft gevlogen op een hoogte
van ongeveer 120 voet, althans lager dan een hoogte welke benodigd was om deze
hoogspanningsleidingen bovenlangs te passeren, en vervolgens
- met dat luchtvaartuig tegen de ter plaatste aanwezige hoogspanningsleidingen
is aan gevlogen,
tengevolge waarvan zes (6) hoogspanningsleidingen zijn gebroken, en drie (3) draagarmen
van deze hoogspanningsmasten zijn verbogen en/of afgebroken,
terwijl de verhindering van stroomlevering ten algemenen nutte hieruit heeft bestaan dat ongeveer 50.000 huishoudens en/of bedrijven van stroomvoorziening verstoken waren gedurende
meer dagen, en
terwijl het ontstane gemeen gevaar voor goederen hieruit heeft bestaan dat
door stroomverlies elektrische apparaten en/of van computersystemen
afhankelijke systemen/appraraten beschadigd werden en/of konden worden en/of
van (vries-)koeling afhankelijke goederen konden bederven;
2.
hij op 12 december 2007 in Nederland, als vlieger (pilot flying/backseater), niet zijnde de gezagvoerder, van een luchtvaartuig (Apache gevechtshelikopter) zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat voormeld luchtvaartuig is beschadigd is, terwijl daardoor levensgevaar is ontstaan voor een ander, te weten voor de
vlieger/gezagvoerder (pilot in command/frontseater) (P.J. [medeverdachte]),
- alvorens met dat luchtvaartuig op te stijgen in onvoldoende mate, de vlieg-/stafkaarten van het gebied, dat hij wilde overvliegen, met de daarin voorkomende hoge objecten, heeft bekeken en
bestudeerd, en
- vliegende boven de rivier de Waal, op de plaats waar hoogspanningsleidingen
de rivier de Waal kruisen, met dat luchtvaartuig heeft gevlogen op een hoogte
van ongeveer 120 voet, althans lager dan een hoogte welke benodigd was om deze
hoogspanningsleidingen bovenlangs te passeren, en vervolgens
- met dat luchtvaartuig tegen de ter plaatste aanwezige hoogspanningsleidingen
is aan gevlogen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
a. het aan zijn schuld te wijten zijn dat enig elektriciteitswerk wordt beschadigd of onbruikbaar gemaakt, terwijl daardoor verhindering van stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan
b. het aan zijn schuld te wijten zijn dat enig elektriciteitswerk wordt beschadigd en onbruikbaar gemaakt, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Het aan zijn schuld te wijten zijn dat een luchtvaartuig wordt beschadigd, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander is ontstaan.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 28 april 2011.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Op 12 december 2007 is verdachte met een Apache gevechtshelikopter boven de Waal tegen hoogspanningsleidingen aangevlogen. Door deze draadaanvaring waren duizenden huishoudens en bedrijven gedurende meerdere dagen van stroomvoorziening verstoken met een schade van tientallen miljoenen tot gevolg.
De militaire kamer is van oordeel dat het verdachte bij de voorbereiding van de vlucht heeft ontbroken aan de vereiste zorgvuldigheid, nu hij daarbij in onvoldoende mate aandacht heeft besteed aan obstakels, terwijl het een zogenaamde nachtvlucht betrof, waarbij werd gevlogen met “night vision” apparatuur en een deel van de vlucht uit laagvliegen bestond. Van een beroepspiloot mocht en mag verwacht worden dat hij wel rekening houdt met obstakels, omdat op hem nu eenmaal een grote verantwoordelijkheid rust voor het welzijn van personen en het behoud van goederen. Nu verdachte dit heeft nagelaten is dit als onvoorzichtigheid en onachtzaamheid te kwalificeren en als zodanig verdachte aan te rekenen, zij het in mindere mate dan de gezagvoerder, zijnde de medeverdachte. Dit verschil in verwijtbaarheid zal de militaire kamer tot uitdrukking brengen in de strafmaat.
De officier van justitie heeft voor de afdoening van deze feiten geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn eis rekening gehouden met:
- de ouderdom van de zaak;
- de forse financiële schade die is ontstaan door de draadaanvaring;
- de mindere taak van verdachte vlieger (pilot flying/backseater) ten opzichte van de taak van de vlieger/gezagvoerder (pilot in command/frontseater);
- de blanco documentatie van verdachte;
- het feit dat er door defensie geen rechtspositionele maatregelen zijn getroffen.
De militaire kamer is van oordeel dat de officier van justitie bij het bepalen van zijn strafeis voldoende rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden in deze zaak. De militaire kamer ziet dan ook geen reden om af te wijken van hetgeen door hem is geëist.
Voor wat betreft de inbeslaggenomen voorwerpen zal de militaire kamer de teruggave gelasten aan de rechthebbende(n).
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 161ter en 169 van het Wetboek van Strafrecht.
De militaire kamer rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 25 (vijfentwintig) dagen.
Gelast, voor zover nog niet teruggegeven, de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende(n).
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. A.G. Broek-de Stigter, rechter,
kolonel mr. J.P.M. Schwillens, militair lid,
in tegenwoordigheid van Y.A.C. Conijn en M.H.J. Materman, griffiers.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2011.