Parketnummer : 05/700211-11
Datum zitting : 21 juni 2011
Datum uitspraak : 5 juli 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum- en plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Arnhem, door een feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtig handeling, te weten het ontuchtig (tong)zoenen van die [slachtoffer], in ieder geval duwen van zijn tong in/tegen haar mond en/of tegen haar tong, en waarbij de feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft gevraagd met hem mee te lopen naar een kleedkamer
waarvan verdachte de deur achter zich dicht deed en/of
- met die [slachtoffer] is gaan knuffelen en/of
- die [slachtoffer] bij haar schouders heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] op onverhoedse wijze op de mond heeft gezoend en/of zijn tong
in mond en/of tegen haar tong en/of lippen heeft geduwd;
2.
hij op of omstreeks 10 september 2010 te Arnhem, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboortedatum 7/9/1994), bestaande die ontucht hierin dat hij die [slachtoffer], opzettelijk ontuchtig, een tongzoen, in ieder geval een zoen op de mond heeft gegeven.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 21 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. H.C.C. Berendsen, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en voorts tot het verrichten van 60 uren werkstraf subsidiair 30 dagen hechtenis.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij aangeefster geen tongzoen heeft gegeven. Hij wilde enkel knuffelen en haar een zoen op de wang geven. Per ongeluk is de zoen, een ‘dikke smakkerd’, op haar mond terechtgekomen en kennelijk heeft aangeefster deze zoen als een tongzoen ervaren.
De rechtbank is van oordeel dat de knuffel en de kus op de wang die verdachte aangeefster wilde geven, verder zijn gegaan dan verdachte wil doen voorkomen. Binnen de vereniging waarvan verdachte de voorzitter is en aangeefster lid, heerst, aldus beiden een knuffelcultuur. Ondanks dat aangeefster verdachte, zo zegt ze, een hele lieve man vindt en gewend is dat binnen de vereniging veel geknuffeld wordt, is zij na het gesprek met verdachte in de kleedkamer en de daarop volgende knuffel en zoen geschokt en overstuur. Zij heeft vrijwel meteen bij terugkomst in de zaal aan andere leden geëmotioneerd verteld wat haar is overkomen in de kleedkamer; verdachte had haar op de mond gezoend en probeerde met zijn tong in haar mond te komen. De rechtbank acht gelet hierop de verklaring van aangeefster over wat haar is overkomen betrouwbaar en overtuigend.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat het ontuchtige aan de handeling van verdachte hierin dat hij aangeefster heeft vastgepakt bij de schouders en geknuffeld en haar onverhoeds op haar mond heeft gezoend. Daarbij heeft verdachte zijn tong tegen de mond van aangeefster geduwd.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, tevens van oordeel dat aangeefster aan de waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Verdachte was immers de voorzitter van de majorettevereniging waarvan de minderjarige aangeefster lid was. Verdachte is binnen de vereniging bovendien de centrale functionaris en in die hoedanigheid nauw betrokken bij de majorettes, de trainingen en de wedstrijden. Dit brengt mee dat aangeefster in een tot op zekere hoogte afhankelijke positie ten opzichte van verdachte verkeerde en dat verdachte een zeker overwicht over aangeefster had.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 10 september 2010 te Arnhem, door een feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtig handeling, te weten het duwen van zijn tong tegen haar mond en waarbij de feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft gevraagd met hem mee te lopen naar een kleedkamer
- met die [slachtoffer] is gaan knuffelen en
- die [slachtoffer] bij haar schouders heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] op onverhoedse wijze op de mond heeft gezoend en zijn tong
tegen haar lippen heeft geduwd;
2.
hij op 10 september 2010 te Arnhem, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboortedatum 7/9/1994), bestaande die ontucht hierin dat hij die [slachtoffer], opzettelijk ontuchtig, een zoen op de mond heeft gegeven.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Plegen van ontucht met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
Naar het oordeel van de rechtbank valt het onder 1 en 2 bewezenverklaarde in twee strafbepalingen, namelijk die van artikel 246 en van artikel 249 Sr. Gelet op de eendaadse samenloop zal de rechtbank bij de straftoemeting alleen de strafbepaling van artikel 246 Sr toepassen, omdat daarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is onder meer gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, d.d. 1 juni 2011 en een voorlichtingsrapport van 20 mei 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een minderjarig lid van de vereniging waarvan hij de voorzitter is, op haar mond gezoend waarbij ook zijn tong heeft gebruikt. Ondanks dat het normaal was dat binnen de vereniging regelmatig werd geknuffeld, was het meisje geschokt door het incident. Hetgeen, ook gezien het leeftijdsverschil, begrijpelijk is. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van het minderjarige meisje geschaad.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de vrije omgang binnen de vereniging, verdachte heeft een minderjarig lid van een vereniging meegenomen naar een afgezonderde ruimte en heeft aldaar ontucht met haar gepleegd. Dit terwijl het meisje zich binnen de vereniging veilig en op haar gemak moet kunnen voelen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte zijn voorzitterschap van de vereniging vrijwel direct heeft moeten opgeven en dat de familie van aangeefster verdachte heeft opgezocht om hem te confronteren met het incident waarbij de familie van aangeefster fysiek heeft ingegrepen. Tevens heeft verdachte geen strafrechtelijke documentatie en heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich schaamt en spijt heeft van het incident.
Alles overwegend, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. De door de officier van justitie geëiste werkstraf is een passende sanctie.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 55, 246 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mrs. W.A. Holland (voorzitter), J.M. Hamaker en G.M.L. Tomassen, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2011.