ECLI:NL:RBARN:2011:BR0729

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/703336-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schennis van de eerbaarheid op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 4 juli 2011, is de verdachte beschuldigd van schennis van de eerbaarheid op verschillende data en locaties in Nederland. De tenlastelegging omvat vier feiten waarbij de verdachte zich met een ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en zich heeft schuldig gemaakt aan masturbatie in het openbaar. De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, inclusief bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling bij Kairos.

Tijdens de zitting op 20 juni 2011 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.G.M. Van Rossum, zijn verdediging gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefsters consistent zijn en dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn aanwezigheid op de locaties waar de feiten zich hebben voorgedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar zijn aangemerkt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het recidiverisico. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Parketnummer : 05/703336-10
Datum zitting : 20 juni 2011
Datum uitspraak : 4 juli 2011
Promis II
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman: mr. C.G.M. Van Rossum, advocaat te Bemmel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2009 te Haalderen, in ieder geval in Nederland,
opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, op of aan een plaats, voor het
openbaar verkeer bestemd, te weten de Lage Zandsestraat,
door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of te
masturberen;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2009 te Bemmel, gemeente Lingewaard, in ieder
geval in Nederland,
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de
Ressensestraat,
opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich toen en daar met
ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of te masturberen;
3.
hij op of omstreeks 26 juni 2009 te Bemmel, gemeente Lingewaard, in ieder
geval in Nederland,
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de
Ressensestraat,
opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich toen en daar met
ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of te masturberen;
4.
hij op of omstreeks 30 november 2009 te Bemmel, gemeente Lingewaard,
opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Drieske,
door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of te
masturberen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.G.M. Van Rossum, advocaat te Bemmel.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een behandeling bij Kairos.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft zich op 19 januari 2009 in Haalderen op de Lage Zandsestraat met een ontbloot geslachtsdeel bevonden.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft zicht op 20 juni 2009 in Bemmel op de Ressensestraat bevonden met een ontbloot geslachtsdeel.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft zich op 26 juni 2009 in Bemmel op de Ressensestraat bevonden met een ontbloot geslachtdeel.
Standpunt van het openbaar ministerie
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
De verdachte heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat hij niet heeft gemasturbeerd maar dat hij zijn geslachtsdeel vast had omdat hij aan het plassen was, dan wel net klaar was met plassen.
Beoordeling van de standpunten
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan masturberen en overweegt daartoe het navolgende.
In de beschrijvingen van hetgeen er gebeurd is, toen de aangeefsters met verdachte werden geconfronteerd, bestaan sterke overeenkomsten.
Zo heeft aangeefster [betrokkene1] (feit 1) verklaard dat zij op 19 januari 2009 over het fietspad in de richting van het bruggetje over de Linge reed. Zij heeft verklaard dat zij haar moeder aan de telefoon had omdat ze bang was om langs het elektriciteitshuisje te fietsen omdat ze daar een man zag staan waarvan ze het idee had dat hij haar op stond te wachten en dat zij haar moeder constant aan de telefoon heeft gehouden toen zij verder fietste. Vervolgens zag zij dat de man vanachter het elektriciteitshuisje naar haar keek en dat hij ineens het fietspad kwam opgelopen en dat hij zijn broek tot op zijn knieën omlaag had, dat zijn geslachtsdeel ontbloot was en dat verdachte voor het schaamtegevoel kwetsende bewegingen maakte. Ze heeft daarover letterlijk verklaard: “ Ik zag dat hij zijn geslachtsdeel in zijn hand had en hij aftrekkende bewegingen maakte. Op het moment dat hij zich aan het aftrekken was keek hij mij aan.”
Aangeefster [betrokkene2] (feit 2) heeft verklaard dat zij op 20 juni 2009 samen met aangeefster [betrokkene3] over de Ressenestraat in Bemmel fietste toen zij bij het bruggetje een man in de bosjes zagen staan. Zij heeft hierover verklaard: “We konden duidelijk zien dat hij aan zijn piemel stond te trekken.”
[betrokkene3] heeft hierover verklaard dat zij duidelijk zijn geslachtsdeel kon zien, hij had zijn broek op zijn knieën. Een paar minutern later kwam ze opnieuw langs de plek waar zij de man eerder hadden gezien. Hij had zijn broek nog steeds naar beneden en deed niet alsof hij aan het plassen was .
Aangeefster [betrokkene4] (feit 3) heeft verklaard dat zij op 26 juni 2009 op de Ressensestraat in Bemmel samen met aangeefster [betrokkene5] richting het bruggetje fietste toen zij een man zagen staan in de bosjes. Zij heeft hierover verklaard: Ik zag dat de man zijn broek wat naar beneden had tot halverwege zijn kont.” “Ik zag dat de man aan zijn piemel zat. Ik weet in ieder geval zeker dat hij niet aan het plassen was.” [betrokkene5] heeft verklaard dat zij zag dat de man zijn piemel vast hield met allebei zijn handen en dat hij zijn piemel van links naar rechts bewoog, een paar keer heen en weer.’ [betrokkene5] is daarna direct naar haar vriend [vriend] toegereden om te vertellen wat er gebeurd was.
Verdachte heeft zelf over zijn handelen verklaard dat hij steeds ging plassen op plekken die hij had uitgezocht omdat het daar rustig was en omdat hij wist dat er meisjes langskwamen. Hij benadrukt dat hij dat deed omdat hij benieuwd was naar de reactie van de vrouwen.
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij in het openbaar heeft gemasturbeerd, verklaren de aangeefsters dus consistent anders. Zij verklaren immers allen dat verdachte aan zijn piemel heeft getrokken, aftrekkende bewegingen heeft gemaakt, of zijn piemel heen en weer heeft bewogen. De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan deze, elkaar op dit onderdeel ondersteunende, verklaringen en acht die dan ook betrouwbaar.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zowel ten aanzien van feit 1, feit 2 als feit 3 ook heeft gemasturbeerd.
Ten aanzien van feit 4
Vaststaande feiten
Verdachte stond op 30 november 2009 tussen 21.00 en 21.30 uur met een auto geparkeerd op het parkeerterrein van de sporthal gelegen aan de Drieske te Bemmel. Verdachte is zijn auto uitgeweest. Op 30 november 2009 tussen 21.00 uur en 21.30 uur fietsten [betrokkene6] en [[betrokkene7] langs de grasvelden bij de sporthal gelegen aan de’ Drieske, toen zij zagen dat er een man in de bosjes stond die zich naar hen toedraaide, waardoor zijn geslachtsdeel zichtbaar was en waarbij de man zijn geslachtsdeel vast had en van links naar rechts en van boven naar beneden bewoog.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij het hem ten laste gelegde heeft gepleegd en heeft verklaard dat hij op het parkeerterrein aanwezig was voor een andere reden.
Beoordeling van de standpunten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdacht het ten lastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft steeds wisselende verklaringen afgelegd voor de reden van zijn aanwezigheid op de desbetreffende locatie op het desbetreffende tijdstip en over wat hij aldaar gedaan heeft. Zo heeft hij ten overstaan van getuige [getuige1] die avond verklaard dat hij op zijn vriendin wachtte die aan het sporten was. Ter terechtzitting heeft verdachte een andere reden gegeven voor zijn aanwezigheid toen en daar. Hij heeft verklaard dat hij toen hij in zijn auto aan het rijden was, werd gebeld en de eerste de beste parkeerplek heeft opgezocht die hij tegenkwam om het telefoongesprek voort te zetten. Dat hij tegen [getuige1], naar eigen zeggen in strijd met de waarheid, anders verklaard heeft, kwam omdat hij bang was om verdacht te worden van het plegen van schennis omdat hij een man uit de bosjes had zien wegrennen, aldus verdachte. Getuige [getuige1] heeft echter verklaard dat hij zag dat verdachte tussen de struiken naast de sporthal liep en dat verdachte vanuit de struiken naar een kleine rode auto liep die op de parkeerplaats stond, waarna verdachte ging zitten bellen. Verdachte heeft in eerste instantie ter terechtzitting ontkend de auto te zijn uitgestapt, later heeft hij verklaard toch te zijn uitgestapt om een sigaretje te roken.
Verdachte heeft dus wisselend en leugenachtig verklaard. Daartegenover staan de verklaringen van de aangeefsters welke nauw overeenkomen met de verklaringen van de andere aangeefsters in de feiten 1 tot en met feit 3 zoals reeds besproken. Gelet op de wisselende en in ieder geval deels leugenachtige verklaringen van verdachte over zijn aanwezigheid op de parkeerplaats bij de Drieske tussen 21:00 en 21:30 uur op de bewuste avond van 30 november 2009 en nu de modus-operandi van verdachte overeenkomt met hetgeen zich op 30 november 2009 heeft afgespeeld, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de man is die aan [betrokkene6] en [betrokkene7] zijn geslachtsdeel heeft getoond.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte ook het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan.
1.
hij op 19 januari 2009 te Haalderen,
opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, op een plaats, voor het
openbaar verkeer bestemd, te weten de Lage Zandsestraat,
door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of te
masturberen;
2.
hij op 20 juni 2009 te Bemmel, gemeente Lingewaard op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Ressensestraat, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en te masturberen;
3.
hij op 26 juni 2009 te Bemmel, gemeente Lingewaard op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Ressensestraat, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en te masturberen;
4.
hij op 30 november 2009 te Bemmel, gemeente Lingewaard, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden
op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Drieske, door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en te masturberen;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4, telkens:
Schennis van de eerbaarheid op af aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijk omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 21 mei 2011; en
- een psychiatrische consultbrief, opgesteld door (naam)(NIFP), gedateerd 22 maart
2011; en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 25 mei 2011
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een behandeling bij Kairos.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen en geen bijzondere voorwaarden aan de proeftijd op te leggen zoals geëist door de officier van justitie. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte slechts enkele keren de fout in is gegaan en zich daarna sinds 2009 niet meer schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke zaken. Voorts heeft raadsman aangevoerd dat de door de reclassering aangevoerde criminogene factoren geen link hebben met de door verdachte gepleegde strafbare feiten zodat bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd zijn.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft zich vier maal schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid in een periode van tien maanden. Verdachte ging steeds bewust naar beschutte plekken toe waarvan hij wist dat daar meisjes en vrouwen langs zouden komen alwaar hij ze opwachtte. De meisjes die met verdachte geconfronteerd werden, konden door de wijze waarop verdachte zich positioneerde zich niet onttrekken aan de situatie.
Dit zijn ernstige feiten.
Met name gezien de jonge leeftijd van de slachtoffers heeft het gedrag van verdachte een behoorlijke indruk op zijn slachtoffers gehad en zelfs een gevoel van onveiligheid teweeg gebracht, temeer omdat zij niet konden weten wat verdachte eventueel verder van plan was.
Naar wettelijke maatstaven worden de feiten bedreigd met een gevangenisstraf van vier maanden.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf evenwel rekening met het feit dat het om oude feiten gaat en dat verdachte ten aanzien van deze feiten ‘first- offender’ is. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat met betrekking tot het opleggen van de straf de nadruk ligt op het ondergaan van een behandeling door verdachte. De rechtbank zal daarom, in afwijking van de eis van de officier van justitie, een werkstraf opleggen van 60 dagen, te vervangen door 30 dagen hechtenis als verdachte zijn werkstraf niet of niet behoorlijk uitvoert.
Het recidiverisico van verdachte wordt door Reclassering Nederland als hoog/gemiddeld ingeschat. Dat er sprake is van herhalingsgevaar blijkt ook uit de omstandigheid dat verdachte op 21 januari 2009 en 15 juli 2009 tweemaal toe met zijn vriendin op het politiebureau is geweest, waarbij zijn vriendin ermee werd geconfronteerd dat haar auto, die door verdachte werd gebruikt, in verband werd gebracht met schennisplegingen. Ondanks deze bezoeken aan het politiebureau is verdachte ook na 21 januari en 15 juli 2009 opnieuw in de fout gegaan, hetgeen getuigt van een hardnekkigheid van de drang tot het plegen van schennis. Dat verdachte thans geen feiten worden verweten die zich na 30 november 2009 hebben afgespeeld, biedt onvoldoende garantie dat het herhalingsgevaar is geweken. Gelet hierop zal de rechtbank tevens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden op leggen met een proeftijd van 2 jaren, en zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door Reclassering Nederland geadviseerd.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 239 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 ( zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel indien de veroordeelde de voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaar de navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven, ook indien dit zal inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of een andere vergelijkbare instelling voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer, rechter, als voorzitter,
mr. T.P.E.E. van Groeningen, rechter,
mr. F.N.J. Jansen, rechter,
in tegenwoordigheid van M.H.van de Pol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2011.