Parketnummer : 05/701119-11
Zittingsdatum : 29 juni 2011
Datum uitspraak : 6 juli 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : N.N. (zich noemende [verdachte]),
ter terechtzitting geeft verdachte aan te zijn genaamd: [ter terechtzitting opgegeven personalia], geboren te [geboorteplaats] (Georgië), wonende te [adres] (Georgië),
verder zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem – HvB “De Berg” te Arnhem.
Raadsman : mr. M.R. Roethof (Sr), advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2011 te Zevenaar, in elk geval in Nederland,
in het bezit was van een aantal reisdocumenten, te weten:
een nationaal paspoort van Litouwen (nr. [x] op naam van [verdachte],
geboren op [geboortedatum]), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing
hieruit dat:
- de naam- en persoongegevens, op de personaliabladzijde, in een afwijkende
techniek was aangebracht ten opzichte van een voorhanden zijnd specimen en/of
- de berekende waarden van de eerste en tweede regel vermelde controle
getallen, niet overeenkwamen met de waarden zoals die behoren te zijn na een
gestandaardiseerde berekening die is vastgesteld in Document 9303 van de
International Civil Aviation Organisation;
een nationale identitetiskaart van Litouwen (nr. [x] op naam van [verdachte], geboren op [geboortedatum]), waarvan hij wist of rederlijkerwijs moest
vermoeden dat het reisdocument valt of vervalst was, bestaande de valsheid of
vervalsing hieruit dat:
- de identiteitskaart qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en
gebruikte productie-/druk- en beveiligingstechnieken afwijkt van een originele
nationale identiteitskaart van Litouwen en/of
- de berekende waarden van de eerste en tweede regel vermelde controle
getallen, niet overeenkwamen met de waarden zoals die behoren te zijn na een
gestandaardiseerde berekening die is vastgesteld in Document 9303 van de
International Civil Aviation Organisation;
hij op of omstreeks 17 juni 2011 te Zevenaar, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e)
nationaal rijbewijs van Litouwen (nr. [x] op naam van [verdachte]
geboren op [geboortedatum])- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers:
- is voor dit rijbewijs qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en
gebruikte productie-/druk- en beveiligingstechnieken gebruik gemaakt van een
afwijkende kleur, detaillering, basismateriaal en productie-/druk- en
beveiligingstechnieken en/of
- geeft dit rijbewijs bij aanstraling met een ultraviolette lichtbron een
afwijkende reactie ten opzichte van het voorhanden zijnde specimen van
een nationaal rijbewijs van Litouwen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 29 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
Verdachte is bijgestaan door mr. M.R. Roethof (sr), advocaat te Arnhem.
Aangezien verdachte blijk geeft niet de Nederlandse taal te verstaan doch wel de Georgische taal is in de zaal van de terechtzit¬ting een tolk in de Russisch/Georgische taal aanwezig om bijstand te verle¬nen.
Het onderzoek heeft daarom plaats met bijstand van een per¬soon, die opgeeft te zijn:
[tolk], beëdigd tolk in de Russisch/Georgische taal (WBTV 485).
Al hetgeen ter terechtzitting wordt gesproken of voorgelezen, is door de tolk vertaald.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de Koninklijke Marechaussee gehouden controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen en in het bijzonder de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding zoals vermeld in artikel 4. 17 a van het Vreemdelingenbesluit 2000 onrechtmatig was omdat dergelijke controles – kort gezegd – in strijd zijn met Europese regelgeving met betrekking tot vrij verkeer van personen en de afschaffing van grenscontroles. Dit betekent dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig was. Er is aldus sprake van een onherstelbaar vormverzuim jegens verdachte. Het als gevolg van de staandehouding verkregen bewijsmateriaal dient daarom te worden uitgesloten van bewijsvoering. Bij gebrek aan overig bewijs waaruit de schuld van verdachte aan het ten laste gelegde feit kan worden afgeleid, dient verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De op naam van verdachte gestelde documenten, zijnde een nationaal paspoort van Litouwen, een nationale identiteitskaart van Litouwen en een nationaal rijbewijs van Litouwen, bleken bij onderzoek door een documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee vervalst. Daarnaast heeft verdachte ter zitting toegegeven dat hij wist dat het vervalste documenten betrof, die hij van een niet nader genoemde persoon in Polen heeft gekocht.
De officier van justitie heeft bovendien gesteld dat de door de Koninklijke Marechaussee uitgevoerde controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen – naar aanleiding waarvan verdachte is staande gehouden – wel degelijk rechtmatig was nu deze is gehouden op grond van het bij Besluit van 30 mei 2011 ingevoegde artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000 ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding en dat deze niet het karakter droeg van een grenscontrole.
Beoordeling door de politierechter
Op vrijdag 17 juni 2011 werd door personeel van de Koninklijke Marechaussee op de Rijksweg A12 te Babberich in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen en in het bijzonder de bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding als bedoeld in artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit een personencontrole uitgevoerd. Daarbij werd ter hoogte van hectometerpaal 148,9 een grijskleurige Opel Vectra met een Pools kenteken gezien. Deze auto is in het kader van genoemde controle naar een parkeerplaats langs de Rijksweg A12 gedirigeerd. Aldaar werd de inzittenden gevraagd een identiteitsbewijs te tonen. Verdachte, gezeten naast de bestuurder, toonde een Litouwse identiteitskaart. De verbalisant zag dat de beveiligingskenmerken op de identiteitskaartmogelijk niet overeen kwamen met de kenmerken op een originele Litouwse identiteitskaart. Bij onderzoek door een documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee bleek de identiteitskaart vervalst. Zo ook het op naam van verdachte gestelde Litouwse paspoort en rijbewijs. Daarop is verdachte aangehouden op verdenking van het in bezit hebben van valse reisdocumenten en van valsheid in geschrift.
De relevante regelgeving kan als volgt worden samengevat. Ingevolge artikel 67, lid 2 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zorgt de Unie er voor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden uitgevoerd en ingevolge artikel 77, lid 1 ontwikkelt de Unie een beleid dat tot doel heeft personencontrole bij de overschrijding van binnengrenzen te voorkomen. Ter uitvoering van deze bepalingen is op 15 maart 2006 de Verordening 562/2006 (Schengengrenscode) tot stand gekomen. Op grond van artikel 20 hiervan kunnen binnengrenzen op iedere plaats worden overschreden zonder dat personen worden gecontroleerd. Desalniettemin zijn op grond van artikel 21 andersoortige controles wel toegestaan, zoals (sub a) politiecontroles, mits deze niet hetzelfde effect hebben als grenscontroles. In zijn arrest van 22 juni 2010, C-188/10 en C-189/10 (Melki & Abdelli) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat politiecontrole op autowegen binnen een tevoren vastgestelde grenszone kan bijdragen aan de conclusie dat deze controle hetzelfde effect heeft als de – verboden – grenscontroles. Het hof heeft geoordeeld dat de nationale wetgeving regels en waarborgen moet bevatten ter regulering van steekproefsgewijze controles op de naleving van de identificatieplicht (welke controle op zichzelf is toegestaan) in het grensgebied. De ze regels moeten voorkomen dat de controles worden uitgevoerd op een wijze die hetzelfde effect heeft als de gewraakte grenscontroles (rov. 74-75).
Ingevolge artikel 50 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) zijn de ambtenaren belast met grensbewaking en belast met toezicht op vreemdelingen onder meer ter bestrijding van illegaal verblijf bevoegd na grensoverschrijding personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Volgens paragraaf A3/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) kunnen ingereisde personen na grensoverschrijding worden onderworpen aan controle in de vorm van Mobiel Toezicht Vreemdelingen, binnen een zone van drie kilometer vanaf de grens (of: tot aan de tweede afslag van een autoweg, rekenend vanaf de grens) indien er nog geen vermenging met binnenlands reizigersverkeer heeft plaatsgevonden.
In zijn beslissing van 28 december 2010, LJN BP0427, JV 2011, 84 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat artikel 50 Vw 2000 en paragraaf A3/2.4 Vc 2000 niet voldoen aan de door het Hof van Justitie van de Europese Unie in genoemd arrest verlangde waarborgen. Allereerst is de regelgeving betreffende de controles niet neergelegd in een wettelijke regeling, maar in beleidsregels. Daarnaast ziet paragraaf A3/2.4 Vc 2000 uitsluitend op personen van wie mag worden aangenomen dat zij de grens hebben overschreden en vindt de controle plaats binnen een zone van 3 kilometer vanaf de grens. Daarmee wordt een direct verband gelegd met grensoverschrijding. Nu de regeling verder geen instructies bevat over de wijze van uitvoering van de controles, de intensiteit en frequentie, concludeert de Afdeling dat paragraaf A3/2.4 Vc 2000 niet voorkomt dat de steekproefsgewijze controle feitelijk hetzelfde effect heeft als een (verboden) grenscontrole kan hebben. In de voorliggende zaak concludeerde de Afdeling vervolgens dat de staandehouding van de vreemdeling onrechtmatig was en dientengevolge ook de inbewarinstelling, gelet op de belangen ter bescherming waarvan het betrokken voorschrift strekt, onrechtmatig moest worden geoordeeld.
Bij Besluit van 30 mei 2011, inwerking getreden per 1 juni 2011, is het Vreemdelingenbesluit 2000 in die zin gewijzigd dat, na artikel 4.17, artikel 4.17a is ingevoegd. Met deze wijziging wordt beoogd gevolg te geven aan het hiervoor besproken arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In artikel 4.17a Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in artikel 50 Vreemdelingenwet 2000, om ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding personen staande te houden, alleen kan worden uitgeoefend in het kader van toezicht op – onder meer en in casu van belang – wegen binnen een zone van twintig kilometer vanaf de gemeenschappelijke landgrens met België en Duitsland. Op grond van het vijfde lid van artikel 4.17a Vreemdelingenbesluit 2000 is dit toezicht op eenzelfde weg beperkt tot ten hoogste negentig uur per maand en ten hoogste zes uur per dag en mag slechts een deel van de passerende vervoermiddelen worden stilgehouden.
Weliswaar is met het Besluit van 30 mei 2011 een wettelijk kader geschapen waarin nadere regels ten aanzien van zonering, intensiteit en frequentie zijn opgenomen die gelden in het kader van toezicht op vreemdelingen. Echter daarmee is niet gewaarborgd dat wordt voorkomen dat de steekproefsgewijze controle feitelijk hetzelfde effect als een grenscontrole kan hebben. Deze situatie doet zich hier voor. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat het een controle betrof van een auto met een Pools kenteken rijdend over de Rijksweg A12 te Babberich in de gemeente Zevenaar. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat er aanwijzingen zijn voor een verdenking van een strafbaar feit. Gelet op het ontbreken van wettelijke waarborgen die ertoe strekken te voorkomen dat personencontroles in de grensstreek hetzelfde effect hebben als de inmiddels verboden grenscontrole moet, in het voetspoor van de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, worden geconcludeerd dat de controle onrechtmatig was en derhalve ook de staandehouding en de daarop volgende aanhouding van verdachte.
Vervolgens komt de vraag aan de orde wat de consequentie hiervan moet zijn. Het steekproefsgewijze controleren van personen in de grensstreek zonder dat er aanwijzingen zijn voor een verdenking van een strafbaar feit is in strijd met de Europese regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van personen en de in communautair verband nadrukkelijk nagestreefde slechting van de binnengrenzen en afschaffing van de grenscontroles. Dat is een onherstelbaar vormverzuim, ook jegens de verdachte. Vast staat dat het bewijs tegen verdachte is verkregen als onmiddellijk gevolg van de onrechtmatige staandehouding. Het aldus verkregen bewijs moet daarom worden uitgesloten van de bewijsvoering. Nu er overigens geen bewijs voorhanden is waaruit de schuld van verdachte aan de hem tenlastegelegde feiten kan worden afgeleid, moet verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
mr. J.P.M. Schwillens, politierechter,
in tegenwoordigheid van R.G. van Geenen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2011.