ECLI:NL:RBARN:2011:BR1075

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216159
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de verkoop van een gemeenschappelijke woning en omgangsregeling met minderjarige zoon

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk ouders zijn van een minderjarige zoon. De eiseres vordert dat de gedaagde zijn medewerking verleent aan de verkoop van hun gemeenschappelijke woning, die onder hypotheek staat. De partijen hebben op 1 mei 2007 gezamenlijk de woning verworven en zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld van € 145.000,00. De eiseres stelt dat zij na het vertrek van de gedaagde uit de woning alleen opdraait voor de vaste lasten en dat zij niet in staat is deze alleen te voldoen. De gedaagde heeft de woning verlaten en heeft sindsdien niet meer bijgedragen aan de hypotheeklasten. De hypotheekbank heeft de lening opgeëist vanwege achterstallige betalingen.

Daarnaast is er een omgangsregeling tussen de gedaagde en hun zoon, die op 18 februari 2011 is overeengekomen. De gedaagde vordert in reconventie dat deze regeling wordt nageleefd, omdat hij sinds april 2011 zijn zoon niet meer heeft gezien. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde recht heeft op omgang met zijn zoon en dat de eiseres moet meewerken aan de nieuwe regeling die tijdens de zitting is overeengekomen.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Tevens is bepaald dat de gedaagde de helft van de hypotheeklasten moet betalen en dat de eiseres moet meewerken aan de omgangsregeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 4 juli 2011 door mr. N.W. Huijgen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 216159 / KG ZA 11-250
Vonnis in kort geding van 4 juli 2011
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.S. Linssen te Waardenburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. B.A. Elings te Tiel.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de eis in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is op 12 augustus 2008 de thans nog minderjarige zoon van partijen, [zoon], geboren. Partijen zijn gezamenlijk belast met de uitoefening van het gezag over [zoon].
2.2. Partijen hebben op 1 mei 2007 in gezamenlijke eigendom verkregen het woonhuis, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie H nummer 2706 (hierna: de woning). Op de woning rust een hypotheekschuld van
€ 145.000,00 aan BLG Hypotheekbank N.V. (hierna: de hypotheekbank) waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.3. [gedaagde] heeft na de ontwrichting van de affectieve relatie tussen partijen de woning verlaten en sindsdien niet meer meebetaald aan de hypotheeklasten van de woning.
2.4. Partijen hebben op 18 februari 2011 een schriftelijke overeenkomst gesloten met betrekking tot onder meer de omgangsregeling tussen [gedaagde] en [zoon]. Op grond van deze overeenkomst heeft [gedaagde] recht op omgang met [zoon]:
- elke woensdag- en vrijdagavond van 17:00 uur tot 21:00 uur;
- één weekend per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 21:00 uur; en
- gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
2.5. Vanwege achterstallige hypotheekrentebetalingen heeft de hypotheekbank de gehele hypothecaire lening inclusief de achterstand in de rentebetalingen, te weten een bedrag van € 148.357,85, opgeëist van partijen.
2.6. Bij brief van 1 april 2011 heeft de hypotheekbank partijen verzocht een volmacht te ondertekenen tot verkoop en levering van de woning.
2.7. In opdracht van [eiseres] heeft [een makelaarskantoor] te [woonplaats] de marktwaarde van de woning getaxeerd op € 192.500,00. [een makelaarskantoor] is bereid de woning in opdracht van partijen in de verkoop te nemen.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het te koop aanbieden van de woning middels tussenkomst van [een makelaarskantoor], op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van € 5.000,00;
II te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de door [gedaagde] te verrichten rechtshandeling, te weten het verstrekken van een verkoopvolmacht aan [een makelaarskantoor] ter zake de woning, indien [gedaagde] twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke zal zijn gebleven zijn medewerking te verlenen aan de hiervoor vermelde veroordeling;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de helft van de aan de woning verbonden maandelijkse hypotheeklasten, zijnde € 300,00, tot aan de passeerdatum bij de notaris; en
IV [gedaagde] te veroordelen in kosten van deze procedure.
3.2. [eiseres] stelt dat [gedaagde] gehouden is mee te werken aan de feitelijke scheiding en deling van de gemeenschappelijke woning door de woning in de verkoop te zetten. Zij stelt dat het in het belang van beide partijen is dat zij zelf de verkoop van de woning in de hand houden door een eigen makelaar in te schakelen om een zo hoog mogelijk verkoopopbrengst te verwezenlijken.
3.3. [eiseres] stelt een spoedeisend belang te hebben omdat zij na het vertrek van [gedaagde] uit de woning alleen opdraait voor de vaste lasten van de woning en zij thans niet meer in staat is om die alleen te voldoen. Voorts wil zij ontslagen worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de op de woning rustende hypothecaire lening.
3.4. [gedaagde] voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I te bepalen dat [gedaagde] het recht heeft op omgang met [zoon] op de tijdstippen zoals partijen op 18 februari 2011 onderling zijn overeengekomen en hebben vastgelegd, te weten:
• elke woensdag- en vrijdagavond van 17:00 uur tot 21:00 uur;
• één weekend per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 21:00 uur; en
• gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
II te bepalen dat de hiervoor genoemde omgangsregeling dient in te gaan op woensdag 22 juni 2011, dan wel op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen tijdstip;
III [eiseres] te veroordelen aan genoemde omgangsregeling alle medewerking te verlenen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere keer dat zij in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen;
IV [eiseres] te veroordelen in de proceskosten van de reconventionele procedure.
4.2. [gedaagde] stel dat [eiseres] de op 18 februari 2011 overeengekomen omgangsregeling frustreert en vordert nakoming van die omgangsregeling. [gedaagde] stelt een spoedeisend belang te hebben omdat hij sinds 10 april 2011 [zoon] niet meer heeft gezien en hij zo snel mogelijk weer omgang met [zoon] wil hebben. [gedaagde] vreest dat [zoon] zich van hem zal vervreemden indien er niet op korte termijn weer omgang zal plaatsvinden.
4.3. [eiseres] voert verweer.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiseres] en is bovendien niet door [gedaagde] betwist.
5.2. [gedaagde] heeft de vorderingen van [eiseres] niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, waardoor de vorderingen van [eiseres] in beginsel voor toewijzing gereed liggen.
5.3. Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning. De woning is nog niet verdeeld. Uitgangspunt is dat op grond van het bepaalde in artikel 3:178 BW ieder van de deelgenoten te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen. Met andere woorden: niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Ter zitting heeft [gedaagde] uitdrukkelijk aangegeven dat hij wel wil meewerken aan het te koop aanbieden van de woning en dat hij in dat kader geen bezwaar heeft tegen ondertekening van een verkoopvolmacht aan [een makelaarskantoor] ten einde de woning in opdracht van partijen in de verkoop te nemen. Gelet hierop zijn de vorderingen onder I en II voor toewijzing gereed.
5.4. Wat betreft de vordering onder III erkent [gedaagde] dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypothecaire geldlening en de maandelijkse hypotheekrentebetaling van € 600,00. Dat hij daarvan de helft (€ 300,00), zoals [eiseres] onder III heeft gevorderd, moet betalen, heeft hij niet betwist. Hij stelt enkel dat hij daartoe financieel niet in staat is. Dat [gedaagde] in financiële onmacht verkeert om de voor zijn rekening komende maandelijkse hypotheeklast te betalen, is geen reden voor afwijzing van een geldvordering in kort geding. Dit betekent dat ook de vordering onder III zal worden toegewezen zoals hierna vermeld.
5.5. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. [eiseres] heeft allereerst met verwijzing naar het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie (hierna: het Procesreglement) aangevoerd dat [gedaagde] wegens strijd met de goede procesorde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn eis in reconventie, omdat hij die te laat heeft aangekondigd.
6.2. Aannemelijk is geworden dat de eis in reconventie niet conform artikel 7.2 van het Procesreglement uiterlijk 24 uur (één werkdag) vóór de zitting aan de wederpartij en de voorzieningenrechter (schriftelijk) is medegedeeld en dus te laat is aangekondigd. Ondanks deze niet tijdige aankondiging staan de eisen van een goede procesorde er niet aan in de weg dat deze eis in reconventie, die voortvloeit uit de eis in conventie, in omvang gering is en bovendien eenvoudig te beoordelen is, in het belang van beide partijen en hun minderjarig kind [zoon] toch wordt toegelaten. [gedaagde] is dus ontvankelijk in zijn eis in reconventie.
6.3. Het spoedeisend belang van [gedaagde] vloeit in voldoende mate voort uit zijn stellingen.
6.4. Partijen zijn ter zitting als aanvulling en wijziging op de omgangsregeling van
18 februari 2011, en dus ter vervanging van die omgangsregeling, een nadere (nieuwe) omgangsregeling overeengekomen, die in dit vonnis in het dictum onder 7.5 zal worden vastgelegd. Gelet hierop zullen de vorderingen van [gedaagde] niet worden toegewezen als gevorderd, maar op de wijze als hierna vermeld.
6.5. Partijen zijn uitdrukkelijk overeengekomen dat de omgang tussen [gedaagde] en [zoon] plaats moet hebben in de woning van de ouders van [gedaagde] waar [gedaagde] zelf ook woont en in het bijzijn van die ouders. Hierop mag in de vakantieperiodes een uitzondering gemaakt worden. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat partijen met de vakantieperiodes de schoolvakantieperiodes bedoelen. In de vakantieperiodes mag [gedaagde] ook zonder het bijzijn van zijn ouders omgang hebben met [zoon] op een vakantieadres, dat wel aan [eiseres] moet worden doorgegeven.
6.6. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd.
6.7. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het te koop aanbieden van de woning aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie H nummer 2706 middels tussenkomst van [een makelaarskantoor],
7.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 7.1 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
7.3. bepaalt dat dit vonnis in de plaats zal treden van de rechtshandeling te verrichten door [gedaagde], te weten het verstrekken van een verkoopvolmacht aan [een makelaarskantoor] ter zake de woning aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats] sectie H nummer 2706, indien [gedaagde] twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke zal zijn gebleven zijn medewerking te verlenen aan de in 7.1 vermelde veroordeling,
7.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de helft van de aan de woning verbonden maandelijkse hypotheeklasten, zijnde € 300,00, aan de hypotheekbank, tot aan de passeerdatum bij de notaris in verband met levering van de woning aan een derde,
in reconventie
7.5. bepaalt dat [gedaagde] recht heeft op omgang met [zoon] op de tijdstippen zoals partijen ter zitting onderling zijn overeengekomen in aanvulling en als wijziging op de omgangsregeling van 18 februari 2011, te weten:
• elke vrijdagavond van 17:00 uur tot zaterdagochtend 10:00 uur, te beginnen op vrijdag 24 juni 2011;
• één weekend per twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondagavond 19:30 uur, te beginnen op vrijdag 1 juli 2011; en
• gedurende de helft van de (school)vakanties en feestdagen,
7.6. veroordeelt [eiseres] om aan de onder 7.5 bepaalde omgangsregeling alle medewerking te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere keer dat zij daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
in conventie en in reconventie
7.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Siragedik op 4 juli 2011.