ECLI:NL:RBARN:2011:BR1259

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/ 700156-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging van politieagenten tijdens achtervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 januari 2011 in De Steeg, gemeente Rheden, betrokken was bij een gewelddadige achtervolging door de politie. De verdachte, rijdend in een Opel Astra, heeft met hoge snelheid op een politieauto ingereden, waarbij hij opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten, die zich in hun dienstvoertuig bevonden. De verdachte werd ook beschuldigd van bedreiging van andere politieagenten en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging en verduistering. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, evenals een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de betrokken politieagenten en de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vergelijkbare feiten. De vorderingen van benadeelde partijen werden ook toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Promis II
Parketnummer : 05/700156-11
Data zittingen : 3 mei 2011 en 28 juni 2011
Datum uitspraak : 12 juli 2011
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman: mr E. Osinga, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde partij1]
(verbalisant Spoorwegpolitie) en/of [benadeelde partij2] (verbalisant
Spoorwegpolitie) en/of [benadeelde partij3] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de
Gemeente Nijmegen) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk (terwijl die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] zich
bevonden in hun/een dienstvoertuig en/of die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] zich
bezighielden met de aanhouding en/of staande houding van verdachte)
rijdende in een personenauto (Opel Astra), in elk geval in een
door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met
verhoogde snelheid op die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] is
ingereden en/of is toegereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden, [benadeelde partij1]
(verbalisant Spoorwegpolitie) en/of [benadeelde partij2] (verbalisant
Spoorwegpolitie) en/of [benadeelde partij3] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de
Gemeente Nijmegen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend (terwijl die
[benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] zich bevonden in hun/een
dienstvoertuig en/of die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] zich bezighielden met de
aanhouding en/of staande houding van verdachte)
rijdende in een personenauto (Opel Astra), in elk geval in een
door hem, verdachte, bestuurde auto met (zeer) hoge snelheid en/of met
verhoogde snelheid op die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3]
in te rijden en/of toe te rijden;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde partij4] (surveillant
parketpolitie Gelderland-Midden) en/of [benadeelde partij5] (surveillant
parketpolitie Gelderland Midden) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, opzettelijk (terwijl die [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] zich bevonden in hun
dienstvoertuig en/of zich bezighielden met de aanhouding en/of staande houding
van verdachte) rijdende in een personenauto (Opel Astra), in elk geval in een
door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid en/of met verhoogde
snelheid, in elk geval accelererend, op die [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5] is ingereden
en/of is toegereden en/of (vervolgens) met deze door hem, verdachte, bestuurde
auto tegen het (dienst)voertuig (van die [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5]) is gereden en/of
gebotst en/of geramd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden,
[benadeelde partij4] (surveillant parketpolitie Gelderland-Midden) en/of [benadeelde partij5]
(surveillant parketpolitie Gelderland Midden)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, door opzettelijk dreigend (terwijl die [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5] zich
bevonden in hun dienstvoertuig en/of zich bezighielden met de aanhouding en/of
staande houding van verdachte) rijdende in een personenauto (Opel Astra), in
elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid en/of
met verhoogde snelheid, in elk geval accelererend, op die [benadeelde partij4] en/of [benadeelde partij5]
in te rijden en/of toe te rijden en/of (vervolgens) met deze door hem,
verdachte, bestuurde auto tegen het/dat (dienst)voertuig (van die [benadeelde partij4] en/of
[benadeelde partij5]) te rijden en/of te botsen en/of te rammen;
3.
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij6] (Brigadier Politie Gelderland Midden) en/of [benadeelde partij7] (agent
Politie Gelderland Midden) van het leven te beroven, opzettelijk (terwijl die
[benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] buiten hun voertuig waren en/of stonden teneinde
verdachte te kunnen aanhouden, in elk geval terwijl die [benadeelde partij7] en/of Olde
Daalhuis zich op korte afstand van verdachte bevonden) rijdende in een
personenauto (Opel Astra), in elk geval in een door hem, verdachte, bestuurde
auto met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in
elk geval accelererend, op die [benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] is ingereden en/of
is toegereden, althans met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
(Opel Astra) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval
accelererend in de richting van die [benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk
[benadeelde partij6] (Brigadier Politie Gelderland Midden) en/of [benadeelde partij7]
(agent Politie Gelderland Midden) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk (terwijl die [benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] buiten hun voertuig waren
en/of stonden teneinde verdachte te kunnen aanhouden, in elk geval terwijl die
[benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] zich op korte afstand van verdachte bevonden)
met een door hem, verdachte, bestuurde auto is ingereden en/of is toegereden
op die [benadeelde partij6] en/of [benadeelde partij7], in elk geval (accelererend) in de
richting van die [benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] is gereden, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden, [benadeelde partij6] (Brigadier Politie Gelderland Midden) en/of [benadeelde partij7]
(agent Politie Gelderland Midden) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
rijdende in een personenauto (Opel Astra), in elk geval in een door hem,
verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in
elk geval accelererend, op die [benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] in te rijden en/of
toe te rijden, althans met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
(Opel Astra) met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid, in elk geval
accelererend in de richting van die [benadeelde partij7] en/of [benadeelde partij6] te rijden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2010 tot en met 20 januari 2011
te Maastricht en/of De Steeg en/of Ellecom, in elk geval in Nederland,
opzettelijk een personenauto (Opel Astra, [x]), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bv] BV, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders
dan door misdrijf, te weten het maken van een proefrit, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 augustus 2010 te Maastricht met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Opel Astra,
[x]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bv] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij in of omstreeks de periode van 09 januari 2011 tot en met 10 januari 2011
te De Steeg, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een paardentrailer (merk: Westfalia), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij8], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
6.
hij op of omstreeks 17 januari 2011 te Cadier en Keer, gemeente
Eijsden-Margraten,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde partij9]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermalen,
althans eenmaal (met kracht en) met gebalde vuist(en) op/tegen het gezicht, in
elk geval het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of meermalen, althans
eenmaal tegen het hoofd, in elk geval het lichaam heeft geschopt en/of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 januari 2011 te Cadier en Keer, gemeente
Eijsden-Margraten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij9]), aan de haren heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of heeft
getrokken en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of met gebalde
vuist) in/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt en/of meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, in elk geval het
lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 3 mei 2011 en 28 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr E. Osinga, advocaat te Arnhem.
Als officier van justitie was aanwezig mr A.M. Vloedbeld.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [benadeelde partij1] ten aanzien van feit 1;
• [benadeelde partij2] ten aanzien van feit 1;
• de [benadeelde partij10] ten aanzien van feit 1;
• [benadeelde partij4] ten aanzien van feit 2;
• [benadeelde partij5] ten aanzien van feit 2;
• De [benadeelde partij11] ten aanzien van feit 5.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 1 (bewezenverklaring)
Vaststaande feiten
Op 20 januari 2011 reed verdachte in een personenauto (Opel Astra) in de gemeente Rheden. Aldaar stond als blokkade een opvallend dienstvoertuig van de politie dwars op de weg met daarin [benadeelde partij1], [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3]. Het dienstvoertuig had de blauwe zwaailichten ontstoken. Verdachte is met hoge snelheid op deze auto toegereden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de drie verbalisanten in de auto.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft de auto niet geraakt omdat hij zijn stuur heeft omgegooid. Daarnaast heeft de verdediging gesteld dat verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling van de standpunten door de rechtbank
Verdachte is met hoge snelheid op de auto met verbalisanten toegereden. Alle verbalisanten hebben de snelheid geschat op circa 120 km/uur. Daarbij hebben de drie verbalisanten verklaard dat de aanrijding is voorkomen omdat [benadeelde partij2] de politieauto net op tijd snel achteruit heeft gereden. Ook heeft verdachte zijn stuur omgegooid.
Het inrijden op een auto met een andere auto kan naar ervaringsregels zwaar lichamelijk letsel opleveren, mits dit met enige snelheid gebeurt. Door met circa 120 km/uur op het dwars op de weg staande politievoertuig af te komen rijden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans geaccepteerd dat hij zwaar lichamelijk letsel aan de inzittenden van deze auto zou toebrengen door de auto aan de zijkant te rammen met zeer hoge snelheid. Het feit dat dit niet gebeurd is, is het gevolg van het optreden van de bestuurder van het politievoertuig, die net op tijd achteruit is gereden. Dat verdachte tegelijkertijd of vlak daarna zijn stuur heeft omgegooid doet hieraan niet af, nu het gezien de zeer hoge snelheid waarmee verdachte reed en het late moment van bijsturen,niet aannemelijk is dat enkel hierdoor de aanrijding voorkomen had kunnen worden. [benadeelde partij2] heeft immers hierover verklaard dat ze enorm onder de indruk waren van de snelheid waarmee het voertuig van verdachte op hen af kwam en echt opgelucht waren dat ze het dienstvoertuig op tijd weg kregen zodat ze achter de middenberm konden komen. [benadeelde partij2] kreeg het diensvoertuig in de achteruit toen de auto van verdachte het dienstvoertuig tot 10 meter genaderd was.(Benadeelde partij1) dacht dat het de laatste seconden van zijn leven waren en dat verdachte hen vol zou rammen. De omstandigheid dat verdachte op het laatste moment het stuur heeft omgegooid, doet niet af aan het feit dat verdachte door zijn handelwijze een zeer gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen waarover hij het niet meer in de hand had om de politieauto al dan niet te raken. Dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, niet in de gaten had dat het een politievoertuig betrof acht de rechtbank onbegrijpelijk nu het een opvallend dienstvoertuig met blauwe zwaailichten betrof.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de drie verbalisanten in het politievoertuig.
Feit 2 primair (vrijspraak) en subsidiair (bewezenverklaring)
Vaststaande feiten
Op 20 januari 2011 reed verdachte in een personenauto (Opel Astra) in de gemeente Rheden. Daar is verdachte in botsing gekomen met een dienstvoertuig met daarin surveillanten [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de twee surveillanten in de auto.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak gevraagd, nu verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling van de standpunten door de rechtbank
De rechtbank oordeelt als volgt. Het inrijden op een auto met een andere auto kan naar ervaringsregels zwaar lichamelijk letsel opleveren, mits dit met enige snelheid gebeurt. Om in deze situatie te spreken van een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij5] en [benadeelde partij4], is vereist dat verdachte met een hoge snelheid op hun dienstvoertuig is afgereden. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat dit het geval is. [benadeelde partij5] heeft verklaard dat verdachte eerst door de berm is gereden alvorens de aanrijding plaatsvond. Algemene ervaringsregels leren dat het rijden door de middenberm een remmende werking heeft op de snelheid van het voertuig. [benadeelde partij4] heeft verklaard dat de auto begon te rijden vanaf circa 5 meter afstand van hun dienstvoertuig. Uit beide verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte met zijn auto niet een dusdanige snelheid kan hebben bereikt dat het rammen van de zijkant van het dienstvoertuig als poging zware mishandeling kan worden gekwalificeerd. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde bedreiging overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is versnellend op het voertuig van [benadeelde partij5] en [benadeelde partij4] toegereden en daadwerkelijk aan de zijkant op hun auto gebotst. Algemene ervaringsregels leren dat een botsing angst inboezemt bij de inzittenden van de auto waarop wordt ingereden. Dit blijkt ook uit de verklaringen van [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] in deze zaak. [benadeelde partij4] verklaarde angstig te zijn geweest, en trillend en bezweet zich schrap te hebben gezet om de klap op te vangen. [benadeelde partij5] verklaarde dat allerlei zaken door zijn hoofd gingen en dat hij het gevoel had doodgereden te kunnen worden. De rechtbank acht deze angstgevoelens reëel, zeker in de context van de achtervolging die plaatsvond, waarvan beide verbalisanten ook kennis hadden, getuige hun eerder genoemde verklaring. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] met zware mishandeling heeft bedreigd door accelererend op het dienstvoertuig met [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] in te rijden en daadwerkelijk aan de zijkant tegen hun auto te botsen.
Feit 3 primair en subsidiair (vrijspraak) en meer subsidiair (bewezenverklaring)
Vaststaande feiten
Op 20 januari 2011 reed verdachte in een personenauto (Opel Astra) in de Steeg, gemeente Rheden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot doodslag zoals primair ten laste gelegd, nu hij vanuit stilstand is gaan rijden. Zij acht poging tot zware mishandeling bewezen ten aanzien van [benadeelde partij7].
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak gevraagd, nu gezien de verklaringen van de vier aanwezige politiefunctionarissen bij de rechter-commissaris niet vaststaat dat verdachte zijn auto in de richting van [benadeelde partij7] heeft gereden en de snelheid van de auto niet vaststaat.
Beoordeling van de standpunten door de rechtbank
[benadeelde partij7] heeft verklaard dat verdachte in zijn auto op hem is toegereden. Ook [benadeelde partij6] heeft een dergelijke verklaring afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte in zijn auto is toegereden op agent [benadeelde partij7]. [benadeelde partij7] en [benadeelde partij6] hebben hierover consistente en eensluidende verklaringen onder ambtseed afgelegd. De verklaring van [getuige1] draagt naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan het bewijs, nu niet duidelijk is op welk moment hij de auto in beweging heeft gezien. Dat hij geen expliciete verklaring heeft afgelegd over het toerijden van verdachte op [benadeelde partij7] acht de rechtbank niet tegenstrijdig met de verklaringen van [benadeelde partij7] en [benadeelde partij6] gezien zijn positie ter plaatse (toen hij aan kwam rennen was de aanhouding van verdachte al in volle gang). Ook de verklaring van [getuige2] acht de rechtbank niet overtuigend tegenover de verklaringen van [benadeelde partij7] en [benadeelde partij6], nu hij enerzijds heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat verdachte zijn auto nog heeft verzet, maar tegelijkertijd aangeeft ‘Als dat zo zou zijn geweest was dat hooguit 2 meter’. Daaruit spreekt twijfel, zodat de rechtbank deze verklaring niet voor het bewijs bezigt.
Ook het feit dat [getuige1] en [getuige2] niet hebben gehoord dat verdachte heeft geaccelereerd in de richting van [benadeelde partij7], doet niet af aan de verklaringen van [benadeelde partij7] en [benadeelde partij6]. [getuige1] heeft verklaard dat hij geen geluiden heeft gehoord vanwege het dragen van oordoppen en een helm. Ook [getuige2] heeft aangegeven niets gehoord te hebben vanwege gehoorproblemen.
Ten aanzien van de afstand tussen [benadeelde partij7] en de auto van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. De afstand tussen [benadeelde partij7] en de auto van verdachte is door [benadeelde partij6] geschat op 10 meter. [getuige2] schat de afstand op 20 meter. [getuige1] schat de afstand tussen de 10 en 20 meter. Verdachte schat de afstand op zeker 30 meter. De rechtbank is derhalve van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de afstand tussen verdachtes auto en [benadeelde partij7] circa 10-30 meter bedroeg.
Ten aanzien van de snelheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte bevond zich met zijn auto op een zandafgraving op circa 10-30 meter afstand van [benadeelde partij7]. Het rijden op zandgrond belemmert naar ervaringsregels de acceleratie van een voertuig. Verdachte is op [benadeelde partij7] toegereden, maar heeft geremd nadat [benadeelde partij7] en [benadeelde partij6] hun vuurwapens trokken. [benadeelde partij7] omschrijft het bewegen van de auto van verdachte als ‘rollen’. Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de snelheid relatief gering moet zijn geweest.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het toerijden van verdachte op [benadeelde partij7] niet als poging tot doodslag kan worden gekwalificeerd. Verdachte is immers gaan rijden vanuit stilstand op een korte afstand. Gezien deze korte afstand en de geringe snelheid is de rechtbank van oordeel dat in het geval [benadeelde partij7] daadwerkelijk geraakt zou zijn, er geen aanmerkelijke kans zou zijn geweest op het overlijden van [benadeelde partij7]. Verdachte zal dan ook van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het toerijden van verdachte op [benadeelde partij7] ook niet als poging tot zware mishandeling kan worden gekwalificeerd. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende begin van uitvoering van een poging tot zware mishandeling is, nu de snelheid van verdachte gering was, in ieder geval niet zodanig was dat er een aanmerkelijke kans bestond dat een aanrijding met [benadeelde partij7] in die omstandigheden en op dat moment tot zwaar lichamelijk letsel zou hebben geleid. De rechtbank zal verdachte daarom van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling vrijspreken.
De rechtbank acht de meest subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Algemene ervaringsregels leren dat het angst inboezemt wanneer een auto accelereert in de richting van een voetganger. [benadeelde partij7] heeft ook verklaard zich angstig en bedreigd te hebben gevoeld toen de auto in beweging kwam. De rechtbank acht dit reëel, zeker in de context van de voorgaande achtervolging. Het feit dat verdachte uiteindelijk is gestopt nadat [benadeelde partij7] en [benadeelde partij6] hun dienstwapens trokken, doet aan deze bedreiging niet af nu deze reeds had plaatsgevonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte [benadeelde partij7] heeft bedreigd door accelererend op hem toe te rijden.
Feit 4 (bewezenverklaring)
Nu verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, is ter zake van feit 1 sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [getuige3] d.d. 21 augustus 2010;
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2011.
Feit 5 (bewezenverklaring)
Nu verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, is ter zake van feit 1 sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [aangever] d.d. 13 januari 2011;
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2011.
Feit 6 primair (vrijspraak) en subsidiair (bewezenverklaring)
Vaststaande feiten
Verdachte was op 17 januari 2011 te Cadier en Keer bij [benadeelde partij9].
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast wijst de verdediging erop dat [benadeelde partij9] geen aangifte wilde doen en niet gedetailleerd verklaart, zodat ook niet bewezen kan worden dat opzet aanwezig is, zoals vereist voor de subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Voort is bewijsuitsluiting gevraagd ten aanzien van de foto van het letsel van [benadeelde partij9] nu zij voor deze foto geen toestemming heeft gegeven.
Beoordeling van de standpunten door de rechtbank
In de nacht van 17 januari 2011 heeft [benadeelde partij9] aangebeld bij haar buurman [buurman]. Deze zag dat zij een dik gezwollen oog en een gezwollen neus had. Zij verklaarde volgens [buurman] door verdachte te zijn mishandeld. Ook verbalisant [verbalisant] heeft in de nacht van 17 januari 2011 [benadeelde partij9] aangetroffen met een gezwollen gezicht en neus en bebloede lippen. Hiervan heeft hij een foto gemaakt. Wederom verklaarde zij door verdachte te zijn mishandeld en te zijn geslagen, geschopt en aan de haren te zijn getrokken.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte gepoogd heeft [benadeelde partij9] zwaar te mishandelen. Hiertoe acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Allereerst staat niet vast dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier valt niet op te maken welke handelingen verdachte precies heeft verricht zodat de rechtbank ook niet kan vaststellen of de verrichte gewelddadige handelingen naar hun aard de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich brachten. Daarmee kan niet bewezen worden geacht dat verdachte welbewust een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij9] letsel is toegebracht op 17 januari 2011. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarbij ook de foto van het letsel voor het bewijs gebruikt kan worden, nu met het maken van deze foto tegen de wil van [benadeelde partij9] geen inbreuk is gemaakt op de rechtens te beschermen belangen van de verdachte. Nu [benadeelde partij9] direct na het voorval tegen zowel haar buurman [buurman] als tegen verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat dit letsel is toegebracht door verdachte en hierover gedetailleerd heeft verklaard, acht de rechtbank deze verklaring overtuigend. Het feit dat [benadeelde partij9] geen aangifte tegen verdachte wil doen doet aan de overtuigenskracht en betrouwbaarheid van deze verklaring niet aan af, nu de ervaring leert dat bij mishandeling in de huiselijke sfeer vaak wordt afgezien van aangifte. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij9] heeft mishandeld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 20 januari 2011 te gemeente Rheden,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [benadeelde partij1]
(verbalisant Spoorwegpolitie) en [benadeelde partij2] (verbalisant
Spoorwegpolitie) en [benadeelde partij3] (buitengewoon opsporingsambtenaar van de
Gemeente Nijmegen) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk (terwijl die [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] zich
bevonden in een dienstvoertuig
rijdende in een personenauto (Opel Astra), met (zeer) hoge snelheid op die [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] is
ingereden en/of is toegereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 20 januari 2011 te gemeente Rheden,
[benadeelde partij4] (surveillant parketpolitie Gelderland-Midden) en [benadeelde partij5]
(surveillant parketpolitie Gelderland Midden)
heeft bedreigd met zware
mishandeling, door opzettelijk dreigend (terwijl die [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] zich
bevonden in hun dienstvoertuig rijdende in een personenauto (Opel Astra accelererend, op die [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5] toe te rijden en (vervolgens) met deze door hem,
verdachte, bestuurde auto tegen het (dienst)voertuig (van die [benadeelde partij4] en [benadeelde partij5]) te rijden en te botsen
3.
hij op 20 januari 2011 te De Steeg, gemeente Rheden[benadeelde partij7]
(agent Politie Gelderland Midden) heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend rijdende in een personenauto (Opel Astra), accelererend in de richting van die [benadeelde partij7] te rijden;
4.
hij in de periode van 21 augustus 2010 tot en met 20 januari 2011
te Maastricht en de Steeg en Ellecom,
opzettelijk een personenauto (Opel Astra, [x]),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam bv] BV, welk goed verdachte anders
dan door misdrijf, te weten het maken van een proefrit, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij in de periode van 09 januari 2011 tot en met 10 januari 2011
te De Steeg, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een paardentrailer (merk: Westfalia),
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij8]
6.
hij op 17 januari 2011 te Cadier en Keer, gemeente
Eijsden-Margraten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij9]), aan de haren heeft
getrokken en tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het hoofd, heeft geschopt , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 4:
Verduistering
Ten aanzien van feit 5:
Diefstal
Ten aanzien van feit 6:
Mishandeling
4b. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6a. De motivering van de sanctie(s)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de overwegend positieve rapportage van de reclassering en verzoekt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf.
Beoordeling van de standpunten door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke en omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 5 april 2011; en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 11 maart 2011.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op door de officier van justitie - onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging terzake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaak welke door verdachte is erkend, voorzien van het parketnummer 05/700156-11, te weten tanken zonder te betalen op 22 november 2010 te Geleen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zeven strafbare feiten gepleegd. Zo heeft verdachte zijn ex-partner mishandeld, een paardentrailer gestolen en een auto verduisterd bij een proefrit. Toen de politie hem op 20 januari 2011 in deze verduisterde auto aan wilde houden, sloeg verdachte op de vlucht en ontstond een achtervolging. In deze achtervolging heeft verdachte met hoge snelheid op een politieauto ingereden, waarbij een aanrijding net is voorkomen door het handelen van de chauffeur van de politieauto. Vervolgens heeft hij de zijkant van een andere politieauto geramd. Toen hij uiteindelijk klem was gereden, is hij op een agent – die inmiddels uit zijn auto was gestapt – toegereden. Hij is gestopt toen deze agent en een collega van hem hun vuurwapens trokken.
De rechtbank rekent verdachte vooral zijn gedrag tijdens de achtervolging zwaar aan. De poging van verdachte om aan de politieagenten te ontkomen, heeft geleid tot een grootschalige achtervolging waarbij vele politieauto’s betrokken waren. Gedurende die achtervolging heeft verdachte gevaarzettend en roekeloos gereden. Dit blijkt niet alleen uit de gepleegde strafbare feiten, maar ook uit de verklaringen afgelegd door toevallige passanten die getuige waren van de achtervolging. Daarnaast heeft verdachte twee politieagenten in de uitoefening van hun functie geprobeerd zwaar te mishandelen, en drie andere politieagenten bedreigd. Deze handelswijze van verdachte heeft een grote impact gehad op de betrokken politieagenten. Uit de slachtofferverklaringen zoals afgelegd ter zitting en de verklaringen in het dossier blijkt dat zij niet alleen op het moment zelf de angst hebben ervaren gedood of zwaar gewond te raken doordat verdachte op hen inreed, maar ook nu hebben zij tijdens hun werk de ervaring van 20 januari 2011 nog altijd in hun achterhoofd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank anders dan de verdediging dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij neemt de rechtbank ook in haar beoordeling mee dat verdachte een uitgebreide justitiële documentatie heeft. Ook acht de rechtbank van belang dat verdachte reeds tweemaal veroordeeld is tot een voorwaardelijke straf, waarbij hij steeds weer in de proeftijd strafbare feiten begaat. De rechtbank zal daarom geen voorwaardelijk strafdeel opleggen. Nu de rechtbank ten aanzien van de achtervolging tweemaal vrijspreekt van het primair tenlastegelegde feit, zal de rechtbank wel de door de officier van justitie geëiste duur van de gevangenisstraf matigen.
Voorts acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aangewezen. Zij rekent verdachte zwaar aan dat hij bij de bewezen verklaarde feiten onder 1, 2 subsidiair en 3 meer subsidiair telkens zijn auto als wapen heeft gebruikt. Voorts is in de hele achtervolging sprake is geweest van zeer gevaarlijk rijden, waardoor de verkeersveiligheid van vele weggebruikers in ernstige mate in gevaar is gebracht. De rechtbank zal dan ook conform de eis van de officier van justitie voor feit 1 een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen van 5 jaren.
6b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van hun vorderingen, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1] (ten aanzien van feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij1] heeft een bedrag van € 500,- gevorderd als immateriële schadevergoeding. Deze schade is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Het bedrag van € 500,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij2] (ten aanzien van feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij2] heeft een bedrag van € 500,- gevorderd als immateriële schadevergoeding. Deze schade is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Het bedrag van € 500,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij10] (ten aanzien van feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij10] heeft een bedrag van € 2.054,84 gevorderd als materiële schadevergoeding voor de beschadiging aan de auto. Deze vordering is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor.
De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Het bedrag van € 2.054,84 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij4] (ten aanzien van feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij2] heeft een bedrag van € 350,- gevorderd als immateriële schadevergoeding. Deze schade is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Het bedrag van € 350,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij5] (ten aanzien van feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij2] heeft een bedrag van € 350,- gevorderd als immateriële schadevergoeding. Deze schade is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen. Het bedrag van € 350,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij11] (feit 5)
De benadeelde partij [benadeelde partij11] heeft een bedrag van € 368,25 gevorderd als materiële schadevergoeding. Deze vordering is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Het bedrag van € 368,25 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Schadevergoedingsmaatregel
Voor het toewijsbare deel van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 285, 300, 302, 310, 321 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van onder feit 2 primair, feit 3 primair en subsidiair en feit 6 primair tenlastgelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
en
ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde feit tot
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 5 (vijf) jaren.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij1] te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij1], te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij2] te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij2], te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd euro), bij gebreke van vollediGe betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij10].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij10] te betalen € 2.054,84 (zegge tweeduizendvierenvijftig euro en vierentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.054,84,- subsidiair 30 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij10], te betalen € 2.054,84 (zegge tweeduizendvierenvijftig euro en vierentachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij4] te betalen € 350,- (zegge driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 350,- subsidiair 7 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij4], te betalen € 350,- (zegge driehonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij5] te betalen € 350,- (zegge driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 350,- subsidiair 7 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij5], te betalen € 350,- (zegge driehonderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij11]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij11] te betalen € 368,25 (zegge driehonderachtenzestig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2011.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 368,25 subsidiair 7 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij11], te betalen € 368,25 (zegge driehonderachtenzestig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.F. Gielissen, rechter, als voorzitter,
mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter,
mr. F.J.H. Hovens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Verhoeven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2011.
Mr. M.M.L.A.T. Doll is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.