Parketnummer : 05/801058-10
Datum zitting : 27 juni 2011
Datum uitspraak : 11 juli 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
rag/reg : [rang]
ingedeeld bij : dienstencentrum re-integratie
Raadsman: mr. H. Goedegebure, advocaat te Zierikzee.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2010, te Goes, ter uitvoering van het voornemen om aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk voornoemde [slachtoffer] heeft opgewacht en/of (daarbij) een (klim)haak/musketon, althans een hard voorwerp, ter hand heeft genomen en/of op die [slachtoffer] is afgegaan en/of die [slachtoffer] met die haak/dat voorwerp, als een boksbeugel, een of meer malen tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 december 2010 te Goes, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk voornoemde [slachtoffer] heeft opgewacht en/of (daarbij) een (klim)haak/musketon, althans een hard voorwerp, ter hand heeft genomen en/of op die [slachtoffer] is afgegaan en/of die [slachtoffer] met die haak/dat voorwerp, als een boksbeugel, een of meer malen tegen het hoofd en/of gezicht heeft geslagen en/of een of
meerdere malen tegen/in de rug heeft geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 juni 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H. Goedegebure, advocaat te Zierikzee.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer].
De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. J.Stikkelman, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie verzocht deze toe te wijzen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven musketonhaak verbeurd dient te worden verklaard.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat vastgesteld.
Op 28 december 2010 heeft verdachte te Goes, voor café [naam cafe] (verder: [naam cafe]), [slachtoffer] (verder: [slachtoffer]) meerdere malen met zijn vuist in diens gezicht geslagen. [slachtoffer] heeft door de klappen pijn en lichamelijk letsel (een hersenschudding, een scheur in zijn lip, een kneuzing van zijn rechteroor, diverse bulten op het hoofd, schaafwonden en een blauwe plek bij zijn oog) opgelopen.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad meerdere malen met een (klim)haak/musketon in zijn gezicht heeft geslagen en dat hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte zich niet kan herinneren dat hij [slachtoffer] met een (klim)haak/musketon heeft geslagen. Er is ten aanzien van het gebruik van de klimhaak geen sprake van een moment van kalm beraad of overleg, maar eerder van een gemoedsopwelling. Het letsel van [slachtoffer] kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en verdachte dient dan ook, aldus de verdediging, te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad.
Beoordeling van de standpunten
De beoordeling van de feiten
De militaire kamer acht op de volgende gronden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een (klim)haak/musketon heeft geslagen. De neef van verdachte, [neef verdachte] (verder: [neef verdachte]), heeft verklaard dat hij gezien heeft dat verdachte bij het slaan van [slachtoffer] “Brass knockels” om zijn rechterhand had. [neef verdachte] omschrijft dit als een soort haak van ijzer die ook wel wordt gebruikt voor rotsklimmen. De verklaring van [neef verdachte] vindt steun in de verklaring van verdachte die erkent dat hij een musketonhaak bij zich had en dat hij die die avond aan [neef verdachte] heeft getoond om indruk te maken en om te laten zien dat hij niet bang was. Ook de verklaring van de bedrijfsleider van [naam cafe], [bedrijfsleider cafe], dat zij de man met de krullen, kort voor het slaan in [naam cafe] heeft gezien terwijl hij een “soort van boksbeugel” in zijn hand had, waarbij vier vingers in het ijzer zaten , bevestigt het gebruik van een (klim)haak/musketon door verdachte.
De militaire kamer acht voorts bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad heeft geslagen.
Verdachte was in de nacht van 28 december 2010 in café [naam cafe], samen met [neef verdachte]. In dit café, maar ook al eerder die avond in een ander café, heeft hij onenigheid gehad met [slachtoffer] en diens vriend, [vriend slachtoffer] (verder: [vriend slachtoffer]). Voor sluitingstijd heeft hij [naam cafe] verlaten om geld te gaan pinnen bij een geldautomaat van een nabij gelegen bank. [neef verdachte] verklaart dat verdachte toen heeft gezegd dat hij een van de twee mannen, [vriend slachtoffer], in elkaar wilde slaan. Ze zijn vervolgens teruggegaan naar [naam cafe] omdat verdachte wilde weten of [vriend slachtoffer] nog aanwezig was en ze zagen vervolgens dat de mannen nog binnen waren. Ze zijn weer naar buiten gegaan. [neef verdachte] wilde toen naar huis, maar verdachte wilde toen wachten. Zij hebben toen buiten gewacht waarna, na vijf minuten, de twee mannen naar buiten kwamen en verdachte [slachtoffer] sloeg. Ook eerder in [naam cafe] heeft verdachte naar de twee mannen gekeken en tegen [neef verdachte] verteld dat ze wel met zes mannen zouden gaan vechten.
Verdachte verklaart hierover zelf bij de Koninklijke Marechaussee dat hij eigenlijk na het verlaten van het café weg had moeten gaan maar dat hij verhaal wilde gaan halen bij “die gasten”. Hij verklaart hierover: “Ik heb voor de deur samen met [neef verdachte] de jongens opgewacht.”
De militaire kamer komt tot de conclusie dat verdachte het slachtoffer en [vriend slachtoffer] op heeft staan wachten met het doel één van hen of beiden in elkaar te slaan.
Nu verdachte de musketon reeds eerder in zijn hand heeft gehad, die aan [neef verdachte] heeft getoond en ook in het café, kort voor het gevecht, in zijn hand heeft gehad en hij daar uiteindelijk ook mee heeft geslagen acht de militaire kamer ook bewezen dat verdachte zich ook over het gebruik van die haak heeft (kunnen) beraden. Het met kracht, met gebruikmaking van een (klim/musketon)haak, tegen het hoofd en gelaat slaan maakt naar het oordeel van de militaire kamer dat er sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het slaan met een ijzeren voorwerp in het gelaat een grote kans oplevert op het ontstaan van letsel dat volgens het normale spraakgebruik is te omschrijven als zwaar lichamelijk letsel. De militaire kamer acht dan ook bewezen dat verdachte tenminste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van het slaan met de haak zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat het uiteindelijk ontstane letsel niet als zwaar lichamelijk letsel is te kwalificeren doet daar niet aan af.
Op basis van het bovenstaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 december 2010, te Goes, ter uitvoering van het voornemen om aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] heeft opgewacht en daarbij een musketon, ter hand heeft genomen en op die [slachtoffer] is afgegaan en die [slachtoffer] met die haak, als een boksbeugel, meer malen in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4a. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
Poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte rade
4b. De strafbaarheid van het feit
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 30 december 2010;
- een Pro Justitiarapportage opgemaakt door drs. [psycholoog], psycholoog, betreffende verdachte, gedateerd 15 juni 2011 en;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, betreffende verdachte, gedateerd 11 maart 2011.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en dat de in beslag genomen (musketon)haak verbeurd wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de militaire kamer verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij hij in het bijzonder aandacht heeft gevraagd voor het feit dat verdachte zich terdege bewust is van de gevolgen van zijn overmatige alcoholgebruik en dat hij na het incident geen alcohol meer heeft gedronken. Verdachte heeft last van zijn geweten en erkent dat hij een misstap heeft gedaan. Gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden waarin verdachte verkeert, hij zou reëel zicht hebben op een nieuwe aanstelling, verzoekt de raadsman - indien de militaire kamer verdachte schuldig acht - een werkstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk.
Beoordeling van de standpunten
Verdachte heeft zich tijdens een uitgaansavond in Goes schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. Daarbij is het geweld dat is gebruikt zo heftig dat het slachtoffer zich in het ziekenhuis heeft moeten laten behandelen. Dat het letsel uiteindelijk mee lijkt te vallen is niet de verdienste van verdachte. Niet alleen heeft verdachte door zijn handelen het gevoel van veiligheid van het slachtoffer in ernstige mate aangetast, maar ook heeft verdachte door zijn handelen het gevoel van veiligheid van het uitgaanspubliek in het algemeen beschadigd. Dat hij het slachtoffer heeft opgewacht en hem welbewust en met voorbedachte raad heeft toegetakeld maakt het feit nog ernstiger. Voor een dergelijk feit is op zichzelf in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenis straf op zijn plaats.
De militaire kamer houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij tijdens de terechtzitting berouw heeft getoond voor zijn gedrag en dat hij zijn leven heeft veranderd om herhaling te voorkomen. Uit het rapport van zowel de psycholoog als de reclassering blijkt dat er geen gevaar voor recidive is, mits verdachte geen alcohol nuttigt. Verdachte heeft verklaard dat hij na het incident nagenoeg geen alcohol meer heeft genuttigd.
Voorts houdt de militaire kamer rekening met het feit dat verdachte “first offender” is en het misdrijf vooralsnog te beschouwen is als een eenmalige misstap.
Tenslotte houdt de militaire kamer rekening met de privé-omstandigheden van verdachte waaronder zijn medische beperkingen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 200 uur en voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij vordert € 100,76 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade te vermeerderen met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij, belopende een bedrag van € 400,76, voldoende onderbouwd en redelijk is en dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij acht de raadsman onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd. In het bijzonder geldt dit voor de kosten van de aankoop van een set oorbellen, die zijn gesteld op € 80,00. Deze aankoop zou niet aansluiten bij het dossier. Voor wat betreft de immateriële schade is de raadsman van mening dat deze te algemeen is gesteld en zeer summier is. Er is in het dossier geen aanwijzing dat de benadeelde partij enige tijd niet heeft kunnen werken en evenmin ontbreekt een recente medische verklaring. De raadsman verzoekt de militaire kamer de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de kosten van de aankoop van de oorbellen en de immateriële schade af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de militaire kamer.
De beoordeling van de standpunten
Voldoende staat vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat uit vermogensschade bestaat. In het proces-verbaal van aangifte is reeds opgenomen dat het slachtoffer een oorbel is kwijtgeraakt tijdens de vechtpartij. De militaire kamer acht dit een logisch en direct gevolg van de door verdachte gegeven klappen. De kosten voor een vervangende oorbel worden, nu er geen aankoopbon is overgelegd, naar billijkheid geschat op ten minste € 40,00. Daarnaast heeft het slachtoffer reiskosten moeten maken, waarvan de hoogte de militaire kamer redelijk voorkomt. Tegen de kosten van de taxi €15,00 en de benzinekosten € 5,76 is geen verweer gevoerd. Deze kosten zal de militaire kamer toewijzen.
Voor wat betreft de vordering van immateriële schade is de militaire kamer van mening dat gelet op het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en het feit dat het ongeval het slachtoffer psychisch heeft getroffen de gevorderde schade redelijk is en om die reden zal zij deze toewijzen.
De militaire kamer zal op grond van het voorgaande in totaal een bedrag van € 360,76, vermeerderd met wettelijke rente, toewijzen. Voor het meerdere zou nadere bewijslevering noodzakelijk zijn, hetgeen mede gelet op de stand van het onderzoek een onevenredige belasting van het strafproces met zich zou brengen. Benadeelde wordt voor dat deel daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De in beslag genomen musketonhaak is een aan verdachte toebehorend voorwerp waarmee het feit is begaan. Dit voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 27, 33, 33a, 36f, 45 en 303 van het Wetboek van Straf¬recht.
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4a.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechters later anders mochten gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze hechtenis vast op 100 (honderd) dagen.
Brengt in mindering de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 6 (zes) uren/drie dagen,
Verklaart verbeurd de in beslag genomen musketonhaak.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer] te betalen € 360,76 (driehonderdzestig euro en zesenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2010.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 360,76, subsidiair 7 dagen hechtenis
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 360,76 (driehonderdzestig euro en zesenzeventig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor genoemde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter,
mr. A.G. Broek - de Stigter, rechter,
kapitein ter zee van administratie mr F.N.J. Jansen, militair lid,
in tegenwoordigheid van M.H. van de Pol, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2011.