zaaknummer / rolnumm[gedaagde sub 2]593 / HA ZA 10-2533
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres),
advocaat mr. W.D. Huizinga te Arnhem,
[gedaagden]
gedaagden,
advocaat mr. J.L. Bongers te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk ook worden aangeduid als [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 maart 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 16 mei 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is de praktijkvennootschap waarin mr. [ ] [eiseres] de praktijk als advocaat voert.
2.2. [gedaagde sub 1] – voorheen genaamd “[eiseres] [ ] Advocaten” – is een advocatenmaatschap. Tot die maatschap behoren [gedaagde sub 2] (de praktijkvennootschap van mr. [betrokkene 1]), [gedaagde sub 3] (de praktijkvennootschap van mr. [betrokkene 2], hierna ook: [betrokkene 2]) en [gedaagde sub 4] in persoon.
2.3. [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s. hebben van 1 januari 2004 tot 1 januari 2009 in [woonplaats] gezamenlijk – in maatschapsverband – de rechtspraktijk/advocatuur uitgeoefend. Vanaf 1 november 2006 was hun praktijk gevestigd in een kantoorpand dat zij aanduidden als “[de [de maatschappij]”.
2.4. “[de maatschappij]” is eigendom van Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. (hierna: de vennootschap). Alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap worden gehouden door Stichting Administratiekantoor Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. (hierna: de stichting).
2.5. De akte van oprichting van de vennootschap (productie 4 bij antwoord) dateert van 27 april 2005 en luidt onder meer als volgt:
Blokkeringsregeling/aanbiedingsplicht algemeen
Artikel 14
1. Overdracht van aandelen kan slechts plaatshebben, nadat de aandelen aan de medeaandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald […].
6. In afwijking van het bepaalde in lid 8 geeft het bestuur, indien zij voor het verstrijken van de daar bedoelde termijn reeds van alle medeaandeelhouders bericht heeft ontvangen, dat het aanbod niet of niet volledig wordt aanvaard, hiervan onverwijld kennis aan de aanbieder.
7. De aandeelhouders, die de aangeboden aandelen willen kopen, geven daarvan kennis aan het bestuur binnen twee weken nadat zij overeenkomstig lid 5 op de hoogte zijn gesteld van de prijs.
8. a. Het bestuur wijst alsdan de aangeboden aandelen aan gegadigden toe en geeft daarvan kennis aan de aanbieder en aan alle aandeelhouders binnen twee weken na het verstrijken van de in lid 7 vermelde termijn.
b. Voor zover geen toewijzing heeft plaats gehad, geeft het bestuur daarvan eveneens binnen gemelde termijn kennis aan de aanbieder en aan alle aandeelhouders […].
12. Indien de aanbieder zijn aanbod niet heeft ingetrokken, kan hij de aangeboden aandelen vrijelijk overdragen binnen drie maanden nadat door de kennisgeving bedoeld in lid 6 of 8 vaststaat, dat het aanbod niet of niet volledig is aanvaard […].
2.6. De “Akte van vaststelling certificeringsvoorwaarden” van de stichting (productie 6 bij antwoord) dateert van 28 april 2005 en luidt onder meer als volgt:
Blokkeringsregeling
Artikel 6.
Bij overgang of overdracht van certificaten vindt de blokkeringsregeling, voorkomende in de statuten van de vennootschap zoals deze statuten op het desbetreffende tijdstip luiden, overeenkomstige toepassing, waarbij alle taken, in gemelde blokkeringsregeling aan de organen van de vennootschap opgedragen, worden uitgeoefend door het bestuur.
2.7. Bij notariële akte van 28 april 2005 zijn de 180 geplaatste aandelen van de vennootschap aan de stichting overgedragen. Op 25 november 2005 heeft de stichting de in totaal 180 certificaten van de geplaatste aandelen in het kapitaal van de vennootschap uitgegeven aan de (toenmalige) maten, te weten: [betrokkene 3] Beheer B.V. (hierna: [betrokkene 3]), [gedaagde sub 3] Management B.V. (de moedervennootschap van [gedaagde sub 3]), [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 4] en [eiseres]. De certificaten werden gelijkelijk over de maten verdeeld, zodat ieder 36 certificaten had. Ten name van [eiseres] werden de nummers 37 tot en met 72 geregistreerd.
2.8. Op 16 april 2008 heeft [betrokkene 3] haar certificaten aan de medematen verkocht voor een bedrag van € 39.365,00. De 180 certificaten waren daarmee gelijkelijk verdeeld over vier van de vijf maten. De certificaten van [betrokkene 3] met de nummers 118 tot en met 126 werden gekocht door [eiseres]. Per 1 oktober 2009 is [betrokkene 3] uit de maatschap getreden.
2.9. In de loop van 2008 heeft [eiseres] aan de medematen meegedeeld dat hij zich genoodzaakt zag de maatschapovereenkomst op te zeggen. [eiseres] heeft over de financiële afwikkeling van zijn vertrek als maat herhaaldelijk overleg gevoerd met de onder 2.2 genoemde [betrokkene 2].
2.10. In het dossier bevindt zich een stuk met als opschrift “Overeenkomst met betrekking tot uittreden uit maatschap en aangaan samenwerking en verkoop en overdracht certificaten van aandelen” (productie 1 bij dagvaarding/productie 8 bij antwoord).
Dit ongedateerde en niet ondertekende stuk luidt onder meer als volgt:
I. [eiseres[betrokkene 3] Advocaten, een maatschap naar Nederlands recht gevestigd te [woonplaats] (de “Maatschap”);
II. [gedaagde sub 2] B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te [[woonplaats]] ( “[gedaagde sub 2]”);
III. de heer [gedaagde sub 4], wonende te [[woonplaats]] (“[gedaagde sub 4]”);
IV. [gedaagde sub 3] Advocatuur B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te [woonplaats] (“[gedaagde sub 3]”),
([gedaagde sub 2], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] hierna gezamenlijk aan te duiden met de
“Certificaathouders”);
en
V. Mr. [ ] [eiseres] Management B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te [woonplaats] (“[eiseres]”),
(i) [eiseres] heeft tot en met 31 december 2008 als maat deelgenomen aan de Maatschap;
(ii) [eiseres] wenst niettemin de uitoefening van de advocatuur te continueren, en daartoe met de Maatschap met ingang van 1 januari 2009 in een andere vorm samen te werken;
(iii) de Maatschap heeft aan [eiseres] te kennen gegeven bereid te zijn op andere wijze samen te werken, en de Maatschap en [eiseres] wensen dienaangaande het volgende vast te leggen;
(iv) in verband met de uittreding uit de Maatschap zal [eiseres] zijn certificaten van aandelen in het kapitaal van Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. voor (ver)koop en overdracht aan de Certificaathouders aanbieden,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
[…]
8. Overeenkomstig het bepaalde in de statuten van Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. (“WO”) en van Stichting Administratiekantoor Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” (de “Stichting”) alsmede de op de Certificaten van toepassing zijnde administratievoorwaarden (de “Administratievoorwaarden”), zal [eiseres] alle door hem gehouden certificaten van aandelen in het kapitaal van WO aanbieden aan de Certificaathouders, als ware [eiseres] ingevolge de statuten van WO en van de Stichting alsmede de Administratievoorwaarden (a) gehouden die certificaten aan de Certificaathouders aan te bieden en (b) het niet toegestaan dat aanbod in te trekken. Indien de Certificaathouders en [eiseres] niet uiterlijk op 1 juni 2009 overeenstemming over de prijs voor bedoelde certificaten hebben bereikt, wenden zij zich overeenkomstig het bepaalde in bedoelde statuten of Administratievoorwaarden tot (een) deskundige(n) die de prijs bindend zal vaststellen. Alle hier bedoelde certificaten dienen uiterlijk op 1 augustus 2009 door [eiseres] aan de Certificaathouders te zijn verkocht en overgedragen, aan ieder van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] in de aantallen als nader door de Certificaathouders overeen te komen en aan [eiseres] mede te delen […].
2.11. In het dossier bevindt zich een stuk met als opschrift “Financiële afwikkeling uittreding [eiseres]” (productie 2 bij dagvaarding/productie 9 bij antwoord) waarin staat vermeld de post “Aandelen WO € 200.000 waarvan 25% € 50.000” met daarbij de vermelding “[gedaagden] gezamenlijk aan [eiseres] te betalen € 50.000”.
2.12. Eveneens bevindt zich in het dossier een stuk met als opschrift “Overeenkomst met betrekking tot uittreden uit maatschap, beëindiging van samenwerking nadien en verkoop en overdracht certificaten van aandelen” (productie 4 bij dagvaarding). Dit ongedateerde, niet ondertekende stuk luidt onder meer als volgt.
I. [gedaagde sub 1] (voorheen: [eiseres[betrokkene 3] Advocaten), een maatschap naar Nederlands recht gevestigd te [woonplaats] (de “Maatschap”);
II. [gedaagde sub 2] B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te [woonplaats] ( “[gedaagde sub 2]”);
III. de heer [gedaagde sub 4], wonende te [woonplaats] (“[gedaagde sub 4]”);
IV. [gedaagde sub 3] Advocatuur B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te [woonplaats] (“[gedaagde sub 3]”),
([gedaagde sub 2], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] hierna gezamenlijk aan te duiden met de
“Certificaathouders”);
en
V. Mr. [ ] [eiseres] Management B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te [woonplaats] (“[eiseres]”),
(i) [eiseres] heeft tot en met 31 december 2008 als maat deelgenomen aan de Maatschap;
(ii) [eiseres] heeft niettemin de uitoefening van advocatuur gecontinueerd, en is daartoe met de Maatschap overeengekomen om met ingang van 1 januari 2009 in een andere vorm samen te werken;
(iii) [eiseres] heeft de Maatschap geïnformeerd de samenwerking als bedoeld in overweging (ii) per 31 december 2009 te beëindigen;
(iv) in verband met de uittreding van [eiseres] uit de Maatschap en het beëindigen van de nadien aangevangen samenwerking wensen partijen hun afspraken ter zake als volgt vast te leggen,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
[…]
6. [eiseres] verkoopt hierbij alle door hem gehouden certificaten van aandelen in het kapitaal van Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. aan de Certificaathouders, tegen de prijs van in totaal EUR 50.000 (vijftigduizend euro). Levering van bedoelde certificaten vindt plaats uiterlijk op 31 december 2009, en [eiseres] verleent hierbij een onvoorwaardelijke en onherroepelijke volmacht aan de Certificaathouders om, ieder afzonderlijk en zelfstandig handelend met het recht van substitutie, namens [eiseres] alle rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk, nuttig of wenselijk zijn in verband met de overdracht en levering van bedoelde certificaten aan de Certificaathouders, welke volmacht de gevolmachtigde(n) de bevoegdheid verleent als wederpartij van [eiseres] op te treden. Overdracht en levering van de certificaten aan ieder van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] zal plaatsvinden in de aantallen als nader door de Certificaathouders overeen te komen en aan [eiseres] mede te delen […].
2.13. Bij e-mail van 3 december 2009 (productie 5 bij dagvaarding) heeft [betrokkene 2] namens [gedaagde sub 1] aan [eiseres] onder meer meegedeeld:
Zoals ik je gisteren al kort berichtte per e-mail, is er met je gesproken over het overnemen van de door jou gehouden certificaten van aandelen in de [de maatschappij] (de Certificaten) maar is er nooit een aanbod gedaan en is mij niets bekend van een aanvaarding daarvan door jou. Aanvankelijk was het voorstel – en zo is het ook verwoord in het eerste concept voor de overeenkomst – dat jij de Certificaten onvoorwaardelijk zou aanbieden aan (de vennootschappen van) [voornaam ged. sub 4] [[gedaagde sub 4] – toevoeging rb], [voornaam betr. 1] [Brands – toevoeging rb] en mij tegen een prijs die door een onafhankelijke deskundige zou worden bepaald. Jij maakte toen het voorbehoud dat je de mogelijkheid wilde hebben het aanbod terug te trekken als de waardering laag (of te laag) zou uitkomen. Ik heb je aangegeven begrip voor dat standpunt te kunnen opbrengen, en toegezegd met [voornaam ged. sub 4] en [voornaam betr. 1] te bespreken of we de waardering die destijds bij [betrokkene 4] is toegepast ook op dit geval kunnen of willen toepassen. Ter plekke, dat wil zeggen op jouw kamer ergens begin 2009 toen jij je standpunt aangaf de mogelijkheid te willen hebben het aanbod van de Certificaten in te trekken bij een tegenvallende waardering, redeneerde ik inderdaad hardop dat voor de waardering à la [betrokkene 4] wel wat was te zeggen in verband met aflossingen die zijn gedaan op de hypotheekschuld en lastig te bepalen marktwaarde van het pand. Dat jij deze hard-op-redenering – ik herinner mij het ‘denkrichting’ te hebben genoemd – hebt begrepen als (een motivatie van) een aanbod acht ik onbegrijpelijk. Ik heb heel duidelijk aangegeven daarover met [voornaam ged. sub 4] en [voornaam betr. 1] te moeten overleggen. Zij zijn immers – naast mijzelf – jouw wederpartijen in een transactie in de Certificaten. En zelfs in het geval ik dat niet duidelijk zou hebben aangegeven had jij – als advocaat – moeten begrijpen dat ik niet zonder meer voor [voornaam ged. sub 4] en [voornaam betr. 1] zou kunnen spreken althans niet zonder te beschikken over een volmacht, die ik niet had. Jouw redenering over mijn optreden namens de maatschap kan ik al helemaal niet volgen. Het zal jou toch ook duidelijk zijn dat de maatschap in geen geval partij is (of zal zijn) in een transactie in de Certificaten. Voor wat betreft de afwikkeling tussen jou en de maatschap […] treed ik op als vertegenwoordiger van de maatschap. In het kader van een transactie in de Certificaten vanzelfsprekend niet, omdat het evident is dat de maatschap daarin geen partij is en daarin nooit partij zal zijn. Ik zie dan ook niet in welk voorbehoud ik in dit verband met betrekking tot de maatschap had moeten maken […].
Over een transactie in Certificaten is in augustus in het geheel niet gesproken, ander dan dat ik heb gezegd dat daarover nog een definitief standpunt door [voornaam ged. sub 4], [voornaam betr. 1] en mij over moest worden ingenomen.
In het licht van de problemen met de huurder van het souterrain, het vraagstuk (onzekerheid) over de continuïteit van de maatschap op de langere termijn en de (neergaande) ontwikkeling op de kantorenmarkt achten wij de waardering van de Certificaten op de wijze zoals die destijds bij [betrokkene 4] is toegepast, niet reëel. Onze indruk is dat de [de maatschappij] op dit moment niet of nauwelijks een waarde vertegenwoordigt. Geen van ons heeft op dit moment interesse in de overname van de Certificaten […].
2.14. Op 18 mei 2010 is tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] een “Overeenkomst van uittreding tevens cessieakte” tot stand gekomen (productie 7 bij antwoord). Deze schriftelijke overeenkomst, ondertekend door [betrokkene 2] namens [gedaagde sub 3] als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 1] enerzijds en [eiseres] anderzijds, luidt onder meer als volgt:
[…]
in aanmerking nemende:
- de maatschap kent de volgende maten: de besloten vennootschappen [gedaagde sub 2] B.V. (mr. [betrokkene 1]), [gedaagde sub 3] Advocatuur B.V. (mr. [betrokkene 2]) en mr. [gedaagde sub 4] in persoon;
- [eiseres] heeft tot en met 31 december 2008 deel uitgemaakt van de maatschap en heeft gedurende het jaar 2009 in een samenwerkingsverband met de maatschap gewerkt onder voorwaarden die tussen partijen genoegzaam bekend zijn en die hier niet nader behoeven te worden omschreven;
- na [eiseres]’s uittreden uit de maatschap en na beëindiging van het samenwerkingsverband hebben partijen afspraken gemaakt over de afrekening van het door [eiseres] aangehouden kapitaal; in dat kader is tussen partijen afgesproken de overdracht van maatschapdebiteuren in door [eiseres] behandelde dossiers door de maatschap aan [eiseres] en het doen van een slotbetaling van EUR 12.923 door de maatschap aan [eiseres] […];
zijn overeengekomen als volgt:
1. De maatschap draagt bij dezen aan [eiseres] over alle boekvorderingen bedoeld in de considerans en vermeld op de aan deze akte vermelde lijst, welke overdracht door [eiseres] is aanvaard, een en ander ter voldoening van een vordering van [eiseres], voortvloeiende uit de door partijen gemaakte beëindigingafspraken, door de maatschap.
2. Alle aan de (bij dezen overgedragen) vorderingen verbonden rechten zijn bij dezen door de maatschap eveneens aan [eiseres] overgedragen.
3. [eiseres] is gerechtigd van deze cessie zelf mededeling te doen aan de betrokken debiteuren. De maatschap is jegens [eiseres] onvoorwaardelijk gehouden desgevraagd haar volledige medewerking te verlenen bij de inning van de vorderingen door voor de inning van de vorderingen nodig te oordelen informatie uit haar administratie tijdens gebruikelijke kantooruren ten kantore van de maatschap ter beschikking te stellen, voor zover een en ander redelijkerwijs noodzakelijk is voor die inning en redelijkerwijze van de maatschap kan worden verlangd.
4. De maatschap is gehouden om binnen drie werkdagen na ondertekening van deze overeenkomst haar bank te instrueren de in de considerans bedoelde slotbetaling aan [eiseres] over te maken op de bij de maatschap bekende bankrekening van [eiseres].
5. Onverminderd de rechten van [eiseres] als bepaald in artikel 3 verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting en verklaren zij dat na de uitvoering van de artikelen 1, 2 en 4 van deze overeenkomst zij niets meer van elkaar te vorderen hebben […].
[gedaagde sub 1] en [eiseres] hebben overeenkomstig deze overeenkomst met elkaar afgerekend wat betreft [eiseres]’s uittreden uit de maatschap.
2.15. Bij brief van 14 juli 2010 heeft [eiseres] de gedaagden verzocht en gesommeerd om tot uitvoering van de – door hem gestelde – overeenkomst met betrekking tot de koop en verkoop van zijn certificaten van aandelen aan gedaagden over te gaan. Daarop is door geen van de gedaagden gereageerd.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) voor recht verklaart dat in of omstreeks augustus 2009 tussen [eiseres] als verkoper en [gedaagde sub 1] c.s. – althans de gezamenlijke maten/medecertificaathouders – als gezamenlijke kopers een overeenkomst van koop en verkoop met betrekking tot certificaten van aandelen (nrs. 37 t/m 72 en 118 t/m 126) in de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. is gesloten met een koopprijs van € 50.000,00;
b) [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot nakoming van deze overeenkomst, tot betaling van de koopsom ad € 50.000,00 en vergoeding van de door [eiseres] als gevolg van de niet tijdige nakoming van de overeenkomst geleden schade, te weten vergoeding van de wettelijke rente over het bedrag van de koopsom vanaf de dag van de ingebrekestelling (1 augustus 2010) tot aan de dag van de algehele voldoening en de buitengerechtelijke kosten tot een maximum van € 2.380,00;
c) [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt in de proceskosten en de kosten van de tenuitvoerlegging, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de betekening van het vonnis.
3.2. [gedaagde sub 1] c.s. voeren verweer. Hun standpunt komt er, kort samengevat, op neer dat de door [eiseres] gestelde overeenkomst met betrekking tot de koop en levering van de certificaten van aandelen niet tot stand is gekomen en dat aan [eiseres] ook geen aanbod dienaangaande is gedaan.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vorderingen van [eiseres] zijn gegrond op zijn stelling dat in of omstreeks augustus 2009 tussen hem als verkoper en [gedaagde sub 1] c.s. – althans de gezamenlijke maten/medecertificaathouders – als gezamenlijke kopers een overeenkomst van koop en verkoop met betrekking tot certificaten van aandelen (nrs. 37 t/m 72 en 118 t/m 126) in de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij “[de maatschappij]” B.V. is gesloten met een koopprijs van € 50.000,00. [eiseres] stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen nadat hij daarover had onderhandeld met [betrokkene 2], die daarbij de overige certificaathouders vertegenwoordigde.
4.2. Voor zover de vorderingen van [eiseres] zijn gericht tegen [gedaagde sub 1] geldt het volgende. [eiseres] stelt dat zijn certificaten zouden worden gekocht door de medecertificaathouders. Hij verwijst daartoe onder meer naar de hierboven onder 2.10 en 2.12 geciteerde documenten – waarvan [gedaagde sub 1] c.s. betwisten dat daarover overeenstemming is bereikt – waarin staat vermeld dat [eiseres] zijn certificaten zal verkopen aan “de Certificaathouders”. Gelet op de eigen stellingen van [eiseres] en aangezien vaststaat dat [gedaagde sub 1] geen certificaten houdt, kan [gedaagde sub 1] geen partij zijn bij de door [eiseres] gestelde en door [gedaagde sub 1] c.s. betwiste overeenkomst tot verkoop van zijn certificaten aan de certificaathouders. De gevraagde verklaring voor recht is voor zover het [gedaagde sub 1] betreft dus niet toewijsbaar. [gedaagde sub 1] kan gezien het voorgaande ook niet worden veroordeeld tot nakoming van bedoelde overeenkomst.
4.3. Ten aanzien van de overige gedaagden overweegt de rechtbank het volgende.
4.4. De vraag die voorligt, is of de door [eiseres] gestelde overeenkomst tot stand is gekomen. Bij de beantwoording van die vraag staat voorop dat een overeenkomst ingevolge artikel 6:217 BW tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. In de stellingen van [eiseres] ligt besloten dat het aanbod is gedaan door [betrokkene 2] als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] en behelsde de verkoop van de certificaten voor een bedrag van € 50.000,00. Dit aanbod zou [eiseres] hebben aanvaard. Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dat het in beginsel op de weg van [eiseres] ligt om feiten en omstandigheden te stellen en – in geval van voldoende gemotiveerde betwisting – te bewijzen waaruit volgt dat het door hem gestelde aanbod is gedaan en dat dit aanbod is aanvaard.
4.5. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [eiseres] aangevoerd dat per 1 januari 2009 tussen partijen “in beginsel volledige overeenstemming” bestond over (onder meer) de verkoop en overdracht van de certificaten aan de medecertificaathouders. Volgens [eiseres] (dagvaarding punt 2.7) heeft [betrokkene 2], daarbij optredend als vertegenwoordiger van de medecertificaathouders, ter bevestiging van de gemaakte afspraken in februari 2009 een overeenkomst opgesteld en aan hem voorgelegd. Het betreft productie 1 bij dagvaarding, hierboven geciteerd onder 2.10. Nadat [eiseres] te kennen zou hebben gegeven dat hij eerst overeenstemming over de koopprijs wilde bereiken, zou [betrokkene 2] in mei 2009 hebben aangeboden de prijs van de certificaten te bepalen op de prijs die eerder was gehanteerd bij de aankoop van de certificaten van [betrokkene 3] (zie onder 2.8), hetgeen neerkwam op het afgeronde bedrag van € 50.000,00. [eiseres] zou [betrokkene 2] daarop hebben laten weten eerst nog inzage te willen hebben in de jaarrekening van “de vennootschap”. Volgens [eiseres] is die inzage in juli 2009 verleend en was daarmee “het aanbod in feite aanvaard en was definitief overeenstemming over de koopprijs bereikt”. [eiseres] voegt daaraan toe dat de overeenstemming in elk geval vaststond nadat hij [betrokkene 2] eind september 2009 desgevraagd expliciet had bevestigd dat hij instemde met het hierboven onder 2.11 bedoelde schriftelijke stuk. [eiseres] voert aan dat het één en ander ook is vastgelegd in de hierboven onder 2.12 geciteerde, volgens [eiseres] uit oktober 2009 daterende overeenkomst. Volgens [eiseres] zijn de medecertificaathouders nadien teruggekomen op hun aanbod om de certificaten te kopen. Hij stelt daartoe dat [betrokkene 2] hem op 25 november 2009 heeft meegedeeld dat de medecertificaathouders zich over de aankoop van de certificaten nog nader wensten te beraden.
4.6. [gedaagde sub 1] c.s. betwisten dat zij zijn vertegenwoordigd door [betrokkene 2] en bovendien dat overeenstemming is bereikt over de koopprijs.
4.7. De vraag of [betrokkene 2], zoals [eiseres] stelt, op de voet van artikel 3:66 lid 1 BW in naam van de medecertificaathouders aan [eiseres] een aanbod heeft gedaan, moet worden beoordeeld aan de hand van hetgeen [eiseres] en [betrokkene 2] over en weer hebben verklaard en hetgeen zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden (HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521, Kribbebijter). [eiseres] heeft in dit verband aangevoerd dat [betrokkene 2] in de onderhandelingen nooit het voorbehoud heeft gemaakt dat hij de certificaathouders niet vertegenwoordigde of dat over de certificaten nog intern overleg moest worden gevoerd en dat hij er daarom vanuit is gegaan dat [betrokkene 2] die bevoegdheid had. Volgens [eiseres] mocht hij daar ook op vertrouwen. [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] betwisten echter uitdrukkelijk dat [betrokkene 2] dit voorbehoud niet heeft gemaakt.
4.8. Uitgangspunt moet zijn dat ieder handelt namens zichzelf, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit anders is. Voor een bevestigend antwoord op de vraag of [betrokkene 2] de medecertificaathouders vertegenwoordigde, is in ieder geval vereist een mededeling van de vertegenwoordigden ([gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]), dan wel dat de schijn van vertegenwoordiging is gewekt doordat [eiseres] gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan [betrokkene 2], hetzij door toedoen van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], hetzij op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (HR 19 februari 2010, NJ 2010, 115, ING Bank/Bera Holding). Alleen dan kunnen [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] door [betrokkene 2] gebonden zijn. Het gaat er niet om of [betrokkene 2] een voorbehoud heeft gemaakt, zoals [eiseres] stelt. Bepalend is vooral het handelen van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]. Daarbij is allereerst van belang of er sprake is geweest van duidelijke mededelingen van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] dat [betrokkene 2] optrad als hun vertegenwoordiger. Zulke mededelingen hebben [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] blijkbaar niet gedaan. Evenmin zijn feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] de schijn van vertegenwoordiging hebben gewekt. De gestelde feiten duiden er hooguit op dat [betrokkene 2] is opgetreden als woordvoerder, maar dat is niet op één lijn te stellen met vertegenwoordiger. De conclusie is dat [eiseres] er niet van mocht uitgaan dat [betrokkene 2] bevoegd was om hem namens de andere certificaathouders een aanbod te doen. De omstandigheid dat [eiseres] dit wel heeft gedaan, moet voor zijn rekening blijven.
4.9. Daar komt bij dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [betrokkene 2] hem daadwerkelijk een aanbod heeft gedaan. Uit de door [eiseres] omschreven gang van zaken, hierboven weergegeven onder 4.5, blijkt daarvan niet. Er blijkt slechts uit dat [eiseres] en [betrokkene 2] op een aantal momenten met elkaar in gesprek zijn geweest over de verkoop en overdracht van de certificaten, maar niet op welk van die momenten het gestelde aanbod zou zijn gedaan en, nog belangrijker, wat dat aanbod precies inhield, oftewel welke concrete prijs [eiseres] voor zijn certificaten is geboden. Volgens [eiseres] heeft [betrokkene 2] het bedrag van € 50.000,00 genoemd, maar daarna zou [eiseres] eerst nog om inzage in de jaarrekening hebben gevraagd en is ook nog het schriftelijke stuk bedoeld onder 2.12 tot stand gekomen. Anders dan [eiseres] kennelijk meent, kan het verzoek van [eiseres] om inzage in de jaarrekening niet worden beschouwd als een voorwaardelijke aanvaarding van een aanbod, nu uit de verdere gang van zaken blijkt dat er ook daarna nog uitvoerig overleg is geweest tussen partijen over de inhoud van de overeenkomst, terwijl uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld over hetgeen voorafging aan het moment dat [betrokkene 2] voorstelde de waardering te doen op basis van de “methode-[betrokkene 3]” erop duidt dat de besprekingen zich op dat moment nog in een verkennende fase bevonden. Ook het feit dat [eiseres] inzage wilde in de jaarrekening duidt daarop. De verwijzing naar een aantal schriftelijke, niet ondertekende stukken, in het bijzonder de onder 2.10 en 2.12 geciteerde documenten, kan [eiseres] niet baten. Voornoemde stukken moeten worden aangemerkt als conceptovereenkomsten en duiden hooguit op het bestaan van een onderhandelingsfase tussen [eiseres] en [betrokkene 2]. Gezien het voorgaande is het bestaan van een aanbod als bedoeld in artikel 6:217 BW dan ook niet komen vast te staan, laat staan dat is gebleken van wilsovereenstemming in de zin van de onder 4.4 vermelde maatstaf.
4.10. Gezien het voorgaande moeten de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Wat partijen meer of anders hebben aangevoerd kan buiten bespreking blijven.
4.11. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.348,00
4.12. Om organisatorische redenen wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter dan de rechter ten overstaan van wie de comparitie is gehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 2.348,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.