Parketnummer : 05/702874-10
Datum zitting : 29 juli 2011
Datum uitspraak : 12 augustus 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2009, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Renault Clio kenteken [nummer]) zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Weurtseweg (ter hoogte en/of in de nabijheid van de kruising/splitsing met de Mercuriusstraat), hierin bestaande dat verdachte
- zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde,
niet of onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en/of niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle te houden, en/of niet, althans onvoldoende op het voor zijn voertuig bevindende verkeer en/of weggedeelte heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft terecht is gekomen en aldaar in botsing is gekomen tegen een op die weghelft rijdende personenauto (Citroën C3, kenteken [nummer]),
EN/OF
bij het (naar links) afslaan naar de Mercuriusstraat, de binnenbocht heeft genomen, althans de bocht heeft afgesneden, en/of een hem op dezelfde weg tegemoet komende personenauto (Citroën C3) niet voor heeft laten gaan, zoals bedoeld in artikel 18 eerste lid van het RVV 1990, tengevolge waarvan verdachte in botsing is gekomen met die personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M.J. [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 december 2009, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Renault Clio kenteken [nummer]) heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Weurtseweg (ter hoogte en/of in de nabijheid van de kruising/splitsing met de Mercuriusstraat), terwijl verdachte,
- zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde,
niet of onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en/of niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle te houden, en/of niet, althans onvoldoende op het voor zijn voertuig bevindende verkeer en/of weggedeelte heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft terecht is gekomen en aldaar in botsing is gekomen tegen een op die weghelft rijdende personenauto (Citroën C3, kenteken [nummer]),
EN/OF
bij het (naar links) afslaan naar de Mercuriusstraat, de binnenbocht heeft genomen, althans de bocht heeft afgesneden, en/of een hem op dezelfde weg tegemoet komende personenauto (Citroën C3) niet voor heeft laten gaan, zoals bedoeld in artikel 18 eerste lid van het RVV 1990, tengevolge waarvan verdachte in botsing is gekomen met die personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2009 te Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Renault Clio kenteken [nummer]) heeft gereden op de weg, de Weurtseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 29 juli 2011 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. A. van Veen, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair te vervangen door 20 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 (zes) maanden.
Voorts heeft de officier van justitie ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde feit geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot twee weken hechtenis. Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 december 2010 reed verdachte in een personenauto, Renault Clio, met kenteken [nummer], over de Weurtseweg te Nijmegen. Hij kwam uit de richting van de Rivierstraat en reed in de richting van de Koopvaardijweg. M.J. [slachtoffer] reed in tegengestelde richting over de Weurtseweg in zijn personenauto, Citroën C3, met kenteken [nummer].
Ter hoogte van de T-splitsing van de Weurtseweg met de Mercuriusstraat stuurde verdachte naar links waardoor de Renault Clio op de tegengestelde rijbaan van de Weurtseweg terecht kwam. Hierdoor raakte de Renault Clio met de rechter voorzijde, de voorzijde van de Citroën C3. M.J. [slachtoffer] heeft door deze botsing kneuzingen aan schouders en ribben, schaafwonden op zijn handen, een whiplash en ligamentair letsel opgelopen en heeft gedurende een lange periode niet normaal zijn werkzaamheden kunnen verrichten. Verdachte beschikte niet over een geldig Nederlands rijbewijs.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een aanmerkelijke verkeersfout heeft gemaakt en dat hij niet over een geldig Nederlands rijbewijs beschikte. Verdachte heeft beide tenlastegelegde feiten niet betwist ter terechtzitting. Over de botsing heeft hij verklaard dat hij op de andere weghelft terecht is gekomen en dat hierdoor een botsing heeft plaatsgevonden. De lezingen van verdachte en het slachtoffer van de feitelijk gebeurtenis lopen uiteen. Er is echter geen bewijs in het dossier dat één van beide lezingen ondersteunt. Daarom moet – in het voordeel van verdachte – uitgegaan worden van de lezing van verdachte. Verdachte zou even achterom hebben gekeken en hierdoor hebben ‘meegestuurd’ waardoor hij naar links stuurde en de Renault Clio zo op de verkeerde weghelft terecht kwam. M.J. [slachtoffer] heeft door de botsing behoorlijk wat letsel opgelopen en heeft hierdoor gedurende een lange periode niet zijn normale bezigheden kunnen uitoefenen.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft geen rijbewijs en heeft dit ook bekend.
Oordeel van de rechtbank
Om te kunnen bepalen of een verdachte daadwerkelijk schuld heeft aan een verkeersongeval, in die zin dat sprake is van onoplettendheid, onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Verdachte heeft verklaard dat hij – tijdens het achterom kijken – ‘meestuurde’ waardoor de auto op de verkeerde weghelft terecht kwam.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tijdens het achterom kijken onvoldoende het tegemoetkomende verkeer in de gaten heeft gehouden, waardoor hij de Citroën C3 niet heeft gezien. Daarbij heeft verdachte de door hem bestuurde Renault Clio niet onder controle gehouden.
Nu vast staat dat verdachte op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daardoor de botsing met de Citroën C3 heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden, niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het bestuurde motorrijtuig onder controle te houden en onvoldoende op het zich voor het voertuig bevindende verkeer en weggedeelte heeft gelet.
Tevens beschikt verdachte niet over een geldig rijbewijs voor het besturen van personenauto’s.
Gelet op het vorenstaande, oordeelt de rechtbank dat verdachte niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden.
Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat het letsel van het slachtoffer, waardoor hij immers een lange periode niet heeft kunnen werken, dient te worden gekwalificeerd als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Feit 1 primair:
hij op 30 december 2009, te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Renault Clio kenteken [nummer]) aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Weurtseweg ter hoogte van de kruising/splitsing met de Mercuriusstraat, hierin bestaande dat verdachte
- zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde,
onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist om het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle te houden, en onvoldoende op het voor zijn voertuig bevindende verkeer en weggedeelte heeft gelet en/of is blijven letten, en daarbij gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft terecht is gekomen en aldaar in botsing is gekomen tegen een op die weghelft rijdende personenauto (Citroën C3, kenteken [nummer]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M.J. [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
Feit 2:
hij op 30 december 2009 te Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Renault Clio kenteken [nummer]) heeft gereden op de weg, de Weurtseweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 29 maart 2011.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden veroordeeld voor een overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 waarbij een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen en een overtreding van artikel 107 Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft justitiële documentatie en beschikt niet over een geldig Nederlands rijbewijs. Gezien de richtlijnen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de officier van justitie voor feit 1 primair een werkstraf en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. Verdachte is al eerder veroordeeld voor het rijden zonder een geldig Nederlands rijbewijs. De officier van justitie acht daarom ten aanzien van feit 2 een onvoorwaardelijke hechtenis dan ook op z’n plaats.
Het standpunt van verdachte
Verdachte zegt dat hij net voor sluitingstijd nog even medicijnen moest halen en daarom, ondanks dat hij geen rijbewijs heeft, de auto heeft genomen. Verdachte vindt het vervelend wat er gebeurd is, zou gelet op zijn financiële positie geen geldboete kunnen betalen en wil geen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft onvoldoende opgelet tijdens een bijzondere verrichting – het achterom kijken – en heeft tijdens deze onoplettendheid zijn auto onvoldoende onder controle gehad. Daardoor is hij op de verkeerde weghelft van de Weurtseweg terecht gekomen en is de Renault Clio tegen de Citroën C3 van het slachtoffer gebotst. Het slachtoffer raakte hierbij gewond en heeft lange tijd hinder ondervonden door het opgelopen letsel. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout.
De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte zijn eigen belang – het ophalen van zijn medicijnen – voorop heeft gesteld en zonder dat hij beschikt over een geldig Nederlands rijbewijs toch heeft besloten te gaan rijden. Gezien de justitiële documentatie van verdachte en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf houdt dit in een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en een werkstraf.
Ten aanzien van de onder 2 bewezenverklaarde overtreding overweegt de rechtbank in het bijzonder dat verdachte vaker is veroordeeld voor het rijden zonder een geldig Nederlands rijbewijs. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de enige passende straf hiervoor een onvoorwaardelijke hechtenisstraf is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 18, 22c, 22d, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 107, 175, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde van feit 1 primair tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
Een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde van feit 2 tot:
hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken.
mr. G.M.L. Tomassen (als voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2011.