ECLI:NL:RBARN:2011:BR4922

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/703585-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig letsel door grove schuld van taxichauffeur

Op 12 augustus 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige taxichauffeur uit Geldermalsen, die op 28 mei 2010 betrokken was bij een verkeersongeval dat resulteerde in ernstig letsel voor een andere bestuurder. De rechtbank oordeelde dat de taxichauffeur grove schuld had aan het ongeval, omdat hij op de verkeerde weghelft terechtkwam na een te late reactie op een afremmende vrachtwagen voor hem. Dit leidde tot een frontale botsing met een tegenligger, waarbij de bestuurster van de andere auto, J.V., zwaar gewond raakte en een perforatie van haar dunne darm opliep, waarvoor zij met spoed geopereerd moest worden. De rechtbank legde de taxichauffeur een werkstraf van 180 uur op en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weigerde een onvoorwaardelijke rijontzegging, omdat de man zijn rijbewijs voor zijn werk nodig had, maar legde wel een hogere werkstraf op dan door de officier van justitie was geëist. De rechtbank overwoog dat aan beroepschauffeurs hoge eisen gesteld mogen worden en dat de verdachte, ondanks zijn eerdere traumatische ervaring, verantwoordelijk was voor zijn rijgedrag. De beslissing was gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
PROMIS II
Parketnummer : 05/703585-10
Datum zitting : 29 juli 2011
Datum uitspraak : 12 augustus 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2010, buiten de bebouwde kom van Geldermalsen, althans in gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes Benz, kenteken [nummer] (taxi)) zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Provincialeweg Oost N327 (ter hoogte van hectometerpaal 13.9), hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij zag dat hij reed achter een vrachtwagen, en/of
- terwijl deze vrachtwagen een in voornoemde weg gelegen rotonde naderde en/of voor deze rotonde afremde, althans vaart verminderde, en/of
- terwijl verdachte ter plaatse bekend is en/of wist dat hij (en het voor hem rijdende verkeer) die rotonde naderde,
- niet dan wel onvoldoende op die voor hem rijdende vrachtwagen en/of het overige verkeer heeft gelet en/of
- niet, althans niet tijdig heeft geremd en/of heeft gereden met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, zoals bedoeld in artikel 19 van het RVV 1990, en/of
- vervolgens (om een aanrijding met die vrachtwagen te voorkomen) naar links heeft gestuurd en/of daarbij een doorgetrokken streep, zoals bedoeld in artikel 76 lid 1 van het RVV 1990, heeft overschreden, en/of is gaan rijden op de voor tegemoet komende verkeer bestemde weghelft van die weg,
waarna verdachte (frontaal) is gebotst, althans is aangereden tegen een op die voor het tegemoet komende verkeer bestemde weghelft rijdende personenauto (Nissan Pixo, kenteken [nummer]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (J.V. [slachtoffer], bestuurster van die Nissan Pixo) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 mei 2010, buiten de bebouwde kom van Geldermalsen, althans in gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes Benz, kenteken [nummer] (taxi)) heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Provincialeweg Oost N327 (ter hoogte van hectometerpaal 13.9), waarbij verdachte,
- terwijl hij zag dat hij reed achter een vrachtwagen, en/of
- terwijl deze vrachtwagen een in voornoemde weg gelegen rotonde naderde en/of voor deze rotonde afremde, althans vaart verminderde, en/of
- terwijl verdachte ter plaatse bekend is en/of wist dat hij (en het voor hem rijdende verkeer) die rotonde naderde,
- niet dan wel onvoldoende op die voor hem rijdende vrachtwagen en/of het overige verkeer heeft gelet en/of
- niet, althans niet tijdig heeft geremd en/of heeft gereden met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, zoals bedoeld in artikel 19 van het RVV 1990, en/of
- vervolgens (om een aanrijding met die vrachtwagen te voorkomen) naar links heeft gestuurd en/of daarbij een doorgetrokken streep, zoals bedoeld in artikel 76 lid 1 van het RVV 1990, heeft overschreden, en/of is gaan rijden op de voor tegemoet komende verkeer bestemde weghelft van die weg,
waarna verdachte (frontaal) is gebotst, althans is aangereden tegen een op die voor het tegemoet komende verkeer bestemde weghelft rijdende personenauto (Nissan Pixo, kenteken [nummer]),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 29 juli 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. J. Grijns, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het primaire:
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 mei 2010 heeft buiten de bebouwde kom van Geldermalsen een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte reed in een personenauto (taxi), Mercedes Benz, met kenteken [nummer] over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Provinciale weg Oost N327 ter hoogte van hectometerplaal 13.9. Verdachte reed achter een op die Provinciale weg Oost N327 voor hem rijdende vrachtwagen welke vrachtwagen vaart minderde en afremde op het moment dat een rotonde aanstaande was. Ter plaatse was de situatie verdachte bekend en hij wist dat hij een rotonde naderde. Op het moment dat de vrachtwagen remde en verdachte eveneens wilde remmen, kreeg verdachte zijn auto niet binnen de afstand tussen hem en de vrachtwagen tot stilstand. Verdachte heeft, om een aanrijding met die vrachtwagen te voorkomen, naar links gestuurd, is daarbij over een doorgetrokken streep gereden en op de voor het tegemoet komend verkeer bestemde weghelft terecht gekomen waarna een frontale botsing heeft plaatsgevonden tussen de auto van verdachte en een op die voor het tegemoet komende verkeer bestemde weghelft rijdende personenauto Nissan Pixo met kenteken [nummer].
Als gevolg van het ongeval heeft J.V. [slachtoffer], bestuurster van de Nissa Pixo, een perforatie van haar dunne darm opgelopen en is met spoed geopereerd. De ziekenhuisopname duurde tot 8 juni 2010.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het verhandelde ter terechtzitting, alsmede de inhoud van het proces-verbaal, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. In casu, aldus de officier van justitie, is sprake van verschillende door verdachte gemaakte verkeersfouten namelijk het niet in voldoende mate opletten op het voor hem op de weg rijdend ander verkeer, het overschrijden van een doorgetrokken streep en het op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terechtkomen. De officier van justitie is van mening dat in deze zaak gesproken kan worden van grove schuld. Het aan het slachtoffer toegebrachte letsel is naar de mening van de officier van justitie te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdachte
Verdachte stelt dat hij, rijdend met een snelheid van 50 tot 60 kilometer per uur, plotseling de voor hem rijdende vrachtwagen zag remmen. Verdachte, die vervolgens ook remde, zag dat hij niet tijdig tot stilstand zou komen en koos er toen voor naar links te sturen om niet onder de vrachtwagen terecht te komen. Het was, aldus verdachte, een reactie om naar links te sturen.
Beoordeling van de standpunten
Gelet op het standpunt van verdachte is de vraag die de rechtbank nog moet beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het ongeval en of die schuld bestaat uit grove of aanmerkelijke schuld.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is taxichauffeur en mag verondersteld worden een ervaren chauffeur te zijn. De situatie ter plaatse is verdachte bekend en hij wist dus dat hij een rotonde naderde. De voor verdachte uit rijdende vrachtwagenchauffeur heeft verklaard dat hij op de Provinciale weg reed met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur. Ter plaatse is een snelheid van 80 kilometer per uur toegestaan. Op het moment dat de vrachtwagenchauffeur de rotonde naderde en deze nog ongeveer 100 meter verwijderd was, bracht de vrachtwagenchauffeur zijn snelheid terug tot ongeveer 60 kilometer per uur. Daartoe remde hij. De vrachtwagenchauffeur verklaarde voorts dat hij achter hem geen taxi heeft zien rijden. Uit tegenovergestelde richting zag de vrachtwagenchauffeur een auto aankomen. Op het moment dat deze auto hem passeerde, op de plaats waar hij zat, hoorde de vrachtwagenchauffeur een ijselijke klap. Kijkend in zijn achteruitkijkspiegel zag de vrachtwagenchauffeur dat de hem vanuit tegemoetkomende richting gepasseerde auto over de kop sloeg en doorrolde. Ook zag hij een andere auto staan, een taxi.
J.V. [slachtoffer], rijdend in de personenauto met kenteken [nummer] en komend vanaf de rotonde, reed met een snelheid van ongeveer 20 tot 30 kilometer per uur over de rotonde. Toen zij de rotonde verliet, zag zij een vrachtwagen stil staan. Op het moment dat zij bij het eind van de vrachtwagen kwam zag zij ineens een auto voor zich verschijnen. Zij heeft deze witte auto niet zien rijden en zij zag die auto op het laatste moment. De auto kwam voor haar gezien links achter de vrachtwagen vandaan, reed op haar weghelft haar kant op en reed voor de klap recht voor haar.
Ten overstaan van de politie verklaarde verdachte dat hij, rijdend met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur en ongeveer 60 meter achter de vrachtwagen, de vrachtwagen plotseling zag remmen.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte niet op het voor hem rijdend verkeer en overig verkeer heeft gelet. Zou verdachte dat namelijk wel gedaan hebben, dan had hij, gelet op zijn snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur en op de door hem genoemde afstand van ongeveer 60 meter van de vrachtwagen, zijn auto ruim voor de vrachtwagen tot stilstand kunnen brengen, zeker nu de vrachtwagenchauffeur heeft verklaard dat hij op een afstand van ongeveer 100 meter voor de rotonde al zijn snelheid terugbracht. Dat verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard, wellicht nog wel kon remmen, maar enkel uit – objectief gezien wellicht irreële - angst om onder de vrachtwagen te komen naar links heeft gestuurd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, die toch ter plaatse bekend was en wist dat er een rotonde naderde waarvoor het noodzakelijk is dat de snelheid zodanig verminderd wordt dat op verantwoorde wijze over de rotonde gereden kan worden, niet gelet heeft op het voor hem rijdend verkeer en eerst op het moment dat hij de vrachtwagen te dicht genaderd was zich genoodzaakt zag vol in de remmen te gaan. Verdachte heeft dus, zo moet aangenomen worden, zijn voertuig niet binnen de afstand waarvoor de weg voor hem vrij was tot stilstand kunnen brengen en heeft vervolgens de keus gemaakt om, ondanks de aldaar gelegen doorgetrokken streep, naar links te sturen om daarbij op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft terecht te komen.
Gezien de omstandigheden waaronder het ongeval plaats vond is sprake van zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag en sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het door J.V. [slachtoffer] opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, nu sprake is van een ernstige inwendige wond waarvoor direct operatief ingrijpen nodig was en waardoor zij geruime tijd in het ziekenhuis heeft moeten verblijven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 28 mei 2010, buiten de bebouwde kom van Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Mercedes Benz, kenteken [nummer] (taxi)) zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Provincialeweg Oost N327 (ter hoogte van hectometerpaal 13.9), hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij zag dat hij reed achter een vrachtwagen, en
- terwijl deze vrachtwagen een in voornoemde weg gelegen rotonde naderde en voor deze rotonde vaart verminderde, en
- terwijl verdachte ter plaatse bekend is en wist dat hij en het voor hem rijdende verkeer die rotonde naderde,
- niet dan wel onvoldoende op die voor hem rijdende vrachtwagen en het overige verkeer heeft gelet en
- niet tijdig heeft geremd of heeft gereden met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, zoals bedoeld in artikel 19 van het RVV 1990, en
- vervolgens om een aanrijding met die vrachtwagen te voorkomen naar links heeft gestuurd en daarbij een doorgetrokken streep, zoals bedoeld in artikel 76 lid 1 van het RVV 1990, heeft overschreden, en is gaan rijden op de voor tegemoet komende verkeer bestemde weghelft van die weg,
waarna verdachte frontaal is gebotst, tegen een op die voor het tegemoet komende verkeer bestemde weghelft rijdende personenauto (Nissan Pixo, kenteken [nummer]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (J.V. [slachtoffer], bestuurster van die Nissan Pixo) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij, als gevolg van een hem in december 2009 overkomen ongeval, zichzelf onder de vrachtwagen terecht zag komen en vervolgens uit angst gehandeld heeft zoals hij gedaan heeft, te weten de keuze maken om naar links te sturen.
Verdachte verklaart ook dat hij als gevolg van de traumatische ervaring in december 2009, hulp heeft gezocht en op therapeutische basis juist weer was gaan deelnemen aan het verkeer.
De rechtbank vat voornoemde verklaring op als een beroep op psychische overmacht. De rechtbank verwerpt dit verweer echter, nu op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een overmachtsituatie bevond die maakte dat hij niet anders kon handelen dan hij gehandeld heeft.
Weliswaar zou de rechtbank de verdachte in de gelegenheid kunnen stellen zijn traumatische ervaring en als gevolg daarvan ondergane behandeling aannemelijk te maken, maar ook indien verdachtes trauma dan aannemelijk zou worden, dan zou dit de beslissing van de rechtbank niet anders maken. Verdachte is namelijk, wetende dat hij mogelijk nog niet volledig “genezen” was van die eerdere traumatische ervaring, aan het verkeer gaan deelnemen en heeft daardoor zichzelf in de – voorzienbare - situatie gebracht dat hij door angst niet meer goed in staat was aan het verkeer deel te nemen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 07 juli 2011.
De strafmaat
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte moet worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis onvoorwaardelijk alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De werkstraf is, aldus de officier van justitie, conform de landelijke richtlijnen. Weliswaar gaan die richtlijnen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, maar de officier van justitie is van mening dat dit kan worden omgezet naar een werkstraf. Voor wat betreft de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is de officier van justitie dat, verdachte is beroepschauffeur, aan hem dus hogere eisen gesteld mogen worden terwijl anderzijds beroepschauffeurs juist zwaarder worden gestraft indien hen een ontzegging wordt opgelegd. Gelet op de ernst van het ongeval wil de officier van justitie deels met het beroep van verdachte rekening houden, maar acht een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geen recht doen aan de ernst van het feit.
Het standpunt van verdachte
Verdachte vindt de eis van de officier van justitie hoog, met name de ontzegging van de rijbevoegdheid. Indien hem een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd, zal dat zeker zijn ontslag tot gevolg hebben waardoor zijn financiële positie waarvoor reeds een schuldsanering is aangevraagd, alleen maar slechter zal worden. Het verrichten van een werkstraf moet, aldus verdachte, lukken.
Bespreking van de standpunten
Volgens de landelijke richtlijnen is voor een feit zoals bewezen verklaard een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden onvoorwaardelijk alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden onvoorwaardelijk het uitgangspunt. De rechtbank kan van die richtlijnen, zowel ten voordele als ten nadele van verdachte, afwijken indien daarvoor omstandigheden in aanmerking komen.
Verdachte heeft een ernstig ongeval veroorzaakt. Door een hem in ernstige mate toe te rekenen onoplettendheid van verdachte werd hij geconfronteerd met een kort voor hem rijdende vrachtwagen die afremde vanwege een naderende rotonde. Juist aan beroepschauffeurs mogen ten aanzien van het verkeersgedrag hoge eisen gesteld worden, en zeker van een taxichauffeur mag verwacht worden veilig te rijden, met of zonder passagiers.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in plaats van een gevangenisstraf een werkstraf passend is. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde onvoorwaardelijke rijontzegging onevenredig grote gevolgen heeft voor verdachte. Het is immers evident in zijn belang en dat van zijn gezin, dat verdachte zijn beroep als taxichauffeur moet kunnen blijven uitoefenen. Door oplegging van een onvoorwaardelijke rijontzegging komt dit in gevaar. Daarom zal de rechtbank volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt hierbij voorts nog mee dat verdachte niet eerder voor een verkeersdelict is veroordeeld. Bovendien zal verdachte, kostwinner voor zijn gezin, zonder inkomen nog verder in de financiële problemen raken. Verdachte dient zich er terdege van bewust te zijn dat bij eventueel volgend strafbaar verkeersgedrag hij zijn rijbewijs gedurende een lange periode kwijt kan zijn.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en ter compensatie van deze mildere rijontzegging dan geadviseerd in de landelijke richtlijnen, zal rechtbank zal echter een hogere werkstraf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (éénhonderdtachtig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Alsmede:
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. G.M.L. Tomassen, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2011.