ECLI:NL:RBARN:2011:BR4942

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
738416 \ BR VERZ 11-17127 \ AS/49/JR
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep ex artikel 13a Wahv inzake proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Arnhem op 29 juli 2011 uitspraak gedaan in een beroep ex artikel 13a van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding dat door de gemachtigde van de kentekenhouder, aangeduid als X, was ingediend na een eerdere beslissing van de officier van justitie. De officier van justitie had op 1 februari 2011 het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, waarop X in beroep ging. De kantonrechter oordeelde dat X niet ontvankelijk was in zijn beroep, omdat hij niet gerechtigd was om dit beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde dat alleen de B.V., waarvoor X als gemachtigde optrad, bevoegd was om beroep in te stellen. De kantonrechter heeft geen oordeel gegeven over de inhoudelijke afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding, omdat de ontvankelijkheid van het beroep niet was vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een geldige machtiging voor het instellen van beroep en de voorwaarden waaronder een beroep ex artikel 13a Wahv kan worden ingediend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open.

Uitspraak

proces-verbaal/uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 738416 \ BR VERZ 11-17127 \ AS/49/JR
cjib-nr / registratienr 145442120 / I10319 29 juli 2011
zitting van 29 juli 2011
proces-verbaal mondelinge uitspraak 29 juli 2011.
in de zaak van
[naam]
gevestigd te [vestigingsplaats]
tegen
de beslissing van de officier van justitie te Arnhem d.d. 1 februari 2011
De zaak is behandeld op de openbare zitting door de kantonrechter mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, bijgestaan door J.A.M. Rijntjes - van Zuilen als griffier.
Verschenen is:
W.R. ter Horst, medewerker van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), als vertegenwoordiger van de officier van justitie, hierna te noemen de officier van justitie.
De procedure
Bij inleidende beschikking van 13 september 2010 is aan [B.V.] een administratieve sanctie opgelegd van € 33 wegens overschrijding van de maximum snelheid op autosnelwegen met 8 km/u (verkeersbord A1) met het voertuig met kenteken [kenteken], gepleegd op 6 september 2010 ten 06.54 uur op locatie trajectcontrole A12, Arnhem rechts.
Tegen deze beschikking heeft [gemachtigde] als gemachtigde van [B.V.] beroep ingesteld bij de officier van justitie. Tevens heeft [gemachtigde] verzocht om vergoeding van de kosten verbonden aan de behandeling van zijn beroep bij de officier van justitie.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het beroep de inleidende beschikking van 13 september 2010 vernietigd. Bij afzonderlijk besluit van 1 februari 2011 heeft de officier van justitie het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.
Bij email van 4 februari 2011 heeft [gemachtigde] de officier van justitie bericht zich niet te kunnen verenigen met de afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding.
Bij brief van 11 februari 2011 heeft de officier van justitie de email van 4 februari 2011 doorgestuurd naar de kantonrechter.
De zaak is behandeld ter zitting van de kantonrechter van 22 april 2011. De [B.V.] noch [gemachtigde] zijn aldaar verschenen. De kantonrechter heeft ter zitting besloten de zaak te schorsen om antwoord te krijgen op de vraag namens wie [gemachtigde] het beroep bij de kantonrechter heeft ingediend. Indien [gemachtigde] beroep heeft ingediend namens [B.V.], is [gemachtigde] voorts in de gelegenheid gesteld een machtiging te overleggen waaruit blijkt dat [gemachtigde] voor het instellen van beroep bij de kantonrechter is gemachtigd door [B.V.].
Bij brief van 7 juni 2011 heeft [gemachtigde] gereageerd.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd:
[gemachtigde] geeft geen antwoord op door de kantonrechter gestelde vragen. Het openbaar ministerie refereert aan het oordeel van de kantonrechter.
De beoordeling
De kantonrechter dient zich eerst uit te laten over de vraag hoe het beroep van [gemachtigde] in het licht van de bepalingen van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) moet worden gekwalificeerd.
Artikel 9 van de Wahv bepaalt het volgende:
1. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. (…).
2. Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:
a. de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;
b. de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;
c. de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.
3. (…).
Artikel 13a, eerste lid, van de Wahv bepaalt dat de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. (…).
Artikel 13b, eerste lid, van de Wahv bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. (…).
Aangezien het beroep van [gemachtigde] slechts betrekking heeft op de afwijzing van zijn verzoek om een proceskostenvergoeding door de officier van justitie en er dus geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wahv, is het beroep niet te kwalificeren als een beroep ex artikel 9 van de Wahv. De kantonrechter zal dan ook voorbij gaan aan de omstandigheid dat in het onderhavige geval geen zekerheid is gesteld als bedoeld in artikel 11 van de Wahv.
Naar het oordeel van de kantonrechter is evenmin sprake van een verzoek als bedoeld in artikel 13b van de Wahv. Het in dit artikel bedoeld beroep is een beroep ingevolge artikel 9 van de Wahv. [gemachtigde] heeft geen beroep ex artikel 9 van de Wahv ingediend. Evenmin is sprake van een intrekking van een dergelijk beroep.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan de email van [gemachtigde] niet anders worden beschouwd als een beroep als bedoeld in artikel 13a van de Wahv. Zie in dit verband ook de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 december 2003 (LJN AO1866).
De kantonrechter dient vervolgens de vraag te beantwoorden wie bevoegd is om een beroep ex artikel 13a van de Wahv in te stellen. Artikel 13a, eerste lid, van de Wahv spreekt over de kosten die de andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken. Onder de term ‘de andere partij’ dient naar het oordeel van de kantonrechter te worden verstaan de officier van justitie dan wel de degene tot wie de inleidende beschikking gericht was. Dit zijn immers de partijen in een geding zoals bedoeld in de Wahv. Immers, ingevolge artikel 6 van de Wahv kan alleen degene tot wie de beschikking, waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, beroep instellen bij de officier van justitie. Betrokkene kan zich daarbij laten vertegenwoordigen dan wel bijstaan door een gemachtigde. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene, die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de kantonrechter (artikel 9, eerste lid, van de Wahv). Ook in deze procedure kan de betrokkene zich laten vertegenwoordigen dan wel bijstaan door een gemachtigde. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dan ook alleen degene, die ingevolge het bepaalde in artikel 6 van de Wahv administratief beroep heeft ingesteld bij de officier van justitie, beroep instellen als bedoeld in artikel 13a van de Wahv. Voor het onderhavige geding betekent dit dat alleen [B.V.] beroepsgerechtigd was.
Vast staat dat de email van 4 februari 2011 is opgesteld en ondertekend door [gemachtigde]. De kantonrechter ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of [gemachtigde] het beroep bij de kantonrechter namens [B.V.] dan wel uit eigen naam heeft ingesteld (zie proces-verbaal van de zitting van 22 april 2011).
[gemachtigde] heeft in zijn brief van 7 juni 2011 de kantonrechter bericht dat hij namens [B.V.] beroep heeft ingesteld tegen de opgelegde sanctie. De bijgevoegde machtiging houdt gezien de letterlijke tekst van die machtiging in: “om beroep (…) in te stellen tegen de opgelegde sanctie (…)”.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gemachtigde] hiermee geen antwoord gegeven op de aan hem bij proces-verbaal van 22 april 2011 gestelde vraag. Immers, die vraag ziet op het instellen van beroep bij de kantonrechter en niet op het instellen van beroep tegen de oplegging van de administratieve sanctie, als bedoeld in artikel 6 van de Wahv. Dat betekent dat de kantonrechter uit zal gaan van de letterlijke tekst van de email van 4 februari 2011.
Uit de email van 4 februari 2011 leidt de kantonrechter af dat [gemachtigde] deze uit eigen naam heeft opgesteld. Zo is het geschrift in de ik-vorm opgesteld en ondertekend met [naam gemachtigde] ([bedrijfsnaam]). Uit de inhoud van de email volgt naar het oordeel van de kantonrechter voorts dat [gemachtigde] uitdrukkelijk laat blijken uit eigen hoofde te handelen en niet namens [B.V.]. Zo schrijft [gemachtigde] in zijn email dat hij naar zijn mening wel in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding, dat hij verzoekt het bedrag alsnog binnen zeven dagen op de bankrekening van [bedrijfsnaam] te storten en dat hij de officier van justitie aansprakelijk stelt voor diverse nog te maken kosten wanneer deze niet voor betaling zorg draagt.
Voorgaande dient te leiden tot de conclusie dat [gemachtigde] niet kan worden ontvangen in zijn beroep ex artikel 13a van de Wahv, omdat [gemachtigde] tot het instellen daarvan niet gerechtigd was. De kantonrechter zal dan ook verder geen oordeel geven over de vraag of het verzoek om proceskosten door de officier al dan niet terecht is afgewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2011. Van de zitting is dit proces-verbaal opgemaakt. 29 juli 2011.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
De sector kanton is gevestigd te Arnhem aan de Walburgstraat 2 - 4
Correspondentieadres: Rechtbank Arnhem, Team Mulder, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem
Telefoonnummer: 026-3592666
Faxnummer: 026-3592815