ECLI:NL:RBARN:2011:BR6482
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.C. Quak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bezwaarschrift DNA-afname veroordeelde in het kader van Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 2 september 2011 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen een bevel tot afname van DNA-materiaal. Het bezwaarschrift was ingediend op 18 mei 2011 en betrof de toepassing van artikel 2, eerste lid onder B van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De rechtbank heeft in een besloten raadkamer op 17 augustus 2011 de officier van justitie gehoord, terwijl de advocaat van de veroordeelde en de veroordeelde zelf niet verschenen. De officier van justitie stelde dat het klaagschrift ongegrond verklaard diende te worden.
De rechtbank overwoog dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de wetgeving omtrent DNA-afname bij veroordeelden duidelijk was. Artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden stelt dat de officier van justitie kan bevelen dat van een veroordeelde celmateriaal wordt afgenomen voor het bepalen van zijn DNA-profiel, mits de veroordeelde is veroordeeld voor een misdrijf zoals omschreven in het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank benadrukte dat de wetgever de noodzaak van DNA-afname heeft onderstreept, niet alleen voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, maar ook ter voorkoming van toekomstige misdrijven.
De rechtbank verwierp de argumenten van de veroordeelde, die stelde dat er geen opsporingsbelang was en dat hij sinds zijn veroordeling niet meer met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank concludeerde dat de aard van de feiten waarvoor de veroordeelde was veroordeeld, voldoende reden gaf voor de afname van DNA-materiaal. De beslissing van de officier van justitie om een bevel tot DNA-afname te geven werd als juist beoordeeld. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, waarmee de afname van het DNA-profiel van de veroordeelde kon doorgaan.