Parketnummer : 05/730359-11
Datum zitting : 25 augustus 2011
Datum uitspraak : 8 september 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2011 te Tiel,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (zijn vrouw) [vrouw verdachte] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die
[vrouw verdachte]
met een fles op het hoofd heeft geslagen en/of
(meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft
geslagen/gestompt en/of
(meermalen) heeft getrapt/geschopt en/of
(hardhandig) een mobiele telefoon (achter) in de mond heeft gestopt/geduwd
en/of (met kracht) de mond heeft opengetrokken en/of
bij de keel en/of het hoofd en/of de kin heeft gepakt/gegrepen en/of
en/of (op de bank) heeft geduwd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 maart 2011 te Tiel opzettelijk mishandelend zijn
echtgenote, althans een persoon, te weten [vrouw verdachte],
met een fles op het hoofd heeft geslagen en/of
(meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft
geslagen/gestompt en/of
(meermalen) heeft getrapt/geschopt en/of
(hardhandig) een mobiele telefoon (achter) in de mond heeft gestopt/geduwd
en/of (met kracht) de mond heeft opengetrokken en/of
bij de keel en/of het hoofd en/of de kin heeft gepakt/gegrepen en/of
en/of (op de bank) heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 21 maart 2011 te Tiel [vrouw verdachte] en/of (indirect) zijn
kind(eren) (te weten [kind1], [kind2], [kind3], [kind4] en [kind5]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een
draaiende beweging(en) met de handen heeft gemaakt en/of (daarbij) voornoemde
[vrouw verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"ik ga nu naar boven en dan mag je toekijken hoe ik alle kinderen de nekjes
breek en als laatste ben jij aan de beurt" en/of
"als je de kinderen van me afneemt, dan maak ik ze stuk voor stuk dood" en/of
"als je mij de telefoon niet geeft, dan ruk ik je kop van de romp" en/of
"zet die kist op zijn plek, anders kom je er zelf onder te liggen" en/of
"moet ik deze fles op je kop kapot slaan" en/of
"ik trap je kapot" en/of
"moet je mijn voet in je gezicht hebben",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 21 maart 2011 te Tiel opzettelijk beledigend (zijn vrouw)
[vrouw verdachte], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de
woorden "vuile kuthoer, ik zal wel een rode lamp op je kut zetten, dan kun je
je geld verdienen" en/of "stinkhoer" en/of "vies vuil kutwijf", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 25 augustus 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
De officier van justitie, mr. T.C. Henniphof, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt (ambulante) behandeling of een drugs- en alcoholverbod, en voorts tot het verrichten van 70 uren werkstraf subsidiair 35 dagen hechtenis voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3a. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets van het voorval kan herinneren.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
[vrouw verdachte] (hierna: aangeefster) heeft verklaard dat haar man, verdachte, haar op 21 maart 2011 in hun woning in Tiel , bij haar keel/hoofd greep en dat hij haar bij haar kin pakte en met kracht op de bank duwde. Verdachte heeft haar meerdere malen geslagen en geschopt. Hij sloeg met gebalde vuisten; hij sloeg onder andere op haar ribben, tegen haar hoofd en gezicht (bij haar linker slaap). Verder heeft hij met een fles op haar hoofd geslagen. Ook heeft hij een mobiele telefoon met kracht in haar mond geduwd. Hij bleef haar slaan en trok met kracht haar mond open en duwde de telefoon met kracht verder achterin haar mond. Even later sloeg verdachte haar weer in haar gezicht, op haar ribben en in haar buik. Ook heeft hij haar toen meerdere keren geschopt tegen haar linkerbovenbeen. Dit alles heeft van ongeveer 01.00 uur tot ongeveer 02.30 uur geduurd.
Aangeefster heeft verder verklaard dat ze meerdere bulten op haar hoofd en blauwe plekken op haar benen heeft opgelopen. Verder had ze pijn en bloed aan haar mond en is ze even buiten bewustzijn geweest . Een arts heeft geconstateerd dat aangeefster contusies (= kneuzingen) had aan het gelaat, de kaken en thoracaal (= op de borstkas).
Getuige [getuige1], de buurman van verdachte en aangeefster, heeft verklaard dat hij wakker werd van de herrie uit de woning van verdachte en aangeefster (het leek alsof meubilair verschoof en een kast omviel). De gordijnen van de woning waren helemaal open en er brandde licht. [getuige1] zag door het raam van de woning dat verdachte aangeefster steeds opnieuw met de hand om de hals vastpakte alsof hij haar wurgde. Verder zag hij dat verdachte aangeefster met gebalde vuisten in de maagstreek stompte en meerdere malen met de vlakke hand in het gezicht sloeg. Hij zag dat verdachte aangeefster achterover op de bank gooide en haar met beide gebalde vuisten sloeg. Het ging ongeveer 20 minuten door.
Door de verdediging is aangevoerd dat getuige [getuige1] dit niet allemaal gezien kan hebben, omdat de gordijnen dicht waren. De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat de gordijnen in de woning dicht waren gezien.de gedetailleerde verklaring van getuige [getuige1], die bovendien overeenkomt met de verklaring van aangeefster (die weer wordt ondersteund door de medische verklaring). De rechtbank acht de verklaring van [getuige1] betrouwbaar en zal deze tot het bewijs bezigen.
Op grond van het bovenstaande staat vast dat verdachte gedurende een lange tijd veel geweld op aangeefster heeft toegepast. Door gedurende een lang tijdsbestek zo veel geweld uit te oefenen op kwetsbare delen van het lichaam - en dan met name het met een fles op het hoofd slaan, het slaan op de slaap en het met kracht in de mond duwen van een telefoon -, bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat. De gedragingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het mogelijke gevolg, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster, dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte met deze gedragingen bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard, zodat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van zijn partner en van zijn kinderen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets van het voorval kan herinneren.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op 21 maart 2011 in hun woning in Tiel tegen haar zei dat hij haar kop van de romp zou rukken als zij hem niet zijn telefoon zou geven. Later moest aangeefster van verdachte een kist oppakken en op zijn plek zetten. Verdachte zei daarbij tegen haar: “zet hem op zijn plek, anders kom je er zelf onder te liggen”. Vervolgens pakte verdachte een fles en zei tegen aangeefster: “moet ik deze fles op je kop kapot slaan?” Verdachte schreeuwde dat hij haar kapot zou trappen als ze niet op zou staan. Verdachte dreigde haar kapot te trappen en tegen haar gezicht te schoppen. Hij zei: “moet je mijn voet in/tegen je gezicht hebben”. Verdachte schreeuwde “ik ga nu naar boven en dan mag je toekijken hoe ik alle kinderen de nekjes breek en als laatste ben jij aan de beurt”. Hij maakte daarbij met beide handen draaiende bewegingen alsof hij iemand anders met kracht het hoofd omdraaide. Bij aangeefster en verdachte in de woning wonen de volgende kinderen: [kind1], [kind2], [kind2], [kind3] en [kind5].
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij op 21 maart 2011 omstreeks 00.45 uur wakker werd en bij de woning van aangeefster en verdachte ging kijken, waar hij verdachte de hele tijd hoorde schreeuwen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet uit sluit dat hij de bovenstaande bedreigende woorden heeft geuit, dat je altijd wel wat roept als je boos bent en dat hij het in wanhoop zal hebben geroepen.
De rechtbank is, zoals hieronder onder 1 overwogen, van oordeel dat de verklaring van [getuige1] betrouwbaar is. De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangeefster, in combinatie met de ondersteunende verklaring van getuige [getuige1] en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bovenstaande woorden heeft geuit richting aangeefster.
De rechtbank overweegt voorts dat de bedreigingen gelet op hun aard en de context waarin deze werden gedaan bij de bedreigde(n) de redelijke vrees konden doen ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren.
Ten aanzien van de bedreiging die aan de kinderen is gericht is de rechtbank - gelet op de inhoud van de bedreiging, de wijze waarop deze werd geuit en de persoon tegenover wie deze werd geuit - voorts van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat deze bedreiging terecht zou komen bij de kinderen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets van het voorval kan herinneren.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar in de late avond van 20 maart 2011 in hun woning in Tiel diverse malen heeft uitgescholden en tegen haar schreeuwde: “vuile kuthoer, ik zal wel een rode lamp op je kut zetten, dan kun je je geld verdienen”. In de vroege ochtend van 21 maart 2011 heeft verdachte aangeefster uitgescholden voor “stinkhoer”.
Aangeefster heeft een schriftelijke klacht ingediend met het verzoek om verdachte te vervolgen ter zake van belediging.
Getuige [getuige1] heeft verklaard dat hij op de avond van 20 maart 2011 geschreeuw hoorde bij aangeefster en verdachte. Toen [getuige1] op 21 maart 2011 omstreeks 00.45 uur wakker werd en bij de woning van aangeefster en verdachte ging kijken, hoorde hij verdachte de hele tijd schreeuwen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet uit sluit dat hij de bovenstaande woorden heeft geuit.
De rechtbank is op grond van de verklaring van aangeefster, in combinatie met de ondersteunende verklaring van getuige [getuige1] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte bovenstaande woorden heeft geuit richting aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen woorden bevatten die op zichzelf genomen een beledigend karakter hebben.
3b. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 21 maart 2011 te Tiel, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (zijn vrouw) [vrouw verdachte] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die
[vrouw verdachte] met een fles op het hoofd heeft geslagen en
(meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt en
(meermalen) heeft getrapt/geschopt en
(hardhandig) een mobiele telefoon (achter) in de mond heeft geduwd
en (met kracht) de mond heeft opengetrokken en
bij de keel en/of het hoofd en/of de kin heeft gepakt/gegrepen en
(op de bank) heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 21 maart 2011 te Tiel [vrouw verdachte] en (indirect) zijn kinderen (te weten [kind1], [kind2], [kind3], [kind4] en [kind5]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend draaiende bewegingen met de handen heeft gemaakt en (daarbij) voornoemde [vrouw verdachte] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"ik ga nu naar boven en dan mag je toekijken hoe ik alle kinderen de nekjes breek en als laatste ben jij aan de beurt" en
"als je mij de telefoon niet geeft, dan ruk ik je kop van de romp" en
"zet die kist op zijn plek, anders kom je er zelf onder te liggen" en
"moet ik deze fles op je kop kapot slaan" en
"ik trap je kapot" en
"moet je mijn voet in je gezicht hebben",
hij op of omstreeks 21 maart 2011 te Tiel opzettelijk beledigend (zijn vrouw) [vrouw verdachte], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vuile kuthoer, ik zal wel een rode lamp op je kut zetten, dan kun je je geld verdienen" en "stinkhoer"
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Toerekenbaarheid
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets meer van het voorval kan herinneren; hij had veel gedronken en mogelijk heeft iemand drugs in zijn drankje gedaan. Hij kent zichzelf zo niet.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wel aan verdachte kunnen worden toegerekend. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat er drugs in het drankje van verdachte is gedaan. Verdachte heeft veel alcohol gedronken, hetgeen ook in het verleden al tot agressie heeft geleid. Verdachte had moeten weten dat het nuttigen van een grote hoeveelheid alcohol bij hem tot agressie kan leiden.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken, noch anderszins aannemelijk is geworden dat aan verdachte door een ander drugs is toegediend. Verdachte heeft verklaard dat hij veel alcohol heeft genuttigd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wel eerder gewelddadig is geweest en dat daarbij in de regel alcohol in het spel was.
Op grond hiervan moet verdachte worden geacht een zodanig inzicht te hebben gehad in de gevolgen van drankgebruik voor zijn geestvermogens dat geoordeeld moet worden dat de - ten tijde van het plegen van het bewezene – mogelijk opgetreden storing van zijn geestvermogens aan de verdachte zelf te verwijten is, zodat de in die toestand bedreven handelingen aan hem moeten worden toegerekend.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 juli 2011;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 23 maart 2011, betreffende verdachte;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 juli 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Door de officier van justitie is voor de afdoening van deze feiten een gevangenisstraf geëist voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt (ambulante) behandeling of een drugs- en alcoholverbod, en voorts tot het verrichten van 70 uren werkstraf subsidiair 35 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen, vanwege de ernst van de feiten en de impact daarvan op de slachtoffers. In het voordeel van verdachte heeft ze er rekening mee gehouden dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt voor wat er is gebeurd en al is gestart met behandeling en hulpverlening.
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is verzocht de eis van de officier van justitie te volgen.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Verdachte heeft (onder invloed van alcohol) zijn vrouw uitgescholden en bedreigd en gedurende een lang tijdsbestek mishandeld. Hij heeft haar meerdere malen geschopt en geslagen, haar hardhandig op de bank geduwd, een telefoon achter in haar mond geduwd, haar tegen haar slaap geslagen en met een fles op haar hoofd geslagen. Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals dat door verdachte is gepleegd, is zeer ernstig. Juist in de eigen woonomgeving dient men zich veilig te voelen. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is op ernstige en indringende wijze aangetast door verdachte.
De door verdachte geuite bedreigingen zijn met name in het licht van de recente familiedrama’s zeer ernstig en hebben een grote impact op de slachtoffers.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij inmiddels psychische behandeling ondergaat en met een groot aantal hulpverleners bezig is zijn leven en dat van zijn gezin op orde te brengen.
Alle omstandigheden in aanmerkingen nemende, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de verwijten die verdachte treffen. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een werkstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden.
De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat mocht inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of IrisZorg en dat het voor veroordeelde verboden is alcohol te gebruiken.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering worden gebracht.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 285, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste¬gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- dat veroordeelde, zich uiterlijk maandag 12 september 2011 meldt bij zijn toezichthouder van Reclassering Iriszorg Nijmegen, [adres] en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door IrisZorg en/of Kairos of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van IrisZorg en/of Kairos zullen worden gegeven;
- dat het voor veroordeelde verboden is alcohol te gebruiken. Veroordeelde is verplicht mee te werken aan bloed- en/of urinecontroles;
- en voorts dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
B. Het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. J.M. Klep, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2011.