ECLI:NL:RBARN:2011:BR7053
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.A. Holland
- G.M.L. Tomassen
- M.J.A. Castelijn
- Rechtspraak.nl
Milieudelict en vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van medeplegen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 31 augustus 2011, stond de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R. Boswijk, terecht op beschuldiging van milieudelicten. De tenlastelegging omvatte het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting voor het opslaan van bedrijfsafvalstoffen en het storten van afvalstoffen in een waterplas, genaamd De Zeelt, in de periode van 1 juli 2004 tot en met 23 april 2008. De officier van justitie, mr. S. Buist, eiste een geldboete van €18.000, waarvan €9.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Tijdens de zitting op 18 augustus 2011 werd het verweer van de verdediging besproken, waarbij werd betoogd dat de verdachte niet de normadressaat was van de vergunningplicht en dat zijn rol in de vermeende delicten te gering was om te kunnen spreken van medeplegen. De rechtbank diende te beoordelen of er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de vennootschap [verdachte B.V.], waarvan de heer [vertegenwoordiger B.V.] de directeur en enig aandeelhouder was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een dergelijke samenwerking.
De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende specifiek was en voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. Echter, na beoordeling van het bewijs en de rol van de verdachte, kwam de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte medepleger was van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs ontbrak voor de betrokkenheid bij de milieudelicten.