ECLI:NL:RBARN:2011:BS8671
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in vrijwaringsincident en hoofdzaak met betrekking tot arbeidsrechtelijke geschillen tussen vakbonden en leden
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een vrijwaringsincident dat is ontstaan in het kader van een arbeidsrechtelijke geschil tussen verschillende vakbonden en hun leden. De eiseres, de Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder de Internetvakbond en de Unie, die beiden betrokken zijn bij de hoofdzaak. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 29 juni 2011 overwogen dat de incidentele vordering van de eiseres tot oproeping in vrijwaring van de Internetvakbond en de Unie moet worden toegewezen. Dit betekent dat de rechtbank voorlopig heeft geoordeeld dat de zaak in vrijwaring moet worden behandeld door de kantonrechter, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, op basis van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De gedaagden hebben zich verzet tegen deze verwijzing naar de kantonrechter en hebben betoogd dat de vordering tot vrijwaring niet kan worden gebaseerd op artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de eiseres niet als ondergeschikte van de Internetvakbond kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot vrijwaring moet worden toegewezen en dat de hoofdzaak en de vrijwaringszaak naar de kantonrechter moeten worden verwezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de kosten van het incident aan de kantonrechter zullen worden voorgelegd, en dat partijen in de verdere procedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen.
Het vonnis is op 7 september 2011 uitgesproken door mr. O. Nijhuis. De rechtbank heeft de partijen erop gewezen dat zij ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen in de verdere procedure. De beslissing over de proceskosten in deze procedure zal eveneens aan de kantonrechter worden voorgelegd, waarbij de kosten tot op heden zijn begroot op € 904,00 voor de eiseres en de gedaagde.