zaaknummer / rolnummer: 209359 / HA ZA 10-2503
Vonnis van 12 oktober 2011
[eisers]
eisers,
advocaat mr. G.J.A. van de Grint te ‘s-Hertogenbosch,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEPTUNE MARINE SHIPBUILDING B.V.,
gevestigd te Aalst, gemeente Brakel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEPTUNE MARINE SHIPREPAIR B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
gedaagden,
advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam.
Eisers zullen hierna [eiser] c.s. genoemd worden, gedaagde sub 1 Neptune Marine Shipbuilding, gedaagde sub 2 Neptune Marine Shiprepair en gedaagden gezamenlijk Neptune c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident ex artikel 843a Rv van 17 augustus 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis in de hoofdzaak bepaald.
2. De feiten
2.1. Neptune Marine Shipbuilding is opgericht bij akte van 16 maart 2007. Neptune Marine Shiprepair is opgericht bij akte van 9 oktober 1998. Neptune Marine Shiprepair heeft van 17 januari 2003 tot 30 augustus 2006 gehandeld onder de naam Neptune Marine Shipbuilding B.V. Neptune Marine Shipbuilding en Neptune Marine Shiprepair zijn beiden statutair gezeteld te Aalst, aan de Veerdam 1.
2.2. Enig aandeelhouder van Neptune Marine Shipbuilding is M&A Materieel B.V. Enig aandeelhouder van Neptune Marine Shiprepair is Mako Beheer B.V.
2.3. [eiser] c.s. heeft op 9 oktober 1999 met Elling Yachting B.V. (hierna: Elling), eveneens statutair gezeteld te Aalst aan de Veerdam 1, een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de koop en levering van een motorjacht, type E3 Ultimate (hierna: het motorjacht) voor een bedrag van fl. 803.800,00. Het motorjacht is op 4 oktober 2000 aan [eiser] c.s. geleverd.
2.4. De statutaire naam van Elling is op 21 februari 2006 gewijzigd in Lingel B.V., welke B.V. op 16 september 2008 is opgehouden te bestaan nadat de liquidatie was geëindigd op 11 september 2008. Enig aandeelhouder van Elling (Lingel B.V.) was Houdstermaatschappij [X] B.V.
2.5. In artikel 5 van de door Elling gehanteerde en op de met [eiser] c.s. gesloten koopovereenkomst van toepassing zijnde Algemene aannemings-, verkoop- en leveringsvoorwaarden is een garantiebepaling opgenomen.
2.6. Het motorjacht is op 14 april 2002 door [eiser] c.s. ter uitvoering van garantiewerkzaamheden naar de Veerdam 1 te Aalst gebracht.
2.7. Mevrouw [eiser] heeft op 30 augustus 2003 aangifte gedaan van diefstal. In het proces-verbaal van aangifte staat geschreven:
“Ik ben samen met mijn man eigenaar van een boot, het betreft een motorjacht van het type Elling Yachting E3 Ultimate, voorzien van registratie nummer: [0000]. De boot hebben we nieuw gekocht in oktober 2000. We hebben voor de boot een bedrag van ongeveer 900.000 gulden betaald. De boot is gekocht bij Elling, een afdeling van Neptunus welke gevestigd is aan de Veerdam 1 te Aalst.
Op 14 april 2002 heb ik samen met mijn man de boot in Aalst gebracht bij Neptunus Shipbuilding B.V., gevestigd Veerdam 1 te Aalst. We hebben de boot naar Aalst gevaren. Daar aangekomen heeft [betrokkene 1], bedrijfslijder van Neptunus, de boot uit het water gehaald en in de hal van het bedrijf geplaatst. Hierna heeft mijn man de boot afgesloten en overhandigd aan [betrokkene 1].
De boot is op uitdrukkelijk verzoek van de heer [betrokkene 2], verkoper bij Neptunus, in de hal geplaatst omdat de werkzaamheden die aan de boot verricht moesten worden, een week in beslag zouden gaan nemen. De werkzaamheden zouden perse binnen plaats moeten vinden in verband met slecht weer. Met zou dan door kunnen werken aan het polyester.
De afspraak die gemaakt is van de te verrichten werkzaamheden waren als volgt:
Reparatie’s verrichten aan polyester op diverse plaatsen, een ram aan de achterzijde vernieuwen en in de eigenaars hut zou een aanpassing plaatsvinden ivm een vochtprobleem. Dit alles zou onder garantie gebeuren.
Op 19 april 2002 ben ik samen met mijn man naar Aalst gegaan. We zouden de boot op halen. Toen we in Aaalst bij Neptunus waren, lag de boot al in het water. We kregen de sleutel van [betrokkene 1] mee en we kregen te horen dat de werkzaamheden verricht waren.
Toen we op boot kwamen zagen we dat het raam niet vernieuwd was, er waren een paar beschadigingen van het polyester bijgewekt en het schot in de eigenaars hut was geplaatst.
Er was slecht werk verricht en niet volgens afspraak. Rondom de lijst van het raam was zilverbrons geverfd. Het leek alsof het nieuw was maar er was alleen geverfd.
Ongeveer 3 maanden geleden kwam mijn man erachter dat er van alles verandert was aan de boot. Het bleek dat de accu’s omgeruild waren voor andere accu’s. De boegschroef was vervangen voor een ouder, een lichtere. De hekschroef was verandert voor een lichtere. De ankerlier welke nog nooit gebruikt was, was gescheurd.
Er was een geïntegreerd zitbankje omgeruild voor een oudere, versleten zitje. Hydraulisch systeem is verandert. Het stuurwiel is verandert en de generator is omgewisseld voor een lichtere enzovoorts enzovoorts. Er is werklijk van alles verandert, verwisseld en beschadigd. Er zijn dus gewoon spullen weggenomen en men heeft er goedkope gebruikte spullen voor terug geplaatst. Men heeft waarschijnlijk gedacht dat dit niet op zou vallen.
Ik overhandig u een lijst met daarop specifiek wat er allemaal is verandert en verdwenen omdat dit erg veel is. Ik heb ook nog beeld materiaal welke gemaakt zijn voor dat de boot bij Neptunus kwam en dat kan ik allemaal vergelijken met hetgeen hierboven vermeld staat. In het totaal is het moeilijk om een schade bedrag vast te stellen maar ik denk dat het minimaal 50.000 euro bedraagd maar het kan ook meer zijn.
Voor zover ik nu kan zien zijn dit de dingen die verandert en of verwisseld zijn. Het kan zeer goed mogelijk zijn dat er nog meer is weggenomen en verwisseld.
(…).”
2.8. De Politie Gelderland-Zuid heeft op 5 september 2003 aan [eiser] c.s. geschreven:
“(…)De Officier van justitie heeft beslist dat aan uw aangifte geen verder gevolg zal worden gegeven. De reden hiervoor is dat in uw zaak de toegebrachte schade beter langs civielrechtelijke of administratiefrechtelijke weg op de verdachte kan worden verhaald.(…)”
2.9. In opdracht van de verzekeraar van [eiser] c.s. heeft de firma Crawford-Berex onderzoek gedaan naar de door [eiser] c.s. beweerde diefstal. De heer [betrokkene 3] heeft op 19 januari 2003 namens Neptune Marine Shiprepair (destijds handelend onder de naam Neptune Marine Shipbuilding B.V.) aan de heer [ ] [betrokkene 4] van Crawford-Berex geschreven:
“(…) Naar aanleiding van ons gesprek met dhr. [betrokkene 2] van afgelopen week kan ik u het volgende meedelen. De generator die ingebouwd is bij Fam. [eiser] is de originele generator die destijds besteld is voor bouwnummer 069. De radarplotter en de autopiloot zijn ook de originele apparaten die destijds besteld zijn voor bouwnummer 069. De schijf die gemonteerd zit op de bovenzijde van de ankerlier kan fam. [eiser] opsturen zodat wij deze voor garantie kunnen omwisselen.
De cv ketel en brander kloppen volgens het garantiebewijs niet. De leverancier wil hiervoor een nieuw garantiebewijs aanmaken. Hieraan verbonden zit dat de leverancier de kachel opnieuw in bedrijf wil stellen.
De accu’s aanboord bij Fam. [eiser] zijn ook de originele accu’s. Met deze meededelingen en voorstellen hopen wij dat de klachten van de Fam. [eiser] hiermee zijn opgelost. Als de Fam. [eiser] hiermee accoord wil gaan, wilt u dit dan graag schriftelijk bevestigen.(…)”
2.10. Het Voorlopig Rapport van Expertise van Crawford-Berex dateert van 22 december 2003. Op pagina 6 onder punt 10 ‘Oorzaak Schade’ staat geschreven:
“Uitgaande van de verklaring en toelichting van verzekerde heeft hij ons op een aantal punten kunnen aantonen, dat door Jachtwerf Neptunus te Aalst gedurende de reparatie in april 2002 verschillende nieuwe onderdelen zijn losgenomen en zijn vervangen door andere onderdelen (zie bovenstaand overzicht).
Wij hebben er bij Neptunus op aangedrongen om op korte termijn met een voorstel te komen om deze zaak met verzekerde op te lossen maar mochten tot op heden niets vernemen.”
2.11. In opdracht van de rechtsbijstandverzekeraar van [eiser] c.s. heeft het bedrijf Selles Expertise Int. B.V. eveneens onderzoek gedaan naar de door [eiser] c.s. beweerde diefstal. In het Aanvullend Rapport van Expertise van 24 oktober 2005 staat geschreven:
“Conclusie:
Vooralsnog gaan wij er van uit, dat gezien het vaartuig wat thans in bezit is van opdrachtgever, de ontvangen informatie van opdrachtgever en onze constateringen, het hier een ander vaartuig betreft dan eerder (nieuw) geleverd aan opdrachtgever.”
2.12. [eiser] c.s. heeft naar aanleiding van de rapportage van Selles Expertise Int B.V. voor de tweede maal aangifte gedaan, ditmaal van verduistering van het gehele oorspronkelijk aan hen geleverde schip. De Officier van Justitie heeft geweigerd tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Het Gerechtshof te Arnhem heeft het daarop gerichte beklag afgewezen bij beschikking van 4 september 2007.
2.13. De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 7 mei 2007 geschreven:
“Aangetekend
Neptune Marine Shipbuilding e/o
Elling Yachting B.V.
Veerdam 1
5308 JH Aalst
(…)
Cliënten behouden zich te dien aanzien derhalve alle rechten voor, daaronder begrepen het instellen van een rechtsvordering tot nakoming van de op u krachtens de overeenkomst rustende verplichtingen en / of tot betaling van de door cliënten tengevolge van uw handelswijze geleden schade. U dient deze brief dan ook nadrukkelijk op te vatten als strekkend tot stuiting van de verjaring van de aan cliënten toekomende rechtsvorderingen.(…)”
3. Het geschil
3.1. [eiser] c.s. vordert samengevat - een verklaring voor recht dat Neptune c.s. tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rusterende verbintenissen en/of onrechtmatig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld, met veroordeling van Neptune c.s. het oorspronkelijke motorjacht te restitueren op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Neptune c.s. om aan [eiser] c.s. te betalen een schadevergoeding van EUR 51.452,19 en met veroordeling van Neptune c.s. in de volledig nader te bepalen kosten van deze procedure.
3.2. Neptune c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] c.s. heeft Neptune c.s. gedagvaard in haar hoedanigheid van (één van) de rechtsopvolger(s) van haar contractspartij Elling. De rechtbank ziet zich in dit kader, nu Neptune c.s. dit heeft betwist, allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van rechtsopvolging. [eiser] c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat Neptune c.s. het bedrijf van Elling heeft overgenomen of voortgezet met gebruikmaking van alle bedrijfsmiddelen, overname van personeel en mitsdien de rechten en verplichtingen van Elling. Zakelijk weergegeven heeft [eiser] c.s. derhalve gesteld dat sprake is van rechtsopvolging onder algemene titel. Gesteld noch gebleken is echter dat sprake is van één van de vier in artikel 3:80 lid 2 BW limitatief opgesomde wijzen van verkrijging onder algemene titel. Gesteld noch gebleken is bovendien dat sprake is van verkrijging onder bijzondere titel. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat Neptune c.s. noch ieder afzonderlijk noch gezamenlijk rechtsopvolger is van Elling. Dat [eiser] c.s. in de veronderstelling verkeerde -mede op grond van een door haar in het geding gebracht krantenartikel- dat sprake was van rechtsopvolging doordat zij de facto met dezelfde personen van doen had en Elling en Neptune c.s. gebruik maakten van dezelfde bedrijfsgebouwen en telefoon- en faxnummers maakt het voorgaande niet anders, in die zin dat op die grond niet geconcludeerd kan worden tot rechtsopvolging.
4.2. Indien [eiser] c.s. heeft willen betogen dat Neptune c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door te doen alsof zij de rechtsopvolger was van Elling, faalt ook dit betoog. De enkele stelling van [eiser] c.s. dat Elling en Neptune gebruik maakten van hetzelfde gebouw, personeel, telefoon- en faxnummers maakt niet dat op grond daarvan geoordeeld kan worden dat Neptune c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Onvoldoende (concreet) is gesteld op welke momenten en op welke wijzen Neptune c.s. zich jegens [eiser] c.s. zodanig heeft gedragen dat [eiser] c.s. er (gerechtvaardigd) op mocht vertrouwen dat niet langer Elling, maar Neptune c.s. haar (contractuele) wederpartij was. De in dat kader overgelegde brief van Neptune Marine Shiprepair van 19 januari 2003 is daartoe in ieder geval onvoldoende, hoewel aan [eiser] c.s. kan worden toegegeven dat dat mogelijk enige verwarring bij haar heeft gewekt. In dat kader is echter van belang dat Elling pas op 11 september 2008 is opgehouden te bestaan, dat [eiser] in de tussenliggende periode door raadpleging van het Kamer van Koophandel register had kunnen nagaan dat Elling als rechtspersoon nog steeds stond ingeschreven en dat dus als uitgangspunt had te gelden dat Elling de contractspartij van [eiser] c.s. was gebleven. Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet concluderen dat sprake is van onrechtmatig handelen door Neptune c.s., nog daargelaten de vraag of de door [eiser] c.s. gestelde schade in causaal verband staat tot een degelijke onrechtmatig handelen.
4.3. Voor zover [eiser] c.s. met haar stellingen heeft willen betogen dat sprake is van vereenzelviging tussen Elling en Neptune c.s. en om die reden voorbijgegaan zou moeten worden aan het identiteitsverschil tussen die vennootschappen geldt het volgende. De Hoge Raad heeft ten aanzien daarvan overwogen dat door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze twee rechtspersonen en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Nog afgezien van de omstandigheid dat een beroep op vereenzelviging slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt gehonoreerd en [eiser] c.s. dergelijke omstandigheden niet heeft gesteld, kan een dergelijk beroep ook om een andere reden niet slagen. Elling, Neptune Marine Shipbuilding en Neptune Marine Shiprepair hebben immers, blijkens de in het geding gebrachte uittreksels uit het Kamer van Koophandel register, niet dezelfde aandeelhouders (respectievelijk Houdstermaatschappij [X] B.V., M&A Materieel B.V. en Mako Beheer B.V.). Op basis van deze feiten kan, zonder nadere toelichting (die ontbreekt), niet worden geconcludeerd dat de zeggenschap over de verschillende vennootschappen bij dezelfde (rechts)persoon (heeft) berust. Voor zover [eiser] c.s. heeft willen betogen dat Neptune c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen de rechtspersonen, heeft hij zijn stelling onvoldoende onderbouwd. Hij heeft immers niet (onderbouwd) gesteld dat Neptune c.s. heeft meegewerkt aan het doen eindigen van Elling en het doen voortzetten van dezelfde activiteiten door Neptune Marine Shipbuilding dan wel Neptune Marine Shiprepair met het doel om het verhaal van [eiser] c.s. in de weg te staan.
4.4. Nu vaststaat dat Neptune c.s. niet de rechtsopvolger is van Elling, noch dat Neptune onrechtmatig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld door te doen alsof zij rechtsopvolger was van Elling, noch dat sprake is van vereenzelviging of het op onrechtmatige wijze misbruik maken van het identiteitsverschil tussen de verschillende vennootschappen, rijst de vraag of Neptune c.s. rechtstreeks aansprakelijk is. Daarvan kan slechts sprake zijn als Neptune c.s. zelf toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser] c.s. dan wel zelf jegens [eiser] c.s. een onrechtmatige daad heeft begaan, door het omwisselen van het motorjacht. Bij die beoordeling is van belang dat Neptune Marine Shipbuilding bij akte van oprichting is opgericht op 16 maart 2007. De garantiewerkzaamheden en de vermeende omwisseling van de jachten hebben echter plaatsgevonden in april 2002, zodat Neptune Marine Shipbuilding uit dien hoofde niet aansprakelijk kan zijn voor de door [eiser] c.s. gestelde schade.
4.5. Neptune Marine Shiprepair was ten tijde van de uitvoering van de garantiewerkzaamheden en de vermeende verwisseling van het jacht al opgericht. In zoverre ligt de vraag aan de rechtbank voor of Neptune Marine Shiprepair de werkzaamheden zelf heeft uitgevoerd. In dat kader heeft [eiser] c.s. gesteld dat hij het jacht op 14 april 2002 heeft afgeleverd aan de heer [betrokkene 1] (van Elling), en dat zij van hem begreep dat de heer Van Berkum, die werkte bij Shipbuilding, de baas was bij Elling. Voorts heeft [eiser] c.s. ter comparitie verklaard dat hij met de heer [ ] [betrokkene 2], die destijds als directeur in dienst was bij Elling, afspraken heeft gemaakt over de uit te voeren garantiewerkzaamheden. Neptune Marine Shiprepair heeft gemotiveerd betwist dat zij de garantiewerkzaamheden zelf heeft uitgevoerd. Zij was -zakelijk weergegeven- immers geen contractspartij van [eiser] c.s. zodat er voor haar ook geen enkele aanleiding bestond om de garantiewerkzaamheden voor haar rekening uit te voeren. Bij die stand van zaken -waarbij voorop wordt gesteld dat het motorjacht is gekocht van Elling en dat vervolgens op grond van de algemene voorwaarden van Elling garantiewerkzaamheden zijn verricht op het vestigingsadres van Elling- is de rechtbank van oordeel dat [eiser] c.s. onvoldoende heeft gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat niet Elling maar Neptune Marine Shiprepair de garantiewerkzaamheden heeft uitgevoerd.
4.6. Nu Neptune c.s. noch aansprakelijk is op grond van rechtsopvolging, noch rechtstreeks aansprakelijk is zal het primair onder I door [eiser] c.s. gevorderde worden afgewezen en behoeven de overige verweren van Neptune c.s. die verband houden met die vordering geen nadere bespreking.
4.7. Dan resteert de restitutievordering tot teruggave van het motorjacht. Deze vordering gaat van de veronderstelling uit dat Neptune c.s. het motorjacht in haar bezit heeft. [eiser] c.s. concludeert dit op grond van haar stelling dat Neptune c.s. de garantiewerkzaamheden heeft uitgevoerd en tijdens deze werkzaamheden het motorjacht heeft verwisseld. Neptune c.s. heeft een en ander betwist. De rechtbank stelt mede in verband met hetgeen hiervoor in r.o. 4.1. tot en met 4.6. is overwogen vast dat [eiser] c.s. onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat Neptune c.s. het jacht in haar bezit heeft. Om deze reden kan de vordering tot restitutie van het motorjacht niet worden toegewezen.
4.8. [eiser] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Neptune c.s. worden begroot op:
- griffierecht EUR 262,00
- salaris advocaat 3.129,00 (3,5 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.391,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Neptune c.s. tot op heden begroot op EUR 3.391,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.