Parketnummers : 05/700470-11 en 05/571587-09 (TUL)
Datum zitting : 7 oktober 2011
Datum uitspraak : 21 oktober 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. A.J.M.J. Werners, advocaat te Doorn.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 maart 2011, te Veenendaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Transporter bus, kenteken [nummer]) daarmede roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft
gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nieuweweg-Noord, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 800 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn,
naar links heeft gestuurd en/of niet dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en is gebotst, althans is aangereden tegen een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd ander motorrijtuig (Volkswagen Vento, kenteken [nummer], bestuurd door M. [slachtoffer1]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M. [slachtoffer1]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994,
aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 880 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
A. hij op of omstreeks 12 maart 2011, te Veenendaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Transporter bus, kenteken [nummer]) heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nieuweweg-Noord, waarbij verdachte,
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 800 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn,
naar links heeft gestuurd en/of niet dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en is gebotst, althans is aangereden tegen een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd ander motorrijruig (Volkswagen Vento, kenteken [nummer]), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
B. hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Veenendaal en/of Ederveen, gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig, (Volkswagen Transporter bus, kenteken [nummer]), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 800 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2. hij op of omstreeks 12 maart 2011, te Veenendaal, als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Transport bus, kenteken [nummer]) betrokken bij een verkeersongeval op de Nieuweweg-Noord, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten M. [slachtoffer1]) letsel en/of schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig;
3. hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Ederveen, gemeente Ede, toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtena(a)r(en) B. [slachtoffer2] en/of B.H.M. [slachtoffer3] (beiden hoofdagent van politie) verdachte - buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel(en) 6 en/of 7 en/of 8 van de Wegenverkeerswet 1994, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar het politiebureau te Ede, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening harer/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een andere richting dan dat voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtten te brengen, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar B. [slachtoffer2] enig lichamelijk letsel (aan haar linkerpols) bekwam.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/571587-09).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 7 oktober 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.J.M.J. Werners, advocaat te Doorn.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 maart 2011 omstreeks 18.20 uur reed verdachte als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Transporter bus, kenteken [nummer]) op de Nieuweweg-Noord te Veenendaal, komend uit de richting van Veenendaal. Vanuit deze richting kent de Nieuweweg-Noord kort voor de spoorwegovergang een S-vormige slinger: eerst een flauwe bocht naar links, direct gevolgd door een zelfde, maar dan naar rechts lopende flauwe bocht. Bij het uitsturen van de naar links lopende bocht heeft verdachte te laat teruggestuurd naar rechts. Daardoor is verdachte met zijn motorrijtuig op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte van de weg terechtgekomen en is verdachte in aanrijding gekomen met een op die weggedeelte rijdend en hem tegemoetkomend motorrijtuig (Volkswagen Vento, kenteken [nummer], bestuurd door M. [slachtoffer1]).
Verdachte is na de botsing niet uit zijn auto gestapt. Daarentegen heeft verdachte direct na de botsing de uitgeklapte airbag opgevouwen, heeft zijn (zwaar beschadigde) Volkswagen Transporter in de achteruit gezet en heeft zijn weg vervolgd naar zijn huis in Ede.
Op de bewuste dag van 12 maart 2011 had verdachte na het werk vanaf 14.30 uur in een café in Veenendaal 10 tot 12 flesjes bier gedronken. Die avond om 20.38 uur is bij verdachte een (voltooid) onderzoek van uitgeademde lucht afgenomen door middel van een ademanalyseapparaat. Het alcoholgehalte in de adem van verdachte was 800 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat door grove schuld van verdachte een ongeval heeft plaatsgevonden waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd. Tevens acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vervolgens bij dat ongeval is weggereden zonder behoorlijk de gelegenheid te hebben geboden tot het vaststellen van zijn identiteit dan wel de identiteit van zijn motorrijtuig, zoals onder feit 2 is ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat het slachtoffer zwaar dan wel enig lichamelijk letsel is toegebracht. Het is niet duidelijk wie de medische verklaring, die zich het dossier bevindt, heeft opgesteld zodat deze niet tot bewijs kan dienen. De enkele verklaring van het slachtoffer over zijn letsel is volgens vaste jurisprudentie onvoldoende. Mocht de geneeskundige verklaring wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt, dan kan daaruit hoogstens worden afgeleid dat sprake was van enig (en geen zwaar) lichamelijk letsel. Derhalve heeft de verdediging voor vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde gepleit. Met betrekking tot het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de gedragingen van verdachte
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos, zeer dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Op grond van de vaststaande feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuldig is aan de botsing tussen de door hem bestuurde Volkswagen Transporter en de door [slachtoffer1] bestuurde Volkswagen Vento. Verdachte heeft in de S-vormige slinger in de weg zonder enige aanleiding te laat naar rechts terug gestuurd. Daardoor is hij met zijn voertuig op de voor hem linker en dus verkeerde weghelft terecht gekomen. De hem tegemoetkomende [slachtoffer1], die op zijn eigen weghelft reed, zag pas na het passeren van de spoorwegovergang, die enigszins verhoogd ligt, dat de Volkswagen Transporter van verdachte zich op zijn weghelft bevond. De afstand tussen beide voertuigen was op dat moment ongeveer 50 meter. [slachtoffer1] heeft nog geprobeerd om verdachte te ontwijken door naar links te sturen. [slachtoffer1] zag echter dat verdachte weer terugreed naar zijn eigen weghelft, waarop [slachtoffer1] remde en terugstuurde naar rechts. Doordat verdachte echter zo hard reed kon [slachtoffer1] hem niet meer ontwijken. Beide voertuigen botsten op de weghelft van [slachtoffer1] frontaal op elkaar.
Op grond van de vaststaande feiten stelt de rechtbank daarnaast vast dat verdachte op het moment van de aanrijding (zwaar) onder invloed van alcohol verkeerde. Verdachte had ongeveer twee uur na de botsing nog ruim drieënhalve keer de maximaal toegestane hoeveelheid alcohol in zijn lichaam.
De gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in hoge mate onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat het rijgedrag van verdachte is aan te merken als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grove verkeersfout.
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer1]
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden of als gevolg van deze grove verkeersfout (zwaar) lichamelijk letsel is ontstaan. Daartoe wordt als volgt overwogen.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de geneeskundige verklaring niet tot bewijs gebezigd kan worden. De geneeskundige verklaring vermeldt inderdaad niet de naam van een arts. De verklaring is echter wel ondertekend op een ruimte die juist is gereserveerd voor de handtekening van een arts. Op het aan de politie geretourneerde aanvraagformulier voor medische informatie staat voorts een stempel met de tekst: “De nota wordt U toegezonden door Ziekenhuis Gelderse Vallei”. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit ziekenhuis zich in Ede bevindt en dat dit bovendien het enige ziekenhuis in Ede is. M. [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij na de botsing per ambulance is vervoerd naar “het ziekenhuis in Ede”. Nu voorts het door M. [slachtoffer1] zelf in zijn aangifte opgegeven informatie omtrent het door het ongeval veroorzaakte letsel overeenkomt met de medische informatie op de geneeskundige verklaring en deze geneeskundige verklaring bovendien als datum van onderzoek 12 maart 2011 vermeldt , staat naar het oordeel van de rechtbank buiten iedere twijfel dat de medische verklaring is ingevuld en ondertekend door de arts die M. [slachtoffer1] heeft onderzocht na het ongeval.
Op grond van de geneeskundige verklaring en de aangifte van M. [slachtoffer1] stelt de rechtbank vast dat M. [slachtoffer1] als gevolg van de botsing een borstbeenbreuk heeft opgelopen en dat de geschatte duur van genezing enkele weken zou bedragen. M. [slachtoffer1] heeft één nacht ter observatie n het ziekenhuis gelegen. Tot herstel van het borstbeen moest het slachtoffer rust houden.
In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor weergegeven letsel gekwalificeerd dient te worden als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Weliswaar is sprake van een botbreuk en heeft M. [slachtoffer1] één nacht ter observatie in het ziekenhuis gelegen, (nader) medisch ingrijpen is kennelijk niet noodzakelijk geacht. Daarnaast was er uitzicht op herstel binnen enkele weken, welk herstel kon worden bereikt door het houden van rust. Gelet daarop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de vaststaande feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte de plaats van botsing heeft verlaten, zonder dat hij gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en de identiteit van zijn voertuig, terwijl hij op dat moment wist dat aan M. [slachtoffer1] letsel of schade was toegebracht. Immers, verdachte heeft direct na de botsing, zonder uit te stappen, eerst zijn uitgeklapte airbag opgevouwen en vervolgens de Volkswagen Transporter in zijn achteruit gezet om daarna zijn weg naar huis verder te vervolgen.
De bewezenverklaring
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. hij op 12 maart 2011, te Veenendaal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Transporter bus, kenteken [nummer]) daarmede zeer, onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft
gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Nieuweweg-Noord, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 800 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn,
naar links heeft gestuurd en/of niet dan wel onvoldoende rechts heeft gehouden, zoals bedoeld in artikel 3 van het RVV 1990, en (vervolgens) geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg is terechtgekomen en is aangereden tegen een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd ander motorrijtuig (Volkswagen Vento, kenteken [nummer], bestuurd door M. [slachtoffer1]),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M. [slachtoffer1]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994,
aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 800 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2. hij op 12 maart 2011, te Veenendaal, als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Transport bus, kenteken [nummer]) betrokken bij een verkeersongeval op de Nieuweweg-Noord, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten M. [slachtoffer1]) letsel of schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 maart 2011 te Ederveen, gemeente Ede, hebben de dienstdoende opsporingsambtenaren B. [slachtoffer2] en B.H.M. [slachtoffer3] (beiden hoofdagent van politie) verdachte angehouden op verdenking van het verlaten van de plaats van een ongeval. Op enig moment hebben de verbalisanten verdachte bij de arm gepakt en hem naar de muur gebracht.
Hierop trok verdachte met kracht zijn arm los in een andere richting dan de verbalisanten deze arm trachten te brengen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om te bewijzen dat door verdachte lichamelijk letsel is toegebracht. Het is niet vast te stellen dat de in het dossier aanwezige geneeskundige verklaring is opgesteld door een arts omdat deze niet is ondertekend.
De beoordeling door de rechtbank
Verbalisant B. [slachtoffer2] heeft verklaard dat zij de arm van verdachte vast had en dat verdachte zich daartegen verzette. Haar linkerpols begon tijdens deze handelingen steeds meer pijn doen. Nadat verdachte in de politieauto was geplaatst, voelde de verbalisant dat de linkerpols heel veel pijn deed en zag zij dat de handpalm aan de zijde van haar pink flink dik en blauw geworden was. Nadat de verbalisant zich had gemeld bij de eerste hulp, kreeg ze te horen dat haar pols flink verstuikt was. Dit laatste wordt bevestigd door een geneeskundige verklaring afkomstig van de huisartsenpost ‘de Gelderse Vallei’. De rechtbank acht de verklaring van de verbalisant (opgemaakt op ambtsbelofte) in combinatie met laatstgenoemde verklaring afkomstig van de huisartsenpost voldoende om bewezen te achten dat B. [slachtoffer2] enig lichamelijk letsel (aan haar linkerpols) is toegebracht door verdachte. De enkele omstandigheid dat de geneeskundige verklaring niet door een arts is ondertekend, ontneemt niet de bewijskracht aan de geneeskundige verklaring.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 12 maart 2011 te Ederveen, gemeente Ede, toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren B. [slachtoffer2] en B.H.M. [slachtoffer3] (beiden hoofdagent van politie) verdachte - buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, hadden aangehouden en vast hadden teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar het politiebureau te Ede, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een andere richting dan dat voornoemde opsporingsambtenaren verdachte trachtten te brengen, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar B. [slachtoffer2] enig lichamelijk letsel (aan haar linkerpols) bekwam.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede of derde lid.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 3:
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan elf voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van twee jaar, waarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering gesteld dienen te worden opgelegd. Voorts is gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, zonodig te vervangen door 120 dagen hechtenis. Ten slotte is gevorderd om verdachte de bevoegdheid om een motorrijtuig te besturen te ontzeggen voor de duur van drie jaren, waarvan twee voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft (deels) voor vrijspraak gepleit en heeft tevens gepleit voor een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 20 september 2011;
• een consultbrief betreffende verdachte van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en psychologie, gedateerd 27 april 2011;
• een rapport van een pro justitia psychiatrisch onderzoek betreffende verdachte van H.E.M. van Beek, gedateerd 16 augustus 2011;
• een reclasseringsadvies van Iriszorg, betreffende verdachte, gedateerd 30 augustus 2011, en;
• een voortgangsverslag van Iriszorg, betreffende verdachte, gedateerd 28 september 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grove verkeersfout door onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol te gaan rijden en zonder aanleiding op de verkeerde weghelft terecht te komen als gevolg waarvan een ongeval is veroorzaakt waardoor M. [slachtoffer1] letsel heeft opgelopen. Vervolgens is verdachte direct na dat ongeval weggereden – zonder zich ook maar enig moment te bekommeren om het slachtoffer [slachtoffer1] - en heeft hij zich dusdanig verzet tegen zijn aanhouding dat een verbalisant letsel is toegebracht.
Het mag een wonder heten dat het handelen van verdachte voor zowel M. [slachtoffer1] ,de overige weggebruikers en voor hemzelf geen ernstigere gevolgen heeft gehad dan nu het geval is. Verdachte had zich moeten realiseren dat alcohol en het verkeer nooit samen gaan. Hij had zich dat temeer moeten realiseren omdat hij een gewaarschuwd mens was. Hij is immers eerder nota bene meerdere keren voor rijden onder invloed veroordeeld.
Voor de bewezenverklaarde grove verkeersfout in combinatie met letsel en een alcoholgehalte hoger dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht wordt in het algemeen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren opgelegd. Daarbij dient in verdachtes zaak nog strafoplegging te volgen voor het verlaten van de plaats van het ongeval en voor de wederspannigheid, zodat een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede zou liggen.
De rechtbank acht – mede gelet op de recidive ten aanzien van het rijden onder invloed – in deze een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank ziet evenwel in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf te bepalen op een duur gelijk aan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten één maand. Een (groot) gedeelte van de gevangenisstraf zal dus enkel voorwaardelijk opgelegd worden. Volgens Iriszorg is het bovendien noodzakelijk dat verdachte zich ambulant laat behandelen aan enerzijds zijn alcoholverslaving en anderzijds zijn agressieproblematiek. Aan de voorwaardelijke gevangenis zal daarom de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden verbonden. Verdachte zal zich gedurende de proeftijd van twee jaar dienen te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een aanwijzing tot ambulante behandeling bij Iriszorg, Kairos of een vergelijkbare instelling. Ook zal verdachte dienen mee te werken aan controles door Iriszorg op het gebruik van alcohol en andere verdovende middelen.
Gelet op ernst van de strafbare feiten zal de rechtbank naast de gevangenisstraf nog wel de maximale werkstraf opleggen en verdachte bovendien de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen. Van deze ontzegging zal ter voorkoming van herhaling een gedeelte voorwaardelijk zijn, met een proeftijd van drie jaar.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en hetgeen in dit vonnis is overwogen acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van de motorrijtuigen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 13 oktober 2010.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 6, 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 27, 57, 91 en 181 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 7, 8, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderd twintig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 2 (twee) jaar,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaalt dat van deze ontzegging 1 (een) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf respectievelijk voormelde maatregel van ontzegging van de rijbevoegdheid kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren respectievelijk 3 (drie) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd van twee jaren te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland zullen worden gegeven. Daartoe moet veroordeelde zich melden bij reclassering Iriszorg op het volgende adres: Weerdjesstraat 10 te Arnhem, telefoonnummer 088-6061171 of 06-31048800. Hierna moet hij zich bij reclassering Iriszorg blijven melden zo vaak als reclassering Iriszorg dat gedurende deze periode nodig acht.
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd van twee jaren ambulant te laten behandelen voor zijn alcohol(drugs)verslaving, voor zover en voor zolang dat door genoemde reclasseringsinstelling nodig wordt geacht.
- Veroordeelde dient zich ambulant te laten behandelen bij Forensisch Polikliniek Kairos te Arnhem voor zijn agressieproblematiek, voor zover en voor zolang dat door genoemde reclasseringsinstelling gedurende de proeftijd van twee jaren nodig wordt geacht.
- Veroordeelde wordt verboden om alcohol en drugs te gebruiken. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal gedurende de proeftijd van twee jaren ondersteund worden door middel van urinecontroles.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
DE BESLISSING OP DE VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Gelast de tenuitvoerlegging van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter, d.d. 13 oktober 2010, onder parketnummer 05/571587-09.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Aldus gewezen door mr. J.J. Catsburg, als voorzitter, mr. D.R. Sonneveldt, mr. J.W.T.M. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2011.