Parketnummers : 05/700535-11 en 05/702077-11
Data zittingen : 28 juni 2011, 25 november 2011 en 6 december 2011
Datum uitspraak : 20 december 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
gedetineerd in : PI [detentie]
Raadsvrouw : mr. J.H.D. van Onna, advocaat te Nijmegen.
Officier van justitie : mr. J. Schram.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Parketnummer 05/700535-11
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven
te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes,
althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst
en/of onderrug en/of zijde) heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (een steekwond in diens borst en/of een steekwond ter
hoogte van diens nieren en/of een steekwond in de buik waardoor darmen
gedeeltelijk buiten het lichaam traden), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk
scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst en/of onderrug en/of
buik en/of zijde) te steken en/of te snijden;
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, verdachte en/of verdachtes
mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes,
althans een soortgelijk scherp steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam
(onderrug en/of zijde en/of buik en/of borst) heeft/hebben gestoken en/of
gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Arnhem, in elk geval in de gemeente
Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een soortgelijk scherp
steek- en/of snijvoorwerp in het lichaam (borst en/of onderrug en/of zijde
en/of buik) heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan deze zwaar
lichamelijk letsel (een steekwond ter hoogte van de nieren en/of een steekwond
in de buik waardoor de ingewanden/darmen gedeeltelijk naar buiten kwamen),
althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Parketnummer 05/702077-11
hij op of omstreeks 02 november 2011 te Putten, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (kenteken
[x]) heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij1] en/of zijn dochter, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming (het inslaan/vernielen van een of meerdere ruiten van die auto);
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 6 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.H.D. van Onna, advocaat te Nijmegen.
Ter terechtzitting van 6 december 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij parketnummer 05/700535-11 primair tenlastegelegde, alsmede het bij parketnummer 05/702077-11 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Parketnummer 05/700535-11
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 maart 2011 heeft in en nabij café [naam cafe] in Arnhem een steekpartij plaatsgevonden. Daarbij is [slachtoffer] gewond geraakt. Hij had onder meer een steekwond in zijn buik, waarbij zijn darmen naar buiten kwamen. Verder had hij een snijwond links in de borstkas en een steekwond ter hoogte van zijn linker zijde/onderrug.
In een medisch verslag zijn de verwondingen van [slachtoffer] als volgt beschreven:
- steekverwonding linker borstkas, 2 cm breed, enkele cm diep;
- steekverwonding linker flank, 3 cm breed, onduidelijk hoe diep;
- steekverwonding linker onderbuik, 4 cm breed, enkele cm diep tot in de buikholte;
met ernstig bloedverlies. Bij binnenkomst in het ziekenhuis was er sprake van potentieel levensbedreigend letsel, toestand kritisch maar stabiel. Er is een operatie in de buikholte (diagnostische laparoscopie) verricht.
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens de officier van justitie is op basis van de verklaringen van getuigen bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft neergestoken in het café. Daar is de meest gevaarlijke en levensbedreigende verwonding ontstaan. De verklaring van verdachte dat zijn neef, [neef verdachte] dat heeft gedaan, wordt ontkracht door de getuigenverklaringen. De gebeurtenissen buiten het café zijn niet eenduidig vast te stellen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft gestoken. Hij heeft gezien dat juist [neef verdachte] dat heeft gedaan. Aanvankelijk heeft hij zijn neef [neef verdachte] in bescherming willen nemen, maar toen wist hij nog niet dat de tenlastelegging zou uitdraaien op poging doodslag. Alle eventueel belastende verklaringen van getuigen kunnen niet tot het bewijs worden gebezigd, omdat die gelet op de vergaande inconsistenties niet betrouwbaar zijn. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Voor zover nodig, wordt hieronder nader op het verweer ingegaan.
De beoordeling door de rechtbank
De onderhavige zaak wordt gekenmerkt door het gegeven dat veel getuigen in de loop van het onderzoek zeer uiteenlopende verklaringen hebben afgelegd. Sommige getuigen hebben aanvankelijk verklaard niets noemenswaardigs te hebben gezien, terwijl zij later gedetailleerde beschrijvingen van de gebeurtenissen hebben gegeven. Anderen hebben aanvankelijk beschuldigingen geuit, deze later weer afgezwakt en vervolgens met volle kracht herhaald. Er wordt gerept van afspraken tussen getuigen en/of verdachte over het - tegen geldelijke vergoeding - afleggen van onjuiste verklaringen en er wordt gesproken van bedreigingen. Alternatieve scenario's zijn geschetst. Een en ander noopt de rechtbank ertoe de diverse getuigenverklaringen met behoedzaamheid te bezien en, waar mogelijk, te onderzoeken waarom een getuige een wisselende verklaring heeft afgelegd.
In de hierna weergegeven getuigenverklaringen wordt met "jonge [neef verdachte], kleine [neef verdachte] of [neef verdachte]"je" [neef verdachte] bedoeld en met "[verdachte] of grote [verdachte]" verdachte, [verdachte].
De rechtbank zal thans de meest relevante getuigenverklaringen bespreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij zondagavond, 20 maart 2011, samen met zijn vrouw [vrouw verdachte] en zijn oudste dochter [oudste dochter verdachte] in café [naam cafe] was. [slachtoffer], een vriend van hem, was er ook. [slachtoffer] was getuige bij zijn huwelijk en is de peetoom van zijn jongste dochter. Een neef van hem was er ook, [neef verdachte]. Verdachte werd op een gegeven moment geheel onverwacht beetgepakt door [slachtoffer] en kreeg een kopstoot van hem. [slachtoffer] werd naar buiten gegooid en hijzelf is later met zijn vrouw en dochter en met [neef verdachte]je naar huis gegaan.
Volgens [getuige1] waren [slachtoffer] aanwezig, jonge [neef verdachte], een familielid van [verdachte], [verdachte], diens vrouw en dochter en nog enkele anderen. [verdachte], jonge [neef verdachte] en [slachtoffer] stonden in een hoek, er was een woordenwisseling gaande. Ineens hoorde hij stoelen vallen en zag hij [slachtoffer] snel achter de bar rennen, [verdachte] ging er achteraan. [verdachte] had een bebloed gezicht en een sneetje op de neus. [getuige1] probeerde het te sussen en pakte [verdachte] vast. Hij hoorde [verdachte] roepen: "Laat me los, anders steek ik je neer." [getuige1] zag toen dat verdachte een mes in zijn handen had. Hij zag duidelijk een glimmende punt, waarop hij verdachte los liet.
De getuige [getuige2] heeft verklaard dat zij en haar vriend [vriend getuige 2] op 20 maart 2011 in café [naam cafe] waren. Ineens brak er rumoer uit, krukken vlogen door de lucht. Zij ging naar buiten en zag dat [slachtoffer] ook naar buiten kwam. Hij zei dat hij gestoken was. [getuige2] zag bloed op zijn buik, zijn T-shirt. [slachtoffer] rende weg.
Onmiddellijk na de melding van een vechtpartij in het café, zijn verbalisanten daarheen gegaan. Zij troffen het slachtoffer [slachtoffer] aan in een nabijgelegen woning. Hij verklaarde dat hij was neergestoken in het café. Op de vraag wie dat gedaan had, antwoordde hij na enige aarzeling: "Het is [verdachte] geweest die mij heeft neergestoken. Hij woont in de [adres] hier in Arnhem. Hij was ook in café [naam cafe]. Haal hem maar op, hij heeft het gedaan". De volgende dag werd [slachtoffer] in het ziekenhuis kort (als verdachte van geweldpleging) verhoord. Daar heeft hij verklaard: "Het is heel lastig, ik ken die man heel goed. Zijn dochter is mijn peetkind. Ik wil er niet zoveel over kwijt". Vervolgens verklaart [slachtoffer] dat de ruzie begon naar aanleiding van een geschil over een fotocamera die hij klaarblijkelijk had gekocht van verdachte, maar die nadien minder geld waard bleek te zijn. Er ontstond een ruzie waarbij "kleine [neef verdachte]" en "grote [verdachte]" betrokken waren. Op de vraag of hij zag dat grote [verdachte] een mes had, antwoordde [slachtoffer]: "Ja, ik zag dat [verdachte] een mes bij zich had. Met dat mes maakte hij een stekende beweging in mijn richting. Hij kwam zo naar mijn buik toe. … Ik zag dat grote [verdachte] zo (verdachte maakt een beweging met zijn hand alsof daar een mes in zat die richting een fictieve persoon gaat recht tegenover hem)" en "Eerst werd ik gestoken in de buik. Ik zag […] grote [verdachte] een stekende beweging met een mes maken, maar ik kan dat niet precies terug halen. … Van de andere twee wonden kun je ook niet zeggen dat het van grote [verdachte] is dat kan ook door kleine [neef verdachte] gedaan zijn. Ik heb niet gezien wie dat gedaan heeft."
Een dag later, op 22 maart 2011, is [slachtoffer] nogmaals verhoord. Hij verklaarde toen dat hetgeen hij de dag ervoor had verklaard, juist was en wilde alsnog aangifte doen omdat hetgeen hem overkomen was, steeds ernstiger vormen aannam. Hij verklaarde: "Kort voordat ik gestoken werd, stond grote [verdachte] voor mij. Ik zag in zijn hand … een mes. Het was een mes dat niet zo groot was, een soort knipmes met een klein donker gekleurd heft. … Ik zag dat hij een stekende beweging maakte met de arm waarin hij het mes vasthield. … Direct na die beweging van grote [verdachte] voelde ik wat in mijn buik. Het deed niet pijn, maar later bleek mij dat ik in mijn buik was gestoken. Ik heb het mes niet mijn buik in zien gaan, omdat ik naar grote [verdachte] keek. Maar grote [verdachte] was de enige waarvan ik zag dat die een mes vasthield. En grote [verdachte] stond heel dicht bij mij."
In juni 2011 zijn enkele getuigen gehoord door de rechter-commissaris, waaronder [slachtoffer]. Deze heeft verklaard dat er onenigheid ontstond tussen hemzelf, [verdachte], [neef verdachte]je en [[getuige3]]. Er vielen over en weer klappen en hijzelf gaf een kopstoot en een klap. Hij zag dat iemand een mes had, maar niet wie. [slachtoffer] verklaart dat hij bij de politie niet heeft gezegd dat hij een mes in de handen van [verdachte] heeft gezien. Hij heeft wel een stekende beweging gezien, maar geen mes. Misschien was het [verdachte], misschien was het [neef verdachte]je, misschien was het [betrokkene2].
Ter zitting van 28 juni 2011 heeft verdachte verklaard dat niet hij, maar [neef verdachte] ([neef verdachte]je) [slachtoffer] heeft gestoken. Verdachte heeft dat met eigen ogen gezien. Na afloop zijn ze naar huis gegaan. Verdachte heeft toegezegd dat hij de schuld op zich zou nemen, er van uitgaande dat hij alleen zou worden beschuldigd van mishandeling. Anders dan hij eerder verklaarde, had hij in het café wel een mes bij zich. Dat had hij in zijn hand, dichtgeklapt, om te voorkomen dat hij zijn door artrose geplaagde handen zou beschadigen bij de vechtpartij. Hij heeft [slachtoffer] inderdaad wel een klap gegeven met zijn vuist (waarin het dichtgeklapte mes zat).
Vervolgens zijn wederom, op verzoek van de verdediging, in augustus 2011 enkele getuigen gehoord door de rechter-commissaris. De verklaringen van verdachte, zijn vrouw en beide dochters, komen er – samengevat - op neer dat verdachte de schuld van de steekpartij op zich had genomen om [neef verdachte], die in werkelijkheid had gestoken, uit de wind te houden. Verdachte ging er echter van uit dat [neef verdachte] uit zichzelf met de waarheid zou komen als bleek dat verdachte vervolgd zou worden voor een veel ernstiger delict. [neef verdachte] weigerde dat echter en kwam met een ander voorstel: hij zou [slachtoffer] geld bieden, € 11.000, in ruil voor het afzwakken van diens - voor verdachte - belastende verklaringen. Na de zitting is [neef verdachte] echter hem en zijn familie gaan bedreigen. [oudste dochter verdachte], de oudste dochter van verdachte, heeft verklaard dat zij tijdens de caféruzie heeft gezien dat [neef verdachte] iets zwarts in zijn handen had toen hij [slachtoffer] van achteren vastpakte. Zij heeft echter niet gezien dat hij gestoken heeft. Na afloop heeft [neef verdachte] gezegd: oom [verdachte], had ik hem maar kapot gestoken. [vrouw verdachte] heeft verklaard dat na de zitting [slachtoffer] aan de deur kwam om het toegezegde geld op te eisen. Haar man, verdachte, zou hem echter naar [neef verdachte] hebben verwezen, die immers de afspraak met hem had gemaakt.
[neef verdachte] is eveneens als getuige gehoord. Hij heeft weinig gezien van de ruzie in het café, alleen dat [slachtoffer] een kopstoot gaf. Hij probeerde [slachtoffer] en [verdachte] uit elkaar te houden. Hij werd toen zelf aan de kant getrokken door [getuige3]. Buiten is hij even achter [slachtoffer] aangerend. Hij zag wel bloed, maar wist niet dat [slachtoffer] gestoken was. Na afloop, bij verdachte thuis, maakte verdachte duidelijk dat hij [slachtoffer] gestoken had. In het huis van bewaring, direct nadat de beperkingen waren opgeheven, vroeg verdachte hem of hij bereid was de schuld op zich te nemen. Dat wilde hij echter niet. Hij had inmiddels wel gehoord dat [slachtoffer] bereid zou zijn om tot een vergelijk te komen. [verdachte] vroeg hem daarom contact op te nemen met [slachtoffer]. Zij kwamen overeen dat [slachtoffer] € 11.000 van [verdachte] zou krijgen als hij zijn verklaring zou afzwakken en twijfel zou zaaien omtrent de toedracht van de steekpartij. Samen met [naam vrouw verdachte] (verdachtes vrouw) en [slachtoffer] is hij naar de toenmalige advocaat van verdachte gegaan om die nieuwe verklaring op papier te zetten, maar de advocaat wilde daaraan niet meewerken. Meteen na het verhoor bij de rechter-commissaris kwam [slachtoffer] bij verdachtes vrouw langs om het beloofde geld op te halen, maar hij kreeg niets.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij door tussenkomst van [vrouw verdachte] en met medeweten van [neef verdachte] een regeling had getroffen met verdachte; hij zou van [verdachte] € 11.000 krijgen als vergoeding voor de schade en het letsel en als tegenprestatie zou hij de nodige twijfel zaaien, zodat het zou uitdraaien op een vrijspraak voor verdachte. Hij had die afspraak mede gemaakt omdat hij de peetoom van de jongste dochter van verdachte is en niet graag de oorzaak wilde zijn dat verdachte de gevangenis in zou gaan. Vervolgens heeft hij bij de rechter-commissaris inderdaad zijn politieverklaring teruggedraaid. Hij komt daar echter nu op terug en wil nu vertellen wat er werkelijk gebeurd is. Dat komt doordat verdachte zich niet aan de afspraak houdt om hem schadeloos te stellen en bovendien is verdachte nu bezig iemand anders, namelijk [neef verdachte], de schuld in de schoenen te schuiven en dat gaat te ver. Over het voorval op 20 maart 2011 verklaarde hij als volgt. Nadat hij verdachte een kopstoot had gegeven (waardoor die tegen de vlakte ging), raakte hij in gevecht met [neef verdachte]. Verdachte werd overeind geholpen en kwam van rechts tussenbeide. [slachtoffer] zag toen dat verdachte een mes in zijn hand had. Hij zag dat verdachte een stekende beweging maakte. Het mes was uitgeklapt. Hij zag het lemmet en het laatste stukje van het heft. Hij voelde toen ook iets in zijn buik. Toen hij naar buiten ging, zag hij dat hij gestoken was en dat zijn darmen eruit hingen. Buiten ging de vechtpartij verder met [neef verdachte] en met [verdachte]. Daarbij is hij nogmaals gestoken, waarschijnlijk wederom door [verdachte]; [neef verdachte] heeft hij bij geen enkele gelegenheid met een mes gezien en verdachte wel.
Eveneens gehoord is [getu[getuige4]. Hij heeft verklaard dat hij eerder bij de politie heeft gemeld niets gezien te hebben, maar dat is niet juist. Hij heeft begrepen dat andere mensen dan verdachte nu de schuld gaan krijgen en dat klopt niet. Nadat [slachtoffer] uit het ziekenhuis was ontslagen, heeft hij op verzoek van [neef verdachte] contact met hem opgenomen en gevraagd of [slachtoffer] bereid was de zaak op te lossen voor verdachte. [slachtoffer] zou dan geld krijgen.
In het café heeft hij gezien dat verdachte overeind kwam. Hij had toen een mes in zijn hand. Verdachte liep naar de bar en probeerde [slachtoffer] over iemand anders heen in de rug te steken. Toen [slachtoffer] naar buiten liep, wilde verdachte hem achterna gaan. [getuige4] hield de deur dicht, maar verdachte wilde erdoor en liet de getuige het mes zien. [getuige4] zag toen het lemmet en liet de deur los. Buiten zijn verdachte en [slachtoffer] op elkaar ingelopen waarbij verdachte [slachtoffer] in de buik heeft gestoken. [slachtoffer] rende vervolgens weg. Dat [slachtoffer] in het café gestoken is, heeft [getuige4] niet gezien. Hij alleen bij verdachte een mes in diens handen gezien, niet bij anderen.
Samengevat komen de verklaringen van [slachtoffer] er op neer dat hij in het café in gevecht was met verdachte en met [neef verdachte], dat hij gezien heeft dat verdachte een uitgeklapt mes in zijn hand had, dat verdachte een stekende beweging maakte, dat hij toen iets in zijn buik voelde en dat hij, toen hij naar buiten liep, zag dat zijn darmen naar buiten hingen.
Gelet hierop en mede gezien de verklaring van [getuige2], inhoudende dat zij gezien heeft dat [slachtoffer] bij het naar buiten gaan bloed op zijn T-shirt aan de buikzijde had, gaat de rechtbank er van uit dat [slachtoffer] in het café de meest ernstige verwonding, namelijk die in de buikholte, heeft opgelopen en niet buiten.
[getuige4] bevestigt dat verdachte een uitgeklapt mes in handen had bij de vechtpartij in het café en probeerde [slachtoffer] daarmee te steken. [getuige1] heeft verklaard een mes in handen van verdachte te hebben gezien, "met een glimmende punt" en heeft gehoord dat verdachte tegen hem zei: "Laat me los, anders steek IK je neer." Bij de rechter-commissaris heeft hij desgevraagd uitdrukkelijk bevestigd dat verdachte niet heeft gezegd: "… anders steekt HIJ je neer." Gelet op deze verklaringen, in combinatie met de verklaring van [slachtoffer], acht de rechtbank bewezen dat verdachte, anders dan hijzelf verklaart, een open geklapt mes in zijn handen had.
Anders dan de raadsvrouw, acht de rechtbank de latere verklaringen van [neef verdachte], [getuige3] en [slachtoffer] niet onbetrouwbaar door het gegeven dat een verbalisant van politie in enkele verhoren na de eerste terechtzitting informatie aan de getuigen heeft verstrekt of heeft bevestigd, die hij niet had mogen verstrekken of bevestigen. Dit werkt volgens de raadsvrouw door in de andere in augustus 2011 afgelegde getuigenverklaringen, omdat blijkt dat getuigen met elkaar contact hebben gehad en over de zaak hebben gepraat. Het gaat daarbij concreet om informatie dat verdachte zich ten tijde van de (destijds besloten) terechtzitting en nadien [neef verdachte] heeft aangewezen als degene die [slachtoffer] zou hebben neergestoken.
Tijdens het verhoor van [neef verdachte] op 30 juni 2011, dus na de terechtzitting, heeft deze verklaard dat hij zich uit eigen beweging bij de politie heeft gemeld en dat verdachte op [adres] loopt te verkondigen dat hij, [neef verdachte], [slachtoffer] gestoken heeft en dat hij inmiddels wel zeker weet dat dat het verhaal is, dat verdachte de week daarvoor bij de rechter verteld heeft. Vervolgens wordt door de verbalisant bevestigd dat verdachte tijdens de zitting dat verhaal gedaan heeft. Hieruit kan worden afgeleid dat [neef verdachte] deze informatie niet - voor het eerst - van de verbalisant heeft gehoord; hij wist het al, kennelijk uit het geruchtencircuit op straat. Dat [neef verdachte] vervolgens heeft gesproken met [slachtoffer] en heeft gezegd dat hij bij de politie open kaart heeft gespeeld (zoals [neef verdachte] heeft verklaard in het verhoor van 4 juli 2011), en dat hij met anderen heeft gesproken over de strafprocedure, brengt niet mee dat die latere verklaringen reeds daarom onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van bewijs. Ten aanzien van de latere – belastende - verklaring van [slachtoffer] kan daaraan nog worden toegevoegd dat deze verklaring overeenstemt met [slachtoffer]' allereerste verklaringen na het voorval op 20 maart 2011, zoals hiervoor overwogen. Waar de raadsvrouw stelt dat het bekend worden van de beschuldigingen van verdachte aan het adres van [neef verdachte] ertoe heeft geleid dat getuigen anders zijn gaan verklaren, zou even zo goed kunnen worden gezegd dat deze wetenschap de getuigen ertoe heeft gebracht nu de waarheid te vertellen.
Voorts zou de getuige [getuige3] zijn beïnvloed doordat de verbalisant in het verhoor van 6 juli 2011 informatie heeft prijsgegeven over de bevindingen van het NFI met betrekking tot de aangetroffen bloedsporen op de lek gestoken autobanden. De rechtbank acht het ongelukkig dat deze informatie is bekend gemaakt, temeer nu niet inzichtelijk is dat zulks nodig was voor het verhoor van de getuige. Dit gegeven zou immers slechts belastend kunnen zijn voor anderen dan de getuige, in aanmerking genomen dat de getuige eerder al had aangegeven dat hij een mes uit handen van verdachte had gegrist. Het is evenwel niet aannemelijk dat zulks heeft geleid tot het afleggen van onjuiste of onbetrouwbare verklaringen door [getuige3].
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] geloofwaardig, ook al heeft hij deels afwijkende verklaringen afgelegd, met name in het eerste verhoor bij de rechter-commissaris. De reden daarvan is nadien duidelijk geworden: de afspraak met verdachte om tegen betaling zijn eerdere belastende verklaringen af te zwakken. Juist omdat [slachtoffer] echter meteen in het begin, enkele minuten na het voorval, verdachte aanwees als de dader en dat ook bij de volgende verhoren de dagen erna heeft volgehouden, en omdat de reden voor het maken van de afspraak met verdachte niet geheel onbegrijpelijk is ([slachtoffer] is de peetoom van verdachtes jongste dochter en wilde ten opzichte van haar niet verantwoordelijk zijn voor een langdurige gevangenisstraf van haar vader en bovendien zijn schade vergoed zou krijgen), acht de rechtbank dit betrouwbaar. Datzelfde geldt voor de reden waarom [slachtoffer] uiteindelijk weer terugkeert naar zijn aanvankelijke verklaringen: verdachte heeft zich niet aan de gemaakte afspraak gehouden en probeert nu bovendien een ander de schuld in de schoenen te schuiven.
De verklaringen die verdachte en zijn familieleden hebben afgelegd, acht de rechtbank niet betrouwbaar. Zo heeft verdachte in eerste instantie uitdrukkelijk verklaard in het café geen mes te hebben gehad en [slachto[slachtoffer] niet te hebben geslagen terwijl hij later verklaart wel een mes te hebben gehad, maar dat niet te hebben opengeklapt en [slachtoffer] wel te hebben geslagen. De reden waarom hij een mes in handen zou hebben gehad (om te voorkomen dat zijn handen bij het vechten gewond zouden worden in verband met artrose) acht de rechtbank niet geloofwaardig. Immers, ook bij het geven van vuistslagen met een ingeklapt mes, zou de hand net zo goed beschadigd kunnen raken als wanneer er geen mes wordt vastgehouden. Bovendien wordt de stelling dat het mes zou zijn dicht geklapt, weersproken door de verklaringen van [getuige4] en [getuige1], die beiden een open geklapt mes hebben gezien in de hand van verdachte. Daar staat tegenover dat, buiten de familie van verdachte, geen enkele andere getuige op enig moment een mes in handen van [neef verdachte] heeft gezien.
De rechtbank wordt gesterkt in de overtuiging dat het verdachte is die de steekwonden heeft toegebracht door de verklaring van [getuige5]. Deze was geen getuige van de gebeurtenissen in het café, maar heeft verdachte ontmoet in het huis van bewaring en is daar met hem in gesprek geraakt. [getuige5] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij wilde dat zijn neef [neef verdachte]je op bezoek zou komen en de schuld op zich zou nemen. Als hij dan vrij zou komen, zouden de rollen omgekeerd zijn. Verdachte vertelde hem dat hij er van uit ging dat hij weg zou komen met een veroordeling voor mishandeling en hij hoorde verdachte zeggen: "Nou en, ik heb hem alleen in zijn buik gestoken. Daarna heb ik het mes weggegeven dus mij kunnen ze niets maken."
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer], [getuige4] en [getuige1], in onderling verband en samenhang bezien, versterkt door de verklaring van [getuige5], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het café [slachtoffer] een steekwond in de buik heeft toegebracht, die zo diep was dat diens darmen uit de buikholte hingen. Dit was een levensbedreigende verwonding blijkens de medische verklaring. Over de toedracht van de gebeurtenissen buiten het café bestaat teveel onduidelijkheid zodat de rechtbank dit buiten beschouwing zal laten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 maart 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om , opzettelijk [slachtoffer] van het leven
te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, in het lichaam heeft gestoken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05/702077-11
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 november 2011 te Putten zijn meerdere ruiten van de personenauto van [benadeelde partij1] ingeslagen en is uit de auto weggenomen een "groenige" tas met bloemen erop, toebehorende aan de dochter van voornoemde [betrokkene1]. In de tas zaten een spel en een boek.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij een afspraak had met zijn zus op de bewuste parkeerplaats, maar dat zij niet gekomen is. Het feit dat zijn zus dit niet bevestigt betekent niet dat zijn verklaring ongeloofwaardig is. Voorts is het onderzoek van de politie niet volledig geweest. Een van de verbalisanten heeft verklaard dat hij zag dat de tas die op de grond lag kaki-achtig van kleur was, terwijl de weggenomen tas een groene tas betreft met bloemetjesmotief. Wellicht is er sprake van meerdere tassen.
De beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [verbalisant2] reed op 2 november 2011 omstreeks 13.45 uur over de Gardense-weg in de richting van Putten. Op een nabij gelegen parkeerplaats zag hij een roze Suzuki Alto staan. Aangezien hij wist dat de hem bekende [verdachte] vaker van een Roze Suzuki Alto gebruik maakt en hij wist dat deze [verdachte] zich bezig hield met het openbreken van in het buitengebied geparkeerde auto's, is hij de parkeerplaats opgereden. Hij zag daar verdachte staan. Toen de Suzuki wegreed, is de verbalisant hem gaan volgen; hij zag dat de auto werd bestuurd door [verdachte]. Naast hem zat een passagier. Nadat zij Putten waren doorgereden, zag hij, rijdend op een zandweg, de Prins Hendrikweg, dat uit het rechter zijraam van de Suzuki iets naar buiten werd gegooid. Hij zag dat het een tas was van een kaki-achtige kleur. Met assistentie van een surveillance-eenheid is verdachte aangehouden.
[getuige6] heeft verklaard dat hij op 2 november 2011 omstreeks 14.00 uur over de zandweg reed in de richting van Putten. Hij zag dat hem een roze auto tegemoet kwam die hem wilde passeren. Achter deze auto reed een andere auto die ook haast had. Eén of twee minuten later zag hij midden op de weg een tas liggen. In de tussenliggende periode heeft hij geen andere mensen gezien. De tas was kleurig met bloemetjes. Er zat een Duits boek en wat kinderspullen in. Deze tas heeft hij afgegeven aan een agent die hij ter plaatse tegenkwam.
Verbalisant [verbalisant1] heeft van een onbekende persoon een tas in ontvangst genomen aan de Prins Hendrikweg te Putten. Het betreft een groene tas met bloemmotief. Deze tas is getoond aan de aangever [betrokkene1], die verklaarde de tas te herkennen als zijn eigendom. Verbalisant [verbalisant2] heeft verklaard dat deze tas een soortgelijke tas was als die, welke uit de auto werd gegooid.
Verdachte heeft ontkend iets uit de auto te hebben gestolen. Hij had met zijn zus, die in Harderwijk woont, afgesproken op de parkeerplaats waar de politieagent kwam aanrijden. Zijn zus is echter niet gekomen. Desgevraagd heeft [zus verdachte], verdachtes zus, verklaard dat zij nog maar heel af en toe contact heeft met verdachte en al een tijd niet heeft gezien. Zij wil niets meer met hem te maken hebben. De verklaring van verdachte voor zijn aanwezigheid aldaar is daarmee niet geloofwaardig, ook niet wanneer verdachte ter zitting verklaart dat zijn vrouw niet mag weten dat hij contact heeft met zijn zus en hun moeder ook niet mag weten dat zijn zus contact heeft met hem en dat zulks wel de reden zal zijn dat zijn zus zijn verhaal niet bevestigt.
Verdachte heeft in zijn tweede verklaring ontkend dat er tijdens de rit iets uit de Suzuki is gegooid. Dat is echter in tegenspraak met de verklaring van verbalisant [verbalisant2] die dat wel heeft gezien, met de verklaring van [getuige6] die de tas heeft opgeraapt en aan de politie overhandigd en de herkenning van de tas door de aangever. De rechtbank merkt deze verklaring aan als kennelijk leugenachtig, bedoeld om de waarheid betreffende de diefstal te verhullen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de auto van aangever heeft opengebroken en daaruit een tas heeft ontvreemd. De raadsvrouw heeft weliswaar betoogd dat verbalisant [verbalisant2] een kaki-kleurige tas heeft gezien die de auto was gegooid, ter-wijl aangever spreekt van een "groenige" tas. Zij ziet er echter aan voorbij dat [verbalisant2] in dezelfde verklaring heeft aangegeven dat hij door de snelheid waarmee hij de Suzuki achtervolgde, moeilijk was om de kleur van de tas te bepalen, maar het leek hem kaki-achtig. Er is dus geen onverklaarbare discrepantie tussen deze bevindingen.
De rechtbank zal het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen achten, nu daarvoor toereikend bewijs ontbreekt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 02 november 2011 te Putten, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een personenauto (kenteken
[x]) heeft weggenomen een tas (met inhoud), toebehorende aan [benadeelde partij] en/of zijn dochter,
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, (het inslaan/vernielen van een of meerdere ruiten van die auto);
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/700535-11:
Ten aanzien van parketnummer 05/702077-11:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 22 maart 2011;
• een Reclasseringsadvies (beknopt), gedateerd 23 maart 2011;
• een Reclasseringsadvies (beknopt), gedateerd 10 november 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer] tijdens een caféruzie, die klaarblijkelijk was begonnen met een meningsverschil over een fotocamera of een partij foto-camera's, met een mes in de buikholte heeft gestoken. Deze messteek was zo diep dat een le-vensbedreigende situatie is ontstaan. Bij zijn laatste verhoor door de rechter-commisssaris heeft [slachtoffer] verklaard dat een deel van een nier is verdwenen. Dat kan verdachte ernstig worden aangerekend. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte allerlei listige kunstgrepen heeft bedacht om onder zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid uit te komen. Zo heeft hij geld toegezegd aan de aangever zodat deze een belastende verklaring zou wijzigen, heeft hij diverse familieleden laten opdraven om hen valse verklaringen te laten afleggen en is hij zelfs zo ver gegaan om een ander te beschuldigen van hetgeen hijzelf gedaan heeft. Ook dat weegt mee in de strafmaat.
De rechtbank acht, mede gezien hetgeen in vergelijkbare zaken is opgelegd, een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden passend.
Van de zijde van de verdediging is een beroep gedaan op strafvermindering in verband met de geconstateerde verzuimen bij de verhoren van [neef verdachte] en [[getuige3]] na de eerste terechtzitting (namelijk dat is verzuimd de rechter commissaris en raadsvrouw hiervan in kennis te stellen en de raadsvrouw uit te nodigen hierbij aanwezig te zijn). Daarvoor moet aannemelijk zijn dat (a) verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden, (b) dit nadeel is veroorzaakt door het verzuim, (c) het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering, en (d) strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat aan deze criteria is voldaan en zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
mrs. F.J.H. Hovens (voorzitter), M.M.L.A.T. Doll en M.F. Gielissen,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2011.