ECLI:NL:RBARN:2011:BV0632

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901215-08
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf wegens witwassen, opzetheling, diefstal en uitkeringsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, opzetheling, diefstal en uitkeringsfraude. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in PI Arnhem, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.H.D. van Onna. De officier van justitie had geëist dat de verdachte zou worden vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar veroordeelde hem tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten die hem ten laste waren gelegd, met uitzondering van enkele punten waar hij van werd vrijgesproken.

De rechtbank stelde vast dat de verdachte in de periode van april 2007 tot oktober 2008 aanzienlijke geldbedragen had verworven en verborgen, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijven. Dit betrof onder andere bedragen van € 55.000,- en € 150.000,- die hij had gestort op een bankrekening van zijn dochter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de herkomst van deze bedragen aannemelijk te maken, ondanks zijn verklaringen dat hij deze had gewonnen in een casino. De rechtbank achtte deze verklaringen ongeloofwaardig, mede omdat er geen bewijs was van zijn aanwezigheid in een casino en de tijdsduur tussen de stortingen onlogisch was.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het stelen van navigatietoestellen en een laptop, die in zijn woning werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de diefstal had gepleegd, gezien het bewijs dat zijn auto op het moment van de diefstal nabij de plaats delict was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop van de feiten, wat leidde tot een voorwaardelijke straf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank verklaarde ook de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd, aangezien deze waren verkregen door middel van de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/901215-08
Datum zitting : 16 juni 2011, 24 november 2011
Datum uitspraak : 8 december 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum- en plaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16 Arnhem.
Raadsvrouw : mr. J.H.D. van Onna, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand
april 2007 tot en met de maand oktober 2008, te Arnhem en/of (elders) in
Nederland, en/of te Emmerich (am Rhein) en/of (elders) in Duitsland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van (een)
voorwerp(en), te weten:
- een geldbedrag van (ongeveer) 55.000 euro (op 24 april 2007),
- een geldbedrag van (ongeveer) 150.000 euro (op 24 april 2007),
- een geldbedrag van (ongeveer) 26.120 euro (op 17 september 2008),
- een geldbedrag van (ongeveer) 35.840 euro (op 17 oktober 2008),
althans een of meer geldbedragen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) waren/was of wie
die/dat voorwerp(en) voorhanden had(den), terwijl hij (telkens) wist, dat
die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit
enig misdrijf,
en/of die/dat voorwerp(en) (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat voorwerp(en) (telkens)
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, dat die/dat voorwerp(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 oktober 2007 te Nismes,
althans in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (Opel
Astra met kenteken [nummer]) heeft weggenomen (onder meer) een laptop (merk
Acer, type Aspire 5630) en/of een camera, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan K.H. [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een laptop (merk Acer, type
Aspire 5630), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voormeld goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit door diefstal, in elk geval door enig misdrijf, was verkregen;
3.
hij op of omstreeks 31 augustus 2008 te Oosterbeek, gemeente Renkum, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto
(Mercedes met kenteken [nummer]) heeft weggenomen een navigatietoestel
(Tomtom, type 930 HD), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan G.J. [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een ruit van
die auto te forceren, althans door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een navigatietoestel (Tomtom,
type 930 HD), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voormeld goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit door diefstal, in elk geval door enig misdrijf, was verkregen;
4.
hij op of omstreeks 11 oktober 2008 te Wellerlooi, gemeente Bergen (L),
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
auto (Hyundai met kenteken [nummer]) heeft weggenomen een navigatietoestel
(Tomtom, type XL Europe), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan M.J. [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door een (portier-)slot van die auto te forceren,
althans door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een navigatietoestel (Tomtom,
type XL Europe), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voormeld goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat dit door diefstal, in elk geval door enig misdrijf, was verkregen;
5.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de maand april 2007 tot
en met de maand oktober 2008 te Arnhem en/of (elders) in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in strijd met een
hem (en/of zijn echtegenote/partner) opgelegde verplichting bij of krachtens
wettelijk voorschrift, te weten de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en
Bijstand, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens
te verstrekken aan (de Dienst inwonerszaken van) de gemeente Arnhem, zulks
terwijl dit/deze feit(en) (telkens) kon(den) strekken tot bevoordeling van
zichzelf of een ander, terwijl verdachte (telkens) wist, althans (telkens)
redelijkerwijze moest vermoeden, dat die gegevens van belang waren voor de
vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of
tegemoetkoming, (krachtens de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en
Bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of
tegemoetkoming,
immers verdachte en/of verdachtes mededader(s) hebben/heeft (telkens) niet
-middels een controleformulier- aan (de Dienst inwonerszaken van) de gemeente
Arnhem gemeld dat hij/zij beschikte(n) over een of meer bankrekeningen in
Duitsland en/of Zwitserland en/of over grote -contante- geldbedragen en/of
over vermogen (die het zogenaamde bescheiden vermogen -ver- te boven ging)
en/of (aldus) gegevens over inkomsten, bankrekeningen en/of
vermogen/vermogenstoename die van belang zijn voor recht op, hoogte en/of duur
van de uitkering hebben/heeft verzwegen voor en/of niet hebben/heeft gemeld
aan (de Dienst inwonerszaken van) de gemeente Arnhem;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 24 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.H.D. van Onna, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 primair en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen geldbedragen en rekeningsaldo’s verbeurd worden verklaard.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 oktober 2008 werd bij een zoeking in de woning van verdachte een bedrag van € 35.840,- aan contant geld aangetroffen.
Op 24 april 2007 om 13.53 uur is door verdachte een bedrag van € 55.000,- gestort op een bankrekening van de Volksbank Emmerich-Rees, ten name van L.M. [naam], verdachtes dochter. Verdachte is volledig gemachtigd voor deze rekening.
Verdachte heeft op diezelfde datum korte tijd later een bedrag van € 150.000,- op dezelfde bankrekening gestort. Op 10 september 2007 is van de rekening ten name van L.M. [naam] een bedrag van € 150.000,- als aandelendepot overgeboekt naar een rekening in Zwitserland.
Op 17 september 2008 heeft verdachte in totaal € 26.120 euro gestort op rekening van [naam] B.V.
Verdachte genoot samen met zijn echtgenote een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Bij de Belastingdienst en bij de Sociale Dienst was men niet op de hoogte van het feit dat verdachte over dergelijke bedragen beschikte .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. De verdediging stelt dat verdachte de bedragen van
€ 150.000,- en € 50.000,- had verkregen door gokken, pokeren en kaarten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze bedragen heeft gewonnen in het casino in Duitsland. Nadat hij de € 50.000,- had gestort, is hij naar het casino gegaan en heeft daar € 150.000,- gewonnen. Dit bedrag heeft hij vervolgens opnieuw bij dezelfde bank gestort. De verdediging betoogt voorts dat verdachte het geld maar even in bezit heeft gehad en toen aan zijn dochter heeft geschonken.
Het geldbedrag van € 26.120,- zegt verdachte van een vriend te hebben geleend.
Het geldbedrag van € 35.840,- is volgens verdachte afkomstig uit zijn werk bij [naam] B.V., van de verkoop van zijn auto en van het fokken en verkopen van honden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Geld op buitenlandse bankrekeningen
Verdachte heeft verklaard deze bedragen te hebben gewonnen met gokken en kaarten in een Duits casino. Hij kon bij de politie niet aangeven in welk casino dat is geweest. Pas ter terechtzitting is verdachte met het verhaal gekomen dat het in Kleve zou zijn geweest. Tussen het storten van het bedrag van € 50.000,- en het bedrag van € 150.000,- zit slechts 20 minuten . De bewering van verdachte ter terechtzitting dat de tijden op de stortingsformulieren niet kloppen, is niet onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de elektronisch geregistreerde tijdstippen van de stortingen, zoals die uit de automatisch door de bank opgemaakte bescheiden blijken, te twijfelen. Dit zou betekenen dat verdachte –uitgaande van zijn verklaring- in 20 minuten van de bank in Emmerich naar een casino in Kleve is gereden, daar 150.000 euro heeft gewonnen en terug is gereden naar de bank om het gewonnen bedrag te storten. De rechtbank acht dit onmogelijk en vindt verdachtes verklaring op dit punt ongeloofwaardig. Verdachte heeft bij de politie voorts verklaard roulette te hebben gespeeld, maar de regels van het spel niet te kennen . Onderzoek door de politie naar casino’s waar verdachte zou kunnen zijn geweest heeft niets opgeleverd. Verdachte staat niet geregistreerd bij Holland Casino’s of de Duitse Westspiel Casino’s en in de directe omgeving van de bank in Emmerich waar verdachte de bedragen heeft gestort, is geen casino gesitueerd . Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaringen van verdachte over de herkomst van de bedragen door middel van gokken en kaarten in een Duits casino volstrekt ongeloofwaardig.
Storting naar [naam] BV
Verdachte heeft verklaard dat hij het geld van een vriend heeft geleend. Verdachte weigert de naam van die vriend te noemen. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat verdachte dit geld daadwerkelijk heeft geleend. Daar komt bij dat dit bedrag in drie gedeeltes is gestort, terwijl verdachte heeft verklaard het bedrag contant van zijn vriend te hebben gekregen.
De rechtbank acht verdachtes verklaring over de herkomst van dit bedrag dan ook niet geloofwaardig.
In de woning van verdachte aangetroffen geld
Verdachte zou dit geld hebben verkregen uit de verkoop van een auto en het fokken van honden.
Ook dit heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken.
De door de verdediging ingebrachte verklaring van [getuige1] is niet verifieerbaar. De overige door de verdediging genoemde getuigenverklaringen van [getuige2], [getuige3], [getuige4] en [getuige5], verklaren – voor zover er al wordt verklaard over het met succes fokken en verhandelen van honden door verdachte - niet de hoogte van het geldbedrag dat in verdachtes woning is aangetroffen, ook niet in combinatie met de verkochte auto. Daar komt nog bij dat niet valt te begrijpen waarom verdachte dit geld verbergt in een systeemplafond in de slaapkamer wanneer het op legale wijze is verkregen.
Gelet op het vorenstaande constateert de rechtbank dat verdachte de genoemde geldbedragen, die samen een zeer hoog bedrag vormen, op geen enkele wijze uit legaal bekende inkomsten kan verantwoorden.
Op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Door met deze bedragen te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij de werkelijke aard en herkomst van het geld willen verhullen.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 7 tot 8 oktober 2007 is in Nismes (België) een laptop merk Acer ontvreemd uit de auto van [slachtoffer1] . Op 12 oktober 2008 is bij een doorzoeking van verdachtes woning in Arnhem een laptop merk Acer aangetroffen. Bij onderzoek aan deze laptop werd in de unallocated clusters veelvuldig de naam [slachtoffer1] in combinatie met de naam [slachtoffer1] aangetroffen .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de laptop. De officier van justitie acht diefstal niet bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Om te beginnen acht de verdediging niet bewezen dat de aangetroffen laptop en de gestolen laptop één en dezelfde zijn. De verdediging voert daartoe aan dat het serienummer van de in verdachtes woning aangetroffen laptop afwijkt van de laptop die van aangever is gestolen.
Voorts betoogt de verdediging dat verdachte de laptop te goeder trouw heeft gekocht op de Beverwijkse markt.
De beoordeling door de rechtbank
Primair is tenlastegelegd diefstal van een laptop in België. De rechtbank acht zich niet bevoegd over dit feit te oordelen nu het feit in het buitenland is gepleegd en het niet valt onder de in artikel 4 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevallen.
Met de verdediging en de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het buiten kijf dat de bij verdachte aangetroffen laptop de gestolen laptop van aangever is. Aangevers gestolen laptop is een Acer, net als de laptop die bij verdachte is aangetroffen. Weliswaar klopt het serienummer niet geheel met het serienummer dat aangever bij de politie heeft opgegeven, daar staat tegenover dat de voor- en achternaam van aangever veelvuldig in de unallocated clusters in de laptop zijn aangetroffen. Voor dat laatste is geen andere verklaring dan dat het de laptop van aangever is.
Verdachte heeft aanvankelijk niet tegen de politie verklaard over de aankoop van de laptop op de markt in Beverwijk. Pas ter terechtzitting op 24 november 2011 is verdachte met dit verhaal gekomen. Dit was bovendien nadat verdachte tot aan de Hoge Raad een beklagprocedure tegen het teruggeven van de laptop aan aangever had gevoerd. Verdachte heeft zijn standpunt bovendien niet onderbouwd (bijvoorbeeld met een aankoopbon) en zijn verklaring is ook niet anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 augustus 2008 is in Oosterbeek ingebroken in de auto van G.J. [slachtoffer2]. Hierbij werd zijn TomTom gestolen. Op 12 oktober 2008 is bij een zoeking in verdachtes woning in Arnhem een TomTom aangetroffen. Als home location stond in deze TomTom opgeslagen het adres [adres], het adres van aangever .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de TomTom. De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde diefstal niet bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat verdachte de TomTom te goeder trouw zou hebben gekocht op de Beverwijkse markt.
De beoordeling door de rechtbank
Met de verdediging en de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De gestolen TomTom is aangetroffen in de woning van verdachte. Verdachte heeft aanvankelijk niet tegen de politie verklaard over de aankoop op de markt in Beverwijk. Pas ter terechtzitting op 24 november 2011 is verdachte met dit verhaal gekomen. Dit was bovendien nadat verdachte tot aan de Hoge Raad een beklagprocedure tegen het teruggeven van de TomTom aan aangever had gevoerd. Verdachte heeft zijn standpunt bovendien niet onderbouwd en zijn verklaring is ook niet anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig.
Feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 oktober 2008 tussen 10.30 en 11.30 uur is aan de Wolfsven in Wellerlooi, gemeente Bergen (L) ingebroken in de auto van M.J. [slachtoffer3]. Hierbij werd zijn TomTom gestolen. Op 17 oktober 2008 is bij een zoeking in verdachtes woning een TomTom aangetroffen. Als home location stond in deze TomTom opgeslagen het adres [adres], het adres van aangever .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat verdachte de TomTom te goeder trouw zou hebben gekocht op de Beverwijkse markt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het primair tenlastelegde heeft begaan.
Onder de auto van verdachte was op 11 oktober 2008 – in het kader van een strafrechtelijk onderzoek - een peilbaken aangebracht. Tussen 9.19 en 9.23 gaf het peilbaken aan dat de auto van verdachte op de Wolfsven/Wezerweg in Bergen (L) was. Omdat het peilbaken UTC-tijd aangeeft, betekent dit dat de auto van verdachte tussen 11.19 en 11.23 op die plek is geweest . Verdachtes auto was dus ten tijde van de diefstal op of nabij de plaats delict. Verdachte bekent op dat tijdstip in de auto te hebben gereden en samen met P. [getuige5] te zijn geweest . Verdachte ontkent echter op de plaats delict te zijn geweest. Zes dagen na de diefstal wordt de gestolen TomTom echter in verdachtes woning aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet het vorenstaande, niet anders zijn dan dat verdachte de autoinbraak heeft gepleegd.
De rechtbank acht verdachtes standpunt dat hij ook deze TomTom op de markt in Beverwijk heeft gekocht gelet op het bovenstaande niet geloofwaardig. Ten overvloede zij nog vermeld dat verdachte pas in een laat stadium met het Beverwijk-verhaal is gekomen, zonder dit te onderbouwen.
Feit 5
De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot feit 5 sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt voor dit feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
? de verklaringen van verdachte ter terechtzitting d.d 24 november 2011;
? de controleformulieren van de Dienst Inwonerszaken van Arnhem, bijlage 55 p. 47-105.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van de maand april 2007 tot en met de maand oktober 2008, te Arnhem en te Emmerich (am Rhein) telkens van voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van (ongeveer) 55.000 euro (op 24 april 2007),
- een geldbedrag van (ongeveer) 150.000 euro (op 24 april 2007),
- een geldbedrag van (ongeveer) 26.120 euro (op 17 september 2008),
- een geldbedrag van (ongeveer) 35.840 euro (op 17 oktober 2008),
de werkelijke aard en de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij telkens wist, dat
die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en die voorwerpen telkens heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij telkens wist, dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij op 17 oktober 2008 te Arnhem, voorhanden heeft gehad een laptop (merk Acer, type
Aspire 5630), terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormeld goed wist
dat dit door door enig misdrijf, was verkregen;
3.
hij op 17 oktober 2008 te Arnhem, voorhanden heeft gehad een navigatietoestel (Tomtom,
type 930 HD), terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormeld goed wist dat dit door enig misdrijf, was verkregen;
4.
hij op 11 oktober 2008 te Wellerlooi, gemeente Bergen (L), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een auto (Hyundai met kenteken [nummer]) heeft weggenomen een navigatietoestel (Tomtom, type XL Europe) toebehorende aan M.J. [slachtoffer3] waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door een (portier-)slot van die auto te forceren;
5.
hij, op tijdstippen, in de periode van de maand april 2007 tot en met 17 augustus 2008 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in strijd met een
hem opgelegde verplichting bij of krachtens wettelijk voorschrift, te weten de Wet Werk en
Bijstand, telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan (de Dienst inwonerszaken van) de gemeente Arnhem, zulks terwijl deze feiten telkens konden strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte telkens wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of
tegemoetkoming, (krachtens de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en
Bijstand), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers verdachte heeft telkens niet -middels een controleformulier- aan (de Dienst inwonerszaken van) de gemeente Arnhem gemeld dat hij beschikte over een of meer bankrekeningen in Duitsland en Zwitserland en over grote -contante- geldbedragen en
over vermogen (die het zogenaamde bescheiden vermogen -ver- te boven gingen)
en aldus gegevens over inkomsten, bankrekeningen en vermogen/vermogenstoename die van belang zijn voor recht op, hoogte en/of duur van de uitkering heeft verzwegen voor en niet heeft gemeld aan (de Dienst inwonerszaken van) de gemeente Arnhem.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Witwassen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 en 3 telkens:
Opzetheling
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Ten aanzien van feit 5:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of een tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De raadsvrouw heeft verzocht om in geval van bewezenverklaring aan verdachte een werkstraf dan wel elektronisch toezicht op te leggen.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 4 november 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van grote bedragen, heling, inbraak in een auto en uitkeringsfraude. Dit zijn ernstige feiten, waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet echter op het grote tijdsverloop in deze zaak – het gaat om feiten uit 2007 en 2008 - zal de rechtbank volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf. Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank de maximale werkstraf aangewezen.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen betreffen voorwerpen die door middel van de strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank zal deze geldbedragen verbeurd verklaren.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 57, 227b, 310, 311, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
A. een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
B. het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (eenhonderdentwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 6 (zes) uren, zijnde 3 (drie) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 35.840,-
- een geldbedrag (saldo) van € 55.000,- op de Duitse bankrekening met nummer 33.16568.016
- een geldbedrag (in aandelendepot) van € 123.987,62 op de Zwitserse bankrekening met nummer 6238087225.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Klep, als voorzitter,
mr. C. van Linschoten, rechter,
mr. G.M.L.Tomassen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2011.