zaaknummer / rolnummer: 206283 / HA ZA 10-1938
Vonnis van 14 december 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. D.M. Uithol te Rotterdam,
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Brinkman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Liander genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 juni 2011,
- de akte na tussenvonnis tevens houdende overlegging producties van Liander,
- de antwoordakte van [eiser],
- de antwoordakte van Liander,
- de antwoordakte van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Vastgehouden wordt aan hetgeen in het tussenvonnis van 8 juni 2011 (verder: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.
2.2. In het tussenvonnis is Liander in de gelegenheid gesteld haar betwisting dat in de nacht van 15 op 16 november 2008 in het elektriciteitsnet te [woonplaats] geen sprake is geweest van een piekspanning (lees: overspanning) met stukken te onderbouwen, alsmede haar stelling te onderbouwen dat uitsluitend [eiser] als gevolg van de stroomstoring een claim heeft ingediend wegens defecte apparatuur. Aan [eiser] is in het tussenvonnis niet alleen in het vooruitzicht gesteld op de akte van Liander te mogen reageren, maar is hem ook geboden de vraag te beantwoorden of hij bewijs aanbiedt van zijn stellingen, en zo ja, hoe hij dat bewijs wenst te leveren en daarbij met name in te gaan op de vraag of een deskundigenbericht aangewezen is.
2.3. Liander heeft daarop pagina’s overgelegd uit haar ‘Klak’- register (Klak staat voor Klachtafhandeling klanten) met betrekking tot de onderhavige Klak-melding met meldingsnummer 2275094, alsmede uittreksels uit de ‘schadeclaimoverzichten 2008 en 2009’ in het geding gebracht.
2.4. Liander legt uit dat in het Klak-systeem onder meer wordt geregistreerd de aard van de storing of onderbreking , in welk deel van het net of in welke aansluiting de storing zich heeft voorgedaan, het tijdstip van de melding, de aansturing van de monteur en van het definitieve herstel, hoeveel afnemers door de storing zijn getroffen en welke monteur de storing heeft verholpen, alsmede dat de Klak-melding uit drie pagina’s bestaat, te weten een pagina waarop is weergegeven wanneer en door wie de melding is gedaan, een pagina met het storingsverloop, waaruit het verloop van instructies aan de storingsmonteurs en de verschillende acties en bijzonderheden blijken en een pagina met de ‘Nestor informatie laagspanning’, waarop onder meer is vermeld hoeveel afnemers door de onderbreking of storing zijn getroffen.
2.5. Volgens Liander wordt van overspanning in ieder geval onder ‘stroringsverloop’ melding gemaakt in de Klak-melding, Ter adstructie heeft zij een Klak-melding overgelegd van een storing waarbij overspanning is opgetreden. Op die Klak-melding is onder ‘storingsverloop’ onder meer vermeldt:
“(..)
Diverse klanten hebben schade opgelopen door een losse nul (..).
(..)
(..) De nul draad en de nulklem verbrand en daardoor is 380v. op stijg leiding terecht gekomen (..).
(..)
380 v. spanning op hele toevoerleiding 8x woningen schade hebben gelopen!! losse NUL in HK.”
De overgelegde pagina’s van Klak-melding met meldingsnummer 2275094 bevatten geen aantekening van het optreden van overspanning. Wel is op de eerste pagina vermeld:
Uit de aanduiding LS volgt dat het om (een storing in) het Laagspanningsnet gaat en in dat geval zijn alle aangeslotenen op de desbetreffende netkabel op gelijke wijze getroffen door de stroomonderbreking, aldus Liander.
2.6. De pagina ‘Nestor informatie laagspanning’ van Klak-melding 2275094 vermeldt dat 30 klanten van Liander door de storing zijn getroffen.
2.7. Het uitreksel uit het ‘schadeclaimoverzicht 2008’ vermeldt één schadeclaim die betrekking heeft op schadedatum 16 november 2008 en dat is de claim van [eiser] (met schadenummer [nummer]). Het ‘schadeclaimoverzicht 2009’ vermeldt geen claims die betrekking hebben op schadedatum 16 november 2008.
2.8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Liander aldus haar betwisting dat in de nacht van 15 op 16 november 2008 in het elektriciteitsnet te [woonplaats] sprake is geweest van een overspanning en haar stelling dat uitsluitend [eiser] als gevolg van de stroomstoring een claim heeft ingediend, voldoende onderbouwd.
2.9. Volgens [eiser] betekent het feit dat Liander geen aantekening heeft gemaakt van het optreden van overspanning niet dat er geen overspanning is geweest en geven ook het ontbreken van andere schadeclaims geen direct bewijs dat overspanning afwezig was. [eiser] voegt daaraan toe dat hij aanleiding heeft te veronderstellen dat het storings-verloop van de Klak-melding van 16 november 2008 niet volledig is omdat de Klak-melding Amsterdam, waar wel sprake was van overspanning, onder de koptekst verhoudingsgewijs veel meer feitelijke gegevens over het verloop van de storing bevat, alsmede dat de melding ‘LS Storing/schade’ aanleiding geeft te veronderstellen dat er wel degelijk sprake is (geweest) van schade door de onderbreking.
2.10. De rechtbank herhaalt dat het op de weg van [eiser] ligt de door hem gestelde feiten en omstandigheden te bewijzen, op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij als gevolg van een piek- of overspanning schade heeft geleden. Hetgeen [eiser] hiervoor naar voren heeft gebracht kan hem in dat verband niet baten omdat het alleen om vermoedens en veronderstellingen gaat. Verder heeft [eiser] getuigenbewijs aangeboden van hemzelf, mevrouw [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 2]. Hij heeft er echter geen inzicht in gegeven wat die getuigen zouden kunnen verklaren dat zou kunnen dienen tot bewijs van zijn stelling dat er sprake was van overspanning. Aan dat bewijsaanbod wordt voorbij gegaan. Ook aan het aanbod van [eiser] om door middel van een deskundigen-onderzoek te bewijzen dat er na een stroomstoring bij het weer inschakelen van het net onvermijdelijke overspanning optreedt – voor zover [eiser] daarbij al het oog heeft op overspanning en niet op piekspanning, waarover hierna meer – wordt voorbij gegaan omdat [eiser] de nader onderbouwde stellingen van Liander onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Dat er sprake is geweest van overspanning is daarom niet vast komen te staan.
2.11. Ten slotte voert [eiser] aan dat bij het na een stroomstoring weer aankoppelen/
inschakelen van het net spanningsfluctuaties kunnen optreden met een zo veel grotere omvang (amplitude) dan onvermijdelijke fluctuaties bij het (weer) opschakelen van de stroomtoevoer of bij het (weer) aanzetten van een apparaat dat daarvan schade aan apparatuur het gevolg kan zijn. Dat heeft zich volgens [eiser] in casu ook voorgedaan aangezien bij hem bij die gelegenheid meer apparaten tegelijkertijd defect zijn geraakt.
2.12. Ten aanzien van dat laatste verwijst [eiser] naar de uitspraken van de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven van 13 februari en 19 maart 2004, waaruit blijkt dat energiebedrijven veelvuldig het standpunt innemen dat er bij het inschakelen een spanningspiek kan optreden en waarin er van wordt uitgegaan dat de aanwezigheid van schade bij een afnemer van stroom – behoudens tegenbewijs van de netbeheerder – duidt op het zich hebben voorgedaan van een te hoog spanningsniveau.
2.13. De door [eiser] bedoelde uitspraken zijn achterhaald door de bindende adviezen van de Geschillencommissie Energie en Water vanaf 2005, waarop Liander al eerder in de procedure gewezen heeft en waarin er van wordt uitgegaan dat wanneer de stroomtoevoer tijdelijk wordt onderbroken op een punt in het net waarachter zich meerdere aansluitingen bevinden, en zich daarna slechts één afnemer of een naar verhouding zeer gering aantal afnemers met schade meldt, geen piekspanning wordt aangenomen en dat het causaal verband tussen de desbetreffende storing en de schade ontbreekt (Bindende Adviezen van 21 januari 2010, 30 september 2010 en 6 december 2010). Verder heeft Liander onweersproken gesteld dat zij er zich toe heeft verbonden het transport van elektriciteit in principe continue te laten plaatsvinden en dat dus niet is uitgesloten dat een transportonderbreking plaatsvindt, alsmede dat van apparatuur van haar afnemers verwacht mag worden dat die bestand is tegen het afschakelen of wegvallen en weer aanzetten van de toevoer van stroom. Dat brengt mee dat Liander niet aansprakelijk is voor schade aan apparatuur die optreedt door hervatting van het transport van elektriciteit en de daarmee gepaard gaande piekspanning. Dat is slechts anders wanneer vast zou komen te staan dat er sprake is geweest van een piekspanning met een omvang waarmee een afnemer van stroom geen rekening had hoeven te houden. Dat heeft [eiser] evenwel niet te bewijzen aangeboden door aan te bieden te bewijzen dat onvermijdelijke (lees:) piekspanningen optreden bij het na een stroomstoring weer inschakelen van het net. Er kan er daarom niet van worden uitgegaan dat Liander bij het weer inschakelen van het net een piekspanning heeft veroorzaakt waarmee [eiser] geen rekening had behoeven te houden. Ook op dit punt treft haar daarom geen verwijt.
2.14. Het vorenoverwogene brengt mee dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. Hetgeen de partijen voorts over en weer hebben aangevoerd maakt dat niet anders en behoeft daarom geen bespreking.
2.15. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld als na te melden. De kosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- vast recht € 370,00
- salaris advocaat € 1.356,00 (3 punten x tarief II € 452,00)
totaal € 1.726,00.
3. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van Liander begroot op € 1.726,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A Walda en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.