burgerlijk recht, sector kanton
zaakgegevens 735872 \ VV EXPL 11-8012 \ PH \ 472 \ is
uitspraak van
de stichting Woningstichting Barneveld
gevestigd te Barneveld
eisende partij
gemachtigde mr. C.A. Hage
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Woningstichting Barneveld en [gedaagde partij] genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 februari 2011 met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 8 maart 2011
waaraan gehecht de door [gedaagde partij] ter comparitie overlegde verklaringen
- de brief van 30 juni 2011 van de zijde van Woningstichting Barneveld
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 16 augustus 2011
waaraan gehecht de brief van 11 augustus 2011 met producties van de zijde van Woningstichting Barneveld.
2.1 [gedaagde partij] huurt van Woningstichting Barneveld de woning aan de
[straat en nummer] te Barneveld, verder te noemen het gehuurde.
2.2 Op de huurovereenkomst is het huurreglement van toepassing verklaard. In artikel 6 van het huurreglement wordt bepaald:
“1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan bij overeenkomst gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.
2. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.
3. Het is huurder zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder niet toegestaan het gehuurde noch geheel noch gedeeltelijk aan derden onder te verhuren of in gebruik af te staan.
4. Het gebruik van het gehuurde mag niet leiden tot ernstige hinder of overlast voor derden.”
2.3 Op 12 augustus 2010 is Woningstichting Barneveld bij [gedaagde partij] op huisbezoek
geweest. Mevrouw [X] van Woningstichting Barneveld bericht [gedaagde partij] bij
brief van 16 augustus 2010 als volgt:
“donderdagochtend 12 augustus jl. zijn mevrouw [Y] en ik bij u op huisbezoek geweest. De
aanleiding hiervan was dat er sinds het begin van de zomervakantie, verschillende klachten uit de buurt komen die gaan over overlast vanuit en rondom uw woning. Volgens omwonenden verblijven er met grote regelmaat minstens 2 en vaak 6-10 personen in uw woning. Het gaat hierbij vooral om jonge mensen in de leeftijd van 20-30 jaar. Deze jongeren veroorzaken geluidsoverlast voor de naaste buren, o.a. door harde muziek in de auto aan te zetten, te schreeuwen in het huis, midden in de nacht bij u aan te kloppen en te bonzen op de deuren. Maar er is ook sprake van vervuiling omdat rotzooi in de buurt wordt weggegooid en fietsen her en der worden neergezet.
Omwonenden hebben u op de overlast gewezen, maar tot op heden is er niet veel verbeterd. Ook ik heb u eerder telefonisch bericht dat het niet erg is als u bezoek ontvangt, maar dat er geen sprake kan zijn van overlast.
Het enige dat tot nu toe is veranderd, is dat de fietsen netter worden geplaatst. Voor de rest blijft de overlast aanwezig. Zelf heeft u recent op een avond aangegeven naar een buurvrouw toe, dat u uw eigen huis niet meer zou in durven in verband met de aanwezigheid van de jongeren. Maar ook is bekend dat u bent bedreigd door één van hen. Desondanks is deze persoon later weer gesignaleerd in uw huis. Enkele van de jongeren die uw huis bezoeken, zijn bekend bij de politie en hebben strafbare feiten op hun naam staan. Dit roept bij de omwonenden en bij de woningstichting vragen op over hetgeen er in uw woning gebeurt.
Tijdens ons huisbezoek waren er geen jongeren in de woning aanwezig. In tegenstelling tot eerder, was uw huis redelijk opgeruimd en ook de tuin was minder vol dan voorheen. In het achterpad lag nog wel veel rommel die van u afkomstig is.
Helaas bent u op dat moment met ons het gesprek over de overlast en wat er aan de hand is, niet aangegaan. Volgens u was er niet veel aan de hand en weigerde u in te gaan op de vraag of u bedreigd werd en wat er in uw huis gebeurt op het moment dat de jongeren er zijn.
Wij hebben u toen duidelijk gemaakt dat de overlast met onmiddellijke ingang moet stoppen en dit houdt in dat u geen jongeren meer in uw woning kunt ontvangen. Ook hebben wij u geïnformeerd over de gevolgen indien de overlast niet ophoudt. Als huurder van de woning bent u verantwoordelijk voor hetgeen er in en rondom uw woning gebeurd. Indien u geen maatregelen neemt, zal de woningstichting dit doen en zij zal dan overgaan tot het nemen van juridische maatregelen. Dit kan ertoe leiden dat wij via de rechter verzoeken het huurcontract te ontbinden.
Tot slot wil ik nog vermelden dat u donderdagmiddag 12 augustus wel nog naar het kantoor van de woningstichting bent gekomen, in gezelschap van 2 personen die u thuis ontvangt. Zowel mevrouw [Y] als ik waren op dat moment niet aanwezig zodat wij u niet te woord hebben kunnen staan. Het mag duidelijk zijn dat u te allen tijde met ons kunt komen praten, het is echter wel verstandig dan een afspraak te maken met één van ons.”
2.4 Bij brief van 17 september 2010 bericht Woningstichting Barneveld [gedaagde partij] als volgt:
“U was voor 13 september jl. uitgenodigd om naar het kantoor van Woningstichting Barneveld te komen. Wij wilden u graag spreken naar aanleiding van een incident met één van uw buren.
In de afgelopen week was bij het blok woningen waar u en de buurman wonen, sprake van knallende geluiden en het is onduidelijk of dit veroorzaakt werd door een alarmpistool of een luchtdrukpistool, die u in uw handen zou hebben gehad. Ook gaf de buurman aan dat er sprake was van dreigementen naar hem toe.
Bovenstaande vinden wij zeer verontrustend en derhalve wilden wij van u weten wat er op dat moment precies aan de hand was. Helaas heeft u de afspraak afgezegd.
Wij hebben al meerdere malen laten weten dat u moet zorgen dat de overlast van jongeren en andere bezoekers die bij u komen, dient te stoppen. Het is ook niet de bedoeling dat u zelf de buren gaat lastig vallen of dat deze zich bedreigd voelen door de situatie bij u binnen of buiten de woning.
Woningstichting Barneveld is van mening dat ze u voldoende heeft gewaarschuwd en voldoende gelegenheid heeft gegeven om de situatie te veranderen. Maar omdat wij nog teveel klachten vanuit de omgeving krijgen, zullen wij het dossier aan de advocaat overdragen en overgaan tot verdere juridische stappen.”
2.5 Bij email van 13 december 2010 bericht de heer [S] Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige bij GGZ Meerkanten Woningstichting Barneveld als volgt:
“Hierbij laat ik jullie weten dat wij het contact beëindigen met [gedaagde partij] (geb [geboortedatum]) woonachtig [straat en nummer].
Tot nu toe gingen onze medewerkers op huisbezoek.
Vanwege het intimiderende karakter van mensen in en rond haar huis en vermoedelijk criminele activiteiten daarbij is besloten dat in het belang van de veiligheid voor onze medewerkers, deze niet langer op huisbezoek zullen gaan.
Uiteraard is mevrouw indien zij dat wenst van harte welkom op ons bureau.
Vooralsnog zal het dossier gesloten worden.”
2.6 Bij brief van 20 december 2010 ontvangt Woningstichting Barneveld een schriftelijke klacht van één van de buren van [gedaagde partij].
2.7 Bij brief van 27 januari 2011 informeert de wijkagent Woonstichting Barneveld over de meldingen die zij in de periode van 6 augustus 2009 tot 18 januari 2011 heeft ontvangen. Het betreft 15 klachten die uiteenlopen van meldingen van vervuiling, bedreiging, het plaatsen van een trampoline in de speeltuin, het niet afgeven van zijn identiteitskaart aan haar partner, het verlenen van onderdak aan criminelen en drugsgebruikers, gebruik auto bij criminele activiteiten, handel in drugs, vermoeden van seks met minderjarigen en geluidsoverlast in verband met ruziënde personen bij [gedaagde partij].
2.8 Bij brief van 15 februari 2011 bericht de gemachtigde van Woningstichting Barneveld [gedaagde partij] als volgt:
“Woningstichting Barneveld verzocht mij u het volgende mee te delen.
De omwonenden ondervinden al lange tijd overlast van jongeren die in uw woning verblijven of uw woning bezoeken. Het is u herhaaldelijk te verstaan gegeven dat aan deze overlast onmiddellijk een einde gemaakt moet worden. Omdat de woningstichting klachten bleef krijgen is u reeds op 13 september 2010 schriftelijk meegedeeld dat tot juridische stappen zal worden overgegaan. Daarna heeft de woningstichting het toch nog even aangezien, maar ook nadien heeft u nog steeds veel overlast veroorzaakt.
De woningstichting heeft mij nu dan ook verzocht in kort geding ontruiming van uw woning te vorderen. Het kort geding zal dienen op 8 maart a.s. om 10.00 uur. De dagvaarding zal binnenkort nog door een deurwaarder aan u betekend worden.
Mocht u bereid zijn de woning vrijwillig te ontruimen op korte termijn, dan verzoek ik u hierover contact met de woningstichting op te nemen.”
2.9 Bij brief van 20 juni 2011 ontving Woningstichting Barneveld een klachtbrief van de buurtbewoners van [gedaagde partij], welke door 33 bewoners van de [straatnaam] en 7 bewoners van de [straatnaam] is ondertekend.
2.10 Bij email van 4 augustus 2011 bericht mevrouw [B], Jeugdbeschermer bij Bureau Jeugdzorg Gelderland aan de heer [C], beleidsmedewerker integrale veiligheid/ boa coördinator, met betrekking tot mevrouw [gedaagde partij] als volgt:
“Naar aanleiding van het laatste overleg willen we benadrukken dat BJz zeker bereid is om haar verantwoordelijkheid te nemen rondom de zorgsignalen die er zijn op dit adres. Hiervoor lopen we niet weg. Onze kerntaak kunnen we uitvoeren.
Dit biedt ons ook mogelijkheden. Ten aanzien van dit adres betekent dit, dat we graag namen ontvangen van minderjarigen die op dit adres verschijnen. Aan de politie is dit verzoek direct na de eerste signalen al gedaan. Wanneer BJz namen – middels een Zorgmelding – ontvangt, kunnen we gericht in gesprek gaan met ouders van deze minderjarigen. Daar liggen onze primaire taken en verantwoordelijkheden en, nogmaals: die willen we serieus op ons nemen. Dáár zijn we ook op aanspreekbaar.
De signalen die wij hebben, hebben we inmiddels (mondeling) al kenbaar gemaakt, en we hebben initiatief genomen tot overleg. Daar liggen tegelijkertijd dan ook de grenzen van onze mogelijkheden en middelen. Ten aanzien van het doen van aangifte of een melding, we hebben daarover uitgelegd dat het voor ons, om diverse redenen, erg lastig is om dit te doen. Wat we wel willen en kunnen doen t.b.v. deze zaak is de signalen op een rij zetten. In de bijlage tref je een korte rapportage aan.”
In de bijlage wordt een viertal zorgmeldingen beschreven die betrekking hebben op minderjarigen die in de woning van [gedaagde partij] komen.
2.11 Bij brief van 10 augustus 2011 ontvangt Woningstichting Barneveld een rapportage van de wijkagent van 29 juni 2011, waarin melding wordt gemaakt van verschillende incidenten met betrekking tot [gedaagde partij] en de bij haar verblijvende personen welke hebben geleid tot onderzoeken, aanhoudingen op het gebied van diefstal, overval, heling en overtreding van de Opiumwet en het aantreffen van weggelopen minderjarigen. De wijkagent geeft aan dat deze aanpak gedeeltelijk resultaat had en het merendeel van de personen niet meer bij [gedaagde partij] thuis kwam, waardoor de overlast in de buurt verminderde. De wijkagent deelt mee dat de interventie hierop werd beëindigd. De wijkagent vervolgt:
“In de daarop volgende tijd bleek al snel dat de situatie weer dezelfde was als bij de start van eerder genoemde aanpak: “Terug bij af”. De personen bleven komen, er werd volop wiet gerookt in de woning en [gedaagde partij] bleef zich prostitueren. Sleutel in de voordeur, niet afgesloten achterdeur etc. in en rond de woning weer een rotzooi. Daarmee werd door de buurt opnieuw overlast ervaren. (…)
Ook was [gedaagde partij] betrokken bij diverse incidenten waarvan proces-verbaal werd opgemaakt. Zij gaf aan dat ze daar helemaal niet mee zat. Bepaalde delicten moest ze plegen om in haar levensonderhoud te voorzien.
(…)
Al met al heeft de politie hier heel wat uren in geïnvesteerd en uiteindelijk, behoudens de strafzaken, is de situatie eigenlijk weer terug bij af.”
3. De vordering en het verweer
3.1 Woningstichting Barneveld vordert de veroordeling van [gedaagde partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) om binnen 14 dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis het gehuurde te ontruimen;
b) tot betaling van een bedrag van € [492,80] per maand vanaf 1 maart 2010 (2011: kantonrechter) tot aan de dag der ontruiming;
c) in de kosten van dit geding.
3.2 Woningstichting Barneveld legt hetgeen reeds bij de feiten is vermeld en het hierna volgende aan de vordering ten grondslag. [gedaagde partij] veroorzaakt ernstige overlast waardoor het woongenot van de omwonenden, ook huurders van Woningstichting Barneveld, wordt aangetast. Diverse omwonenden hebben klachten ingediend bij Woningstichting Barneveld over het gedrag van [gedaagde partij]. Deze klachten hebben met name betrekking op geluidsoverlast, rotzooi in de omgeving en het teweegbrengen van een onveilig gevoel in verband met het bezoek van drugsgebruikers en criminelen bij [gedaagde partij]. De geluidsoverlast heeft veelal ’s avonds en ’s nachts plaats. De omwonenden ervaren dermate overlast dat zij zich in hun woongenot aangetast voelen en Woningstichting Barneveld meerdere malen hebben verzocht hiertegen op te treden. Woningstichting Barneveld is tot de conclusie gekomen dat [gedaagde partij] zich niet langer als goed huurder gedraagt.
3.3 [gedaagde partij] voert verweer waarop de kantonrechter hierna, voor zover relevant voor de beoordeling van het geschil, zal ingaan.
4.1 Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van Woningstichting Barneveld en de aard van de vordering. Het feit dat de procedure voor een periode van enkele maanden is aangehouden om na te gaan of de situatie zou verbeteren doet aan het spoedeisend belang niet af.
4.2 In deze procedure moet worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat toewijzing gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden.
4.3 Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming is slechts plaats indien met een grote mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Bovendien moet sprake zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat het belang van de verhuurder om over een vrije woning te beschikken moet prevaleren boven het belang van de huurder om in de woning te blijven.
4.4 De huurder is op grond van artikel 7:213 BW verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. Dit betekent dat de huurder goed voor het gehuurde moet zorgen, maar ook dat de huurder jegens de omgeving een zorgplicht heeft. Een huurder die aan anderen ernstige overlast bezorgt, kan zodanig in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de verhuurder tekort schieten, dat op die grond de huurovereenkomst kan worden ontbonden. Uit artikel 7:219 BW volgt dat de huurder daarbij ook aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken of zich met goedvinden van de huurder op het gehuurde bevinden.
4.5 De kantonrechter oordeelt als volgt. Onbetwist staat vast dat [gedaagde partij], of personen die bij haar waren, in de periode van 6 augustus 2009 tot 18 januari 2011 overlast hebben veroorzaakt. [gedaagde partij] voert aan dat de in deze periode veroorzaakte overlast werd veroorzaakt door “criminele figuren” die haar woning bezochten. [gedaagde partij] was niet in staat om deze personen uit de woning te weren. [gedaagde partij] voert aan dat dit inmiddels is opgelost en betwist de voor het overige gestelde overlast in de periode van februari 2011 tot en met heden. Tijdens de mondelinge behandeling van 8 maart 2011 overlegt [gedaagde partij] ter onderbouwing van haar stellingen een viertal verklaringen van buurtbewoners en een verklaring van haarzelf, waaruit volgt dat de overlast verminderd is. Tijdens de mondelinge behandeling van 16 augustus 2011 verklaart [gedaagde partij] dat de overlast minstens 50% minder is dan in de eerder genoemde periode. Wel is het zo dat haar dochter en de partner van haar dochter altijd rond 4 uur ‘s- nachts naar hun werk vertrekken, soms gebeurt dat met veel gas.
4.6 Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Woningstichting Barneveld een aantal verklaringen overlegd. Uit het rapport van de wijkagent van 27 januari 2011 blijkt dat [gedaagde partij] sinds 6 augustus 2009 14 keer in het bedrijfsprocessensysteem voor komt, waarvan diverse meldingen van overlast. Daarnaast blijkt uit het rapport van 29 juni 2011 van de wijkagent van diverse criminele activiteiten welke in of vanuit het gehuurde plaatsvinden en waar [gedaagde partij] en haar bezoekers bij betrokken zijn. Deze klachten worden bevestigd door een brief van 20 juni 2011 afkomstig van en ondertekend door een groot aantal buurtbewoners. Ook zijn er diverse losse klachten van verschillende buurtbewoners door Woningstichting Barneveld ontvangen. Voorts heeft GGZ Meerkanten de begeleiding van [gedaagde partij] stopgezet in verband met de veiligheid van haar medewerkers en is [gedaagde partij] onder de aandacht bij Bureau Jeugdzorg Gelderland. Uit de verklaringen blijkt dat de overlast in februari 2011, toen [gedaagde partij] onder nauwlettend toezicht van de politie stond, even minder is geweest. In verband hiermee heeft Woningstichting Barneveld deze procedure ook voor enige tijd aangehouden. Echter blijkt uit de verklaringen van na deze periode dat, nadat de politie in maart 2011 haar toezicht verminderde de overlast weer ernstiger is geworden. Ook uit de verklaring van [gedaagde partij] zelf dat de overlast minstens 50% minder is dan voorheen, volgt dat er geen einde is gekomen aan de overlast.
4.7 Voorts heeft Woningstichting Barneveld ter onderbouwing van haar stellingen tijdens de mondelinge behandeling van 16 augustus 2011 twee buren als informanten een verklaring laten afleggen.
Mevrouw [D] – verder te noemen [D] – wonende op nummer [nummer] verklaart over de overlast samengevat als volgt:
Na maart is er nog steeds veel overlast. Er komen veel jongeren. Die komen daar wiet halen. [gedaagde partij] zegt dat ze die wiet mag dealen. Dat was ongeveer twee maanden geleden. De buurtbewoners maken zich zorgen over hun veiligheid en die van hun kinderen. Van een buurvrouw heb ik vernomen dat haar kinderen van 4 à 5 jaar hebben verteld dat [gedaagde partij] de kinderen heeft gezegd dat ze vroeger incest heeft gehad. Ook liggen er op het speelpleintje plastic zakjes waar drugs in hebben gezeten.
De jongeren die bij [gedaagde partij] op bezoek komen lopen bij mij door de tuin. Ook heeft er een keer om zes uur ’s- morgens een vrouw haar uit bed gebeld. Deze vrouw was op zoek naar haar man en vermoedde dat deze bij [gedaagde partij] was, maar [gedaagde partij] deed de deur niet open. Ook is er ’s- nachts veel geluidsoverlast van auto’s die bij [gedaagde partij] langsgaan. Dit is tussen 1 en 3 uur ‘s- nachts zeker 5 dagen per week. Dit is nog steeds zo. Door de weeks is het minder vaak, maar veel in het weekend. Er komen dan jongens in groepjes van 2-5 personen in dure auto’s, zoals Bmw en Mercedes. Vaak een grote zwarte Mercedes. Soms blijven ze 5 minuten, soms een half uur.
Mevrouw [E] – verder te noemen [E] – wonende op nummer [nummer], verklaart over de overlast samengevat als volgt:
Het is geen rustige straat omdat [gedaagde partij] er woont. De omgeving zelf is wel rustig. Ik slaap met mijn raam open. Ik slaap voor en kan vanuit mijn raam de woning van [gedaagde partij] zien. Ik word altijd rond 2 uur en 4 uur wakker van auto’s en fietsers die bij [gedaagde partij] komen en gaan. Toen mijn zoon een keer om 6 uur ’s morgens thuis kwam stond er politie bij het huis van [gedaagde partij]. Toen ben ik naar [gedaagde partij] gegaan om te vragen wat er aan de hand was. [D] was hier ook bij. [gedaagde partij] zei toen dat ze mocht dealen. Dit heb ik bij de politie nagevraagd, maar dat is helemaal niet zo. Ik heb toen ook een gesprek met [gedaagde partij] gehad dat de overlast, drugs en ruzie tussen de jongens die bij haar komen onderling, op moest houden. [gedaagde partij] heeft mij toen om hulp gevraagd omdat ze de situatie niet in de hand heeft. We hebben toen een afspraak gemaakt, maar toen ik bij haar kwam was [gedaagde partij] er niet. Ze wil geen hulp.
Ik durf mijn kleinkinderen niet meer in de buurt te laten spelen vanwege glas, zoals kapotte bierflesjes, drugs en spuiten die daar liggen.
Er komt ook vaak een grote zwarte auto bij [gedaagde partij]. Die man bleef toen in de auto zitten. Er kwamen twee jongens uit het huis van [gedaagde partij]. Die gingen naar de auto en even laten vertrokken ze allemaal. Dit was in de zomer rond 7 uur ‘s- avonds.
Er kwamen ook twee kleine Chinezen langs die zeiden: ‘wij gaan daar even centjes verdienen’.
[gedaagde partij] had een aanplakbiljet op de voordeur gedaan dat er niemand meer in mocht, maar toen gingen ze gewoon achterom.
4.8 De kantonrechter oordeelt als volgt. Een huurder die aan anderen overlast bezorgt, schiet zodanig tekort in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de verhuurder dat op die grond de huurovereenkomst kan worden ontbonden. Alle verklaringen en producties overziende acht de kantonrechter voorshands aannemelijk dat er sprake van ernstige overlast vanuit de woning van [gedaagde partij]. Gelet op deze overlast acht de kantonrechter voorshands aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze overlast, bezien in het licht van de eerdere overlast, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij is betrokken (i) dat Woningstichting Barneveld in februari 2011 “genoegen nam” met de eerdere overlast onder de voorwaarde dat [gedaagde partij] niet opnieuw voor overlast zou zorgen, (ii) dat [gedaagde partij] door Woningstichting Barneveld is gewaarschuwd (zoals blijkt uit punt 2.3, 2.4 en 2.8) alsook (iii) dat de gestelde overlast voldoende ernstig is. De persoonlijke omstandigheden [gedaagde partij] kunnen dan ook niet leiden tot een ander oordeel. De vordering tot ontruiming wordt dan ook toegewezen, waarbij de termijn van ontruiming op 14 dagen na betekening van dit vonnis wordt gesteld. De gevorderde machtiging om de hulp van de politie in te roepen wordt afgewezen, omdat deze, gelet op het bepaalde in artikel 2 Politiewet, niet nodig is.
4.9 Waar in de dagvaarding wordt gesproken over [straat en nummer] leest de kantonrechter [straat en nummer], nu uit de overige stukken blijkt dat de kwestie betrekking heeft op de [straatnaam] en het hier om een kennelijke verschrijving gaat.
4.10 [gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1 veroordeelt [gedaagde partij] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [straat en nummer] te Barneveld met alles wat van [gedaagde partij] is en ieder die bij [gedaagde partij] hoort, te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden en de sleutels af te geven aan Woningstichting Barneveld;
5.2 machtigt Woningstichting Barneveld om, als [gedaagde partij] niet tot ontruiming overgaat, die ontruiming zelf te laten uitvoeren;
5.3 veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 492,80 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde partij] de woning vanaf 1 maart 2011 in gebruik heeft tot aan de ontruiming te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende termijn tot aan de dag van voldoening;
5.4 veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Woningstichting Barneveld begroot op € 90,81 aan dagvaardingskosten, € 106,00 aan vastrecht, € en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.5 verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op