ECLI:NL:RBARN:2011:BX3817

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701013-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en opzetheling door twee verenigde personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met geweld en opzetheling. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het plegen van een overval op een juwelier in Arnhem op 3 juni 2011, waarbij hij samen met een medeverdachte een pistool en geweld gebruikte om de overval te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte met een doek voor hun gezicht naar de juwelier gingen, waarbij ze probeerden de toegangsdeur te forceren en daarbij geweld gebruikten tegen de aanwezige slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal, maar sprak hem vrij van het medeplegen van de overval, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met zijn medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 3 jaar en 6 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die voortvloeide uit de poging tot overval. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet vrijwillig was teruggetreden, maar was vertrokken toen de overval dreigde te mislukken, en dat dit niet voldeed aan de voorwaarden voor een beroep op vrijwillige terugtred.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/701013-11
Datum zitting : 13 september 2011
Datum uitspraak : 27 september 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [naam verdachte],
geboren op : [geboortedatum verdachte] 1988 te [geboorteplaats verdachte],
adres : [adres verdachte],
plaats : [adres verdachte].
thans gedetineerd in [adres detentie]
Raadsman : Mr J.G.D. Rutten, advocaat te [geboorteplaats verdachte].
Officier van justitie: mr. K. Hermans
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen geld en/of sieraden, geheel of ten dele toebehorende
aan juwelierszaak "[naam juwelierszaak]" en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen
en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- met een sjaal en/of doek voor zijn/hun gezicht, in elk geval zichzelf
onherkenbaar makend, in de richting van de juwelierszaak is/zijn gegaan en/of
- (gewapend) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
in de richting van die Juwelierszaak is/zijn gegaan en/of
- (met kracht) de toegangsdeur heeft/hebben geprobeerd te openen en/of
- de ruit van de toegangsdeur heeft/hebben geforceerd en/of vernield en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht, in elk geval
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp duidelijk
zichtbaar
aan/voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben
vastgehouden en/of getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 03 juni 2011 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te
weten een gaspistool (Walther P88, 9mm), en/of munitie van categorie III, te
weten 7 stuks (9 mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 23 april 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets (Piaggio Skipper 125), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2011 tot en met 03 juni 2011 te
Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen een motorfiets (Piaggio Skipper 125), terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren)
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit/deze door diefstal
in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
art 417 bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 13 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr J.G.D. Rutten, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier verzocht deze hoofdelijk toe te wijzen en deze te vermeerderen met de wettelijke rente en voorts de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen tot het daarbij behorende aantal dagen hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van feit 1
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 juni 2011 heeft verdachte samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte] geprobeerd de juwelier [naam juwelierszaak] van [slachtoffer 1] te overvallen.2
Verdachte en [naam medeverdachte] kwamen op een scooter aanrijden, stapten af en liepen naar de winkel. Ze hadden een doek voor hun gezicht. De daders bonkten met hun lichaam tegen de toegangsdeur van de winkel. De broer van aangever, [slachtoffer 2], die in de winkel was duwde terug tegen de deur om te voorkomen dat ze binnen konden komen.3 Verdachte sloeg met een tas, waarin (zo bleek later) een moker zat, tegen de ruit van de toegangsdeur waardoor deze ruit kapot ging.4 Ondertussen waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] van achteren de winkel ingelopen.5 Toen liepen de daders weg.6
Verdachte wilde juwelen stelen.7
Standpunt van de officier van jusititie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld zoals tenlastegelegd onder feit 1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet wist dat medeverdachte [naam medeverdachte] een pistool mee had genomen en dat hij niet instemde met het gebruik hiervan door [naam medeverdachte] toen hij het wapen op de slachtoffers richtte. Immers verdachte en [naam medeverdachte] hadden van tevoren afgesproken dat zij geen geweld zouden gebruiken tegen personen en ook geen pistool zouden meenemen.8
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [naam medeverdachte] een pistool heeft gericht door het gat in de ruit naar binnen, richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].9
De rechtbank overweegt dat voor medeplegen noodzakelijk is dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen mededaders. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt nergens uit dat ook het opzet, ook in voorwaardelijke zin, van verdachte was gericht op het plegen van de beroving door het meenemen van en de bedreiging met het pistool door medeverdachte [naam medeverdachte], zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Standpunt van de officier van jusititie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool zoals tenlastegelegd onder feit 2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet wist dat medeverdachte [naam medeverdachte] een pistool mee had genomen. Immers hij en [naam medeverdachte] hadden vantevoren afgesproken dat zij geen geweld zouden gebruiken en ook geen pistool zouden meenemen.10
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor onder 1 is overwogen,
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt nergens uit dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van het gaspistool. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Vaststaande feiten
Op 23 april 2011 werd de motorfiets van [slachtoffer 4], een Piaggio Skipper 125, gestolen.11 Op 3 juni 2011 kwamen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] aanrijden op deze motorfiets bij juwelier [naam juwelierszaak], alvorens zij probeerden deze juwelier te overvallen.12 Op de motorfiets zat geen kentekenplaat.13
Standpunt van de officier van jusititie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de motorfiets zoals tenlastegelegd onder feit 3, subsidiair.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3 primair. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Nu nergens uit blijkt dat verdachte alleen danwel in vereniging de motorfiets heeft gestolen, dient verdachte van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is opzetheling van de motorfiets, type scooter, wel wettig en overtuigend bewezen gelet op het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met medeverdachte [naam medeverdachte] voor de overval had afgesproken dat zij een scooter nodig hadden bij de overval als vluchtvoertuig en dat verdachte de scooter pas voor het eerst zag op de dag van de overval.14 De rechtbank leidt hieruit af dat medeverdachte [naam medeverdachte] de, van diefstal afkomstige, scooter heeft verworven en dat dat kennelijk de afspraak was. Vervolgens zat verdachte met medeverdachte [naam medeverdachte] op de dag van de overval op deze scooter, terwijl er geen kentekenplaat op zat.
Gelet op deze omstandigheden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat medeverdachte [naam medeverdachte] een door misdrijf verkregen scooter zou gaan verwerven. Voorts heeft verdachte op de dag van de overval samen met medeverdachte [naam medeverdachte] op de scooter gezeten, en aldus deze tezamen voorhanden gehad. Mitsdien heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het de navolgende tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 03 juni 2011 te Arnhem,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen sieraden, geheel of ten dele toebehorende
aan juwelierszaak "[naam juwelierszaak]" en/of [slachtoffer 1], en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken, tezamen
en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- met doek voor hun gezicht, in elk geval zichzelf
onherkenbaar makend, in de richting van de juwelierszaak zijn gegaan
- (met kracht) de toegangsdeur hebben geprobeerd te openen en
- de ruit van de toegangsdeur heeft vernield
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 23 april 2011 tot en met 03 juni 2011 te
Amsterdam en/of Arnhem, tezamen en in vereniging met een
ander heeft verworven, voorhanden heeft gehad
een motorfiets (Piaggio Skipper 125), terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed
wist, dat dit door diefstal
in elk geval door enig misdrijf was verkregen;
art 417 bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging betoogd dat feit 1 niet strafbaar is omdat er geen sprake is van een voltooid delict omdat de verdachten vrijwillig zijn teruggetreden. Immers toen zij zich realiseerden dat de situatie zou ontaarden in geweld, hetgeen zij niet wilden, toen hebben zij besloten weg te gaan. Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank oordeelt als volgt. Art. 46b Sr bepaalt dat er geen strafbare poging is, indien een dader met de uitvoering van een misdrijf begint, maar vrijwillig beslist om te stoppen met zijn criminele gedrag voordat het misdrijf is voltooid. De beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo'n vrijwillige terugtred opleveren - mede gelet op de aard van het misdrijf - hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Nog steeds kan sprake zijn van vrijwillige terugtred als mede een factor die buiten de dader ligt, ertoe leidt dat het misdrijf niet is voltooid.
Uit het dossier blijkt dat de concrete omstandigheden als volgt zijn. Verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] bonken met hun lichaam tegen de toegangsdeur van de juwelier. Van binnenuit duwt [slachtoffer 2] in tegengestelde richting tegen de deur om te voorkomen dat ze binnen konden komen.15 Verdachte slaat met een tas, waarin (zo bleek later) een moker zit, tegen de ruit van de toegangsdeur waardoor deze ruit kapot gaat.16 Medeverdachte [naam medeverdachte] richt zijn pistool door het gat in de ruit naar binnen.17 Vervolgens komen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] van achteren de winkel ingelopen.18 Als de broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] beiden vlakbij de deur zijn, lopen de daders weg.19 Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de verdachten zijn vertrokken toen de overval dreigde te mislukken - er werd weerstand geboden vanuit de winkel door [slachtoffer 2] en hij kreeg hulp van zijn beide broers - en hierop hebben zij het hazenpad gekozen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de daders uit zichzelf tot inkeer zijn gekomen mede nu er geen sprake was van een actus contrarius - een handeling waaruit blijkt dat zij inderdaad tot inkeer waren gekomen zoals het verwijderen van de gezichtsbedekkende doeken, het laten vallen van het pistool of het betuigen van spijt.
Hoewel de verdachten zijn teruggetreden hebben zij dit naar het oordeel van de rechtbank niet vrijwillig gedaan en komt hen een beroep op vrijwillig terugtreden niet toe. Het standpunt van de verdediging wordt verworpen.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de gewelddadige onrechtmatige aanhouding van verdachte door burgers, waarbij een verbalisant buiten diensttijd die dit zag gebeuren ten onrechte niet heeft ingegrepen. Hierdoor dient deze onrechtmatige aanhouding aan het Openbaar Ministerie te worden toegerekend. Voorts dient rekening te worden gehouden met het feit dat de slachtoffers niet gewond zijn geraakt en dat verdachte nog jong is en dient rekening gehouden te worden met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 6 juni 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een poging gedaan een overval te plegen op een juwelier en hij heeft opzettelijk een motorfiets geheeld.
Een overval op een winkel waarbij mensen aanwezig zijn behoort tot een categorie van strafbare feiten die een grove inbreuk maken op de rechtsorde en die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de directe slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke misdrijven hebben vaak langdurig last van de psychische gevolgen van zo'n traumatische gebeurtenis, één en ander zoals naar voren komt in de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1]. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte reeds meerdere keren is veroordeeld voor diefstal en heling. Dit heeft hem er blijkbaar niet van kunnen weerhouden om thans opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal geen strafvermindering gebaseerd op de gang van zaken tijdens de aanhouding toepassen. De rechtbank neemt op grond van het dossier aan dat er tegen verdachte geweld is gebruikt door de burgers die hem hebben vastgehouden totdat de politie kwam. Daarbij heeft een opsporingsambtenaar, buiten diensttijd, toegekeken zonder in te grijpen. Verdachte heeft hiervan aangifte gedaan en in die procedure kan de rol van de burgers aan de orde komen. De rechtbank ziet nu geen aanleiding te oordelen dat dit geweld buitenproportioneel was en dat op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering strafvermindering dient te worden toegepast.
Alle omstandigheden zoals hiervoor beschreven rechtvaardigen dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd. Gezien de afdoening van soortgelijke feiten in andere zaken, zal de rechtbank de navolgende gevangenisstraf opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 6.112,36, gevorderd als materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft verzocht deze vordering toe te wijzen.
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering omdat de schade toerekenbaar is aan het slachtoffer. Immers het slachtoffer is achter de daders aangerend.
De rechtbank oordeelt als volgt. De materiële schadevergoeding van € 612,36 betreft kosten die verdachte heeft moeten maken als gevolg van het letsel dat hij opliep tijdens de worsteling met de daders en ten behoeve van de reparatie van het glas van de winkeldeur. Wat betreft het letsel overweegt de rechtbank dat dit letsel weliswaar is ontstaan toen het slachtoffer achter de verdachten aan rende, maar dat het toch voor vergoeding in aanmerking komt omdat het een uitvloeisel is van de poging tot overval. De rechtbank acht de vordering- nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.
De gevorderde immateriële schadevergoeding betreft een bedrag van € 5.500,=.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dat is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank stelt de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 2.500,-- en zal dit bedrag toewijzen aan het slachtoffer.
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk en hoofdelijk toewijzen namelijk tot een bedrag van € 3.112,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht toepassen en dus verdachte de verplichting opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 63, 310, 312, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 3.112,36
(drieduizend en eenhonderdentwaalf euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2011 en hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3.112,36, subsidiair 41 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 3.112,36 (drieduizend en eenhonderdentwaalf euro en zesendertig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 41 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeelde aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. A.J.H. Steenweg, als voorzitter, mr. L.C.P. Goossens, mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2011.
20
1 Het bewijs is terug te vinden in de in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, zoals bijgevoegd bij proces-verbaal nummer 2011065340, opgemaakt door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, Regionaal Overvallen Team, gesloten op 22 juli 2011 (de paginanummers verwijzen naar de pagina's in het doorgenummerde dossier).
2 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], p. 80 ev en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2011.
3 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 92 ev en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
4 Proces-verbaal bevindingen (camerabeelden) p. 149 ev.
5 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], p. 80 ev en proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] p. 88 ev.
6 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 92 ev.
7 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
8 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
9 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 92 ev.
10 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
11 Proces-verbaal aangifte door [naam 1] namens [slachtoffer 4], p. 171 ev.
12 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] p. 92 ev en proces-verbaal aangifte door [naam 1] namens [slachtoffer 4], p. 171 en Rapport (voorwerp- en voertuig identificatieonderzoek) p. 235 ev.
13 Rapport (voorwerp- en voertuig identificatieonderzoek) p. 235 ev.
14 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 september 2011.
15 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 92 ev.
16 Proces-verbaal bevindingen (camerabeelden) p. 149 ev.
17 Proces-verbaal [slachtoffer 2], p 92 ev.
18 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], p. 80 ev en proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] p. 88 ev.
19 Proces-verbaal bevindingen (camerabeelden), foto's p. 155 en 156.