In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 18 oktober 2012 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de intrekking van een individueel verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J.F. van den Wijngaard, had zijn verlof aangevraagd, maar dit werd ingetrokken door de Korpschef van de regiopolitie Gelderland-Midden op basis van het ontbreken van een redelijk belang. De rechtbank oordeelde dat eiser geen lid meer was van een bij de KNSA aangesloten schietvereniging en niet in het bezit was van een geldige KNSA-licentie, wat in strijd was met de vereisten zoals vastgelegd in de Circulaire Wapens en Munitie 2012. De rechtbank concludeerde dat de inmenging in de verenigingsvrijheid gerechtvaardigd was, omdat het beleid van verweerder binnen de grenzen van een redelijke wetstoepassing viel. Eiser had aangevoerd dat de voorwaarden in de Circulaire geen grondslag hadden in de Wet wapens en munitie, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank stelde vast dat de Korpschef bevoegd was om het verlof in te trekken en dat de regels van de KNSA een noodzakelijke regulering van het wapenbezit waarborgden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strikte regels rondom wapenbezit in het belang van de openbare veiligheid.