ECLI:NL:RBARN:2012:BV0073

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/3710 en 11/3766
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.G.J. van Well
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aanslag successierecht wegens gezamenlijke belastingaanslag voor afzonderlijke verkrijgers

In deze zaak hebben eisers, [X] en [Y], een aanslag successierecht ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor Rotterdam. De aanslag, opgelegd op 28 september 2010, betrof een bedrag van € 174.462 en was gebaseerd op de nalatenschap van erflaatster mevrouw [A], die op 23 oktober 2009 overleed. In haar testament benoemde zij eisers als erfgenamen, ieder voor één/zesde gedeelte. De rechtbank Arnhem oordeelde dat de inspecteur ten onrechte één aanslagbiljet had opgemaakt voor beide eisers, terwijl zij afzonderlijk als verkrijgers moeten worden aangemerkt. Dit is in strijd met de jurisprudentie van de Hoge Raad, die in een eerder arrest heeft bepaald dat verkrijgingen door echtgenoten niet in één aanslag mogen worden samengevoegd.

De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en de aanslag vernietigd. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur niet kon volstaan met een toelichting op het aanslagbiljet om de fout te herstellen, aangezien dit niet leidt tot nieuwe belastingaanslagen. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, in aanwezigheid van griffier mr. M.H. Gudden, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2012. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te Arnhem binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 11/3710 en 11/3766
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 5 januari 2012
inzake
[X] en [Y], wonende te [Z], eisers,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor Rotterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eisers op 28 september 2010 een aanslag (aanslagnummer [000]) recht van successie opgelegd.
Verweerder heeft deze bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2011 gehandhaafd.
Eisers hebben daartegen bij brief van 27 april 2011, ontvangen door de rechtbank Haarlem op 28 april 2011, beroep ingesteld. Omdat rechtbank Arnhem competent is, heeft rechtbank Haarlem het dossier op 7 september 2011 aan de rechtbank Arnhem doorgestuurd, alwaar het op 9 september 2011 is ontvangen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 december 2011 te Arnhem.
Namens eisers zijn daar verschenen [X] en [B].
Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
2. Feiten
Op 23 oktober 2009 is mevrouw [A] (hierna: erflaatster) overleden. Erflaatster heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft daarbij onder meer eisers tot haar erfgenamen benoemd, ieder voor één/zesde gedeelte.
Op 23 juni 2010 is de aangifte voor het recht van successie ingediend. Op 28 september 2010 is de aanslag recht van successie opgelegd. Het aanslagbiljet is gericht aan ‘[X] en echtgenote’ op hun adres in [Z] en het bedrag van de aanslag is € 174.462. In de bijlage die onderdeel uitmaakt van dit aanslagbiljet is onder meer het volgende vermeld:
‘ (…) Ingevolge artikel 25 SW worden verkrijgingen door met elkaar gehuwde personen, die niet van tafel en bed gescheiden zijn, voor de berekening van het recht van successie, aangemerkt als verkrijgingen door één van de echtgenoten. (…) Dit heeft tot gevolg dat voor de berekening van het recht van successie verkrijgingen door ieder der echtgenoten (…) bij elkaar worden geteld.
Voor het recht van schenking geldt een soortelijke bepaling. De Hoge Raad (HR) heeft in zijn arrest van 19 februari 2010, nr 08/02696, bepaald dat voor het recht van schenking ieder van hen afzonderlijk als verkrijger dient te worden aangemerkt van hetgeen door hem verkregen wordt. Het is niet is toegestaan de verkrijgingen voor deze personen de betrekken in één aanslag die aan hen gezamenlijk wordt opgelegd. Aangenomen mag worden dat hetzelfde heeft te gelden voor het recht van successie.
Technisch is het thans niet mogelijk geheel aan het door de HR bepaalde te voldoen. In aanvulling c.q. verbetering van het vermelde in het aanslagbiljet deel ik u mede dat de verkrijging van het echtpaar [X]-[Y] en het door hen verschuldigde successierecht dient te worden ge-lezen als:
dhr. [X] verkrijging € 162.339,= recht € 87.231,=
mw. [Y] verkrijging € 162.339,= recht € 87.231,=
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, welk bezwaarschrift door verweerder op 15 oktober 2010 is ontvangen.
Eisers hebben op 10 januari 2011 bij het Ministerie van Financiën verzocht om toepassing van de hardheidsclausule. Het Ministerie van Financiën heeft bij brief van 23 maart 2011 laten weten aan dit verzoek niet tegemoet te komen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2011 het bezwaar afgewezen, waarna eisers beroep hebben ingesteld bij de rechtbank.
3. Geschil
In geschil is:
a. of het aanslagbiljet voldoet aan de daaraan te stellen eisen; en zo ja,
b. de hoogte van de aanslag.
4. Beoordeling van het geschil
In artikel 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is bepaald dat het vaststellen van een belastingaanslag geschiedt door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de inspecteur. De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor onder 2. is vermeld volgt dat verweerder voor eisers één aanslagbiljet heeft opgemaakt waarop voor eisers gezamenlijk ook één belastingaanslag is vermeld ten bedrage van € 174.462. Dit is niet toegestaan omdat eisers ieder afzonderlijk als verkrijger moeten worden aangemerkt (zie ook Hoge Raad 19 februari 2010, nr. 08/02696, LJN: BL4316).
Deze fout kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden hersteld in de toelichting die onderdeel uitmaakt van het aanslagbiljet. Ook met deze toelichting is nog steeds sprake van één belastingaanslag voor twee verkrijgers omdat een toelichting er niet toe kan leiden dat nieuwe belastingaanslagen ontstaan.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De overige geschilpunten behoeven geen bespreking meer.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat de rechtbank niet is gebleken dat eisers kosten hebben gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de belastingaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 5 januari 2012
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.