zaaknummer / rolnummer: 215999 / HA ZA 11-782
Vonnis van 4 januari 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HADEMA LOGISTICS HOLDING B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.C.C. Stoové te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I & O LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Maasdriel, gemeente West Maas en Waal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. Wilke te Schiedam.
Partijen zullen hierna Hadema Holding en I & O genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Hadema Holding was enig aandeelhouder van Hadema Logistics B.V. (hierna: Hadema Logistics), welke vennootschap op 18 januari 2011 in staat van faillissement is verklaard.
2.2. Hadema Logistics en I & O hebben in 2008 een transportovereenkomst gesloten. In dat kader heeft Hadema Logistics tot aan haar faillissement in opdracht van I & O transporten uitgevoerd. Na het faillissement van Hadema Logistics heeft Hadema Holding met instemming van I & O de transportwerkzaamheden voortgezet.
2.3. Hadema Logistics hanteerde “Algemene verzendvoorwaarden, procedures en begrippen” (productie 4 bij dagvaarding), die, voor zover van belang, als volgt luidden:
Gezien het continue karakter van scherpe prijsschommelingen zijn wij gedwongen om over de vrachtkosten een dieseltoeslag te heffen. De toeslag is afhankelijk van de actuele pompnotering zoals deze is vermeld op de website www.euroshell.com. Voor elke daling of stijging van € 0,03 per liter van de gepubliceerde prijs over een minimale periode van 14 dagen, zal de toeslag met 1% af – toenemen. Peildatum is elke 15e en laatste dag van de maand.
[…]
Jaarlijks zullen de tarieven worden aangepast aan de geschatte kostenontwikkeling zoals die jaarlijks in oktober door het NEA gepubliceerd worden voor de deelmarkt fijnmazige distributie. Als de werkelijke kosten ontwikkelingen belangrijk verschillen van de schattingen behouden wij het recht tussentijds de tarieven aan te passen.
2.4. I & O heeft de door Hadema Logistics en Hadema Holding verzonden facturen gedeeltelijk onbetaald gelaten.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Hadema Holding vordert, na vermindering van eis, veroordeling van I & O, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 26.921,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, die tot de dag der dagvaarding € 1.037,22 bedraagt, en met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.190,00. Voorts vordert Hadema Holding veroordeling van I & O in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.
3.2. Hadema Holding legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij en haar inmiddels gefailleerde dochteronderneming Hadema Logistics met I & O transportovereenkomsten hebben gesloten op grond waarvan I & O nog betaling van openstaande facturen verschuldigd is. Omdat de curator van Hadema Logistics alle handelsvorderingen van Hadema Logistics aan Hadema Holding heeft gecedeerd, vordert Hadema Holding in rechte betaling van alle openstaande facturen.
3.3. I & O voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. I & O vordert, na vermindering van eis ter comparitie, veroordeling van Hadema Holding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 5.613,92, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding en vermeerderd met € 768,00 aan buitengerechtelijke kosten. Voorts vordert I & O veroordeling van Hadema Holding in de kosten van het geding in reconventie.
3.5. De vordering in hoofdsom van I & O is opgebouwd uit een bedrag van € 633,68 aan kosten wegens vertraging bij uitgevoerde transporten in februari 2011 en een bedrag van € 4.980,24 aan vervangingsschade wegens het niet retourneren van 467 pallets aan I & O.
3.6. Hadema Holding voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Vooropgesteld wordt dat niet is betwist dat de eventuele vorderingen van Hadema Logistics op I & O aan Hadema Holding zijn gecedeerd. Om die reden zal in de beoordeling hierin geen onderscheid worden gemaakt.
Openstaand factuurbedrag
4.2. Hadema Holding heeft aanvankelijk als productie 7 bij dagvaarding een overzicht overgelegd met daarop de door I & O onbetaald gelaten facturen met een totaalbedrag van
€ 27.971,66. Bij conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermindering eis in conventie heeft Hadema Holding als productie 2 een aangepast overzicht overgelegd met daarop de op dat moment door I & O onbetaald gelaten facturen met een totaalbedrag van
€ 26.921,20.
4.3. I & O betwist dat nog een bedrag van € 26.921,20 zou openstaan. Daartoe stelt zij allereerst dat zij in januari tot en met maart 2011 in totaal € 13.809,22 aan Hadema Logistics en/of Hadema Holding heeft betaald en dat die betalingen ten onrechte niet (volledig) in de overzichten zijn verwerkt. I & O heeft ter onderbouwing van die stelling twee bankafschriften overgelegd (producties K en L bij conclusie van antwoord in conventie). De betalingen die daarop staan vermeld, heeft Hadema Holding op zichzelf niet betwist maar wel de relatie tussen deze betalingen en de gevorderde facturen.
4.4. De rechtbank stelt vast dat bij de verschillende betalingen specifieke factuurnummers zijn vermeld en dat Hadema Holding geen betaling (meer) vordert van die facturen, met uitzondering van de factuurnummers 83196, 8322, 683284 en 83296. De twee betalingen die daarop betrekking hebben, zijn gedaan op 17 en 18 januari 2011 en bedragen in totaal € 2.334,11. De rechtbank is van oordeel dat enkel wat betreft dit bedrag I & O voldoende concreet heeft aangevoerd dat zij de facturen waarvan betaling wordt gevorderd reeds heeft betaald. Het had vervolgens op de weg van Hadema Holding gelegen om aan te geven waarom deze betalingen niet in mindering zijn gebracht op de betreffende factuurbedragen. Nu zij dat heeft nagelaten, staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat I & O reeds € 2.334,11 van het gevorderde bedrag heeft betaald. Tot dat bedrag is de vordering derhalve niet toewijsbaar.
Tarief in huis leveringen
4.5. Hadema Holding heeft in haar facturen voor in huis leveringen een tarief van
€ 1,55 toegepast en stelt dat partijen dat tarief bij de aanvang van de samenwerking in 2008 schriftelijk zijn overeengekomen. I & O heeft (de inhoud van) deze overeenkomst niet betwist, maar stelt dat deze niet geldt voor de klanten Eldercare en Primacare. Daartoe heeft I & O aangevoerd dat Hadema Logistics met deze klanten rechtstreeks prijsafspraken heeft gemaakt, waarbij een in huis tarief van € 1,25 is overeengekomen, hetgeen Hadema Holding op zichzelf niet heeft betwist. I & O meent dat zij vanwege die prijsafspraak in geval van inschakeling van Hadema Logistics en/of Hadema Holding voor transporten in opdracht van deze klanten ook slechts € 1,25 aan deze klanten in rekening kan brengen en dus niet gehouden is om € 1,55 aan Hadema Holding te betalen.
4.6. Dit verweer faalt. De prijsafspraken die partijen onafhankelijk van elkaar met hun gezamenlijke klanten hebben gemaakt, staan in beginsel immers los van hun onderlinge prijsafspraken. Nu I & O niet heeft gesteld dat partijen – al dan niet later – zijn overeengekomen dat transporten voor Eldercare en Primacare buiten het bereik van de overeenkomst van 2008 vielen, staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat I & O het oorspronkelijk overeengekomen in huis tarief van € 1,55 verschuldigd is.
Opdracht in huis leveringen
4.7. I & O betwist voorts met betrekking tot een gespecificeerd aantal transporten voor verzorgingstehuizen van Eldercare, Primacare en aan één verzorgingstehuis van Abena (productie D bij conclusie van antwoord in conventie) de verschuldigdheid van het in rekening gebrachte in huis tarief, omdat I & O voor die tehuizen slechts opdracht zou hebben gegeven voor franco leveringen. Hadema Holding heeft in dat verband verwezen naar productie 16 bij de dagvaarding, maar daaruit valt niet af te leiden of op de betreffende locaties al dan niet in huis moest worden geleverd. Nu Hadema Holding ter comparitie bovendien heeft erkend dat het bij Eldercare en Primacare per verzorgingstehuis verschilde of franco dan wel in huis moest worden geleverd, had het gelet op het verweer van I & O op de weg van Hadema Holding gelegen om concreet te onderbouwen dat I & O voor deze specifieke verzorgingstehuizen opdracht heeft gegeven voor in huis leveringen. De enkele opmerking dat haar oud werknemer Frank van de Berg, die destijds de opdrachten van
I & O voor Hadema Logistics zou hebben aangenomen, daarover zou moeten kunnen verklaren, kan niet als een dergelijke onderbouwing worden aangemerkt. Nu de stellingen van Hadema Holding onvoldoende concreet zijn, wordt aan het leveren van bewijs niet toegekomen.
4.8. I & O heeft onbetwist gesteld dat in dit verband € 4.352,40 exclusief btw, oftewel
€ 5.179,36 inclusief btw aan in huis leveringen in rekening is gebracht, zodat de vordering tot dat bedrag niet toewijsbaar is.
Tariefsverhoging 2011
4.9. Hadema Holding stelt dat zij voor 2011 uiteindelijk alleen tariefsverhogingen heeft doorgevoerd die uitdrukkelijk zijn opgenomen in de “Algemene verzendvoorwaarden, procedures en begrippen” van Hadema Logistics (hierna: de algemene voorwaarden). De overige tariefsverhogingen voor 2011 heeft zij ongedaan gemaakt met haar creditnota met nummer 086853 ad € 986,32, aldus Hadema Holding.
4.10. I & O heeft – in afwijking van de stellingname in de conclusie van antwoord in conventie – ter comparitie erkend dat zij in 2008 deze algemene voorwaarden heeft ontvangen. Gelet hierop heeft als onvoldoende gemotiveerd betwist te gelden dat Hadema Logistics en I & O de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden zijn overeengekomen en dat deze voor of bij het sluiten van de transportovereenkomst aan I & O ter hand zijn gesteld. Niet in geschil is dat uit die algemene voorwaarden volgt dat Hadema Logistics de prijzen eenzijdig mocht aanpassen aan de pompnoteringen van Euroshell en aan de publicaties van het NEA over de kostenontwikkelingen (2.3).
4.11. Nu tussen de partijen evenmin in geschil is dat na het faillissement van Hadema Logistics de samenwerking op dezelfde voet is voortgezet met Hadema Holding, is I & O eveneens gebonden aan eenzijdige tariefsverhogingen van Hadema Holding, voor zover dat aanpassingen betreffen aan de pompnoteringen van Euroshell en aan de publicaties van het NEA over de kostenontwikkelingen conform de algemene voorwaarden. Dat Hadema Holding met behulp van haar correctiefactuur andere tariefsverhogingen ongedaan heeft gemaakt, heeft I & O niet betwist zodat het ervoor moet worden gehouden dat de in 2011 door Hadema Holding doorgevoerde tariefsverhogingen alle zijn gebaseerd op de algemene voorwaarden en dus door I & O verschuldigd zijn.
4.12. De rechtbank komt tot de slotsom dat de vordering in hoofdsom tot een bedrag van € 7.513,47 (€ 2.334,11 + € 5.179,36) niet toewijsbaar is, zodat een bedrag van € 19.407,73 (€ 26.921,20 - € 7.513,47) zal worden toegewezen, nu de facturen waarvan betaling wordt gevorderd voor het overige niet zijn betwist.
4.13. Nu I & O ter comparitie heeft erkend dat er tot en met oktober 2010 rentefacturen werden verzonden en dat er ook tussen de gevorderde facturen rentefacturen kunnen zitten, kan de gevorderde handelsrente enkel worden toegewezen over de facturen die dateren van ná 31 oktober 2010. Toewijzing van de handelsrente over alle gevorderde facturen zou immers kunnen meebrengen dat rente over rente moet worden betaald. De onduidelijkheid over de vraag of al dan niet betaling van rentefacturen wordt gevorderd, dient voor rekening van Hadema Holding te komen. De gevorderde wettelijke handelsrente over de facturen van ná 31 oktober 2010 is – als niet afzonderlijk betwist – toewijsbaar vanaf veertien dagen na de verschillende factuurdata die blijken uit productie 2 bij conclusie van antwoord in reconventie tevens akte vermindering eis in conventie.
4.14. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Hadema Holding heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.15. Aangezien elk van partijen in conventie als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
in reconventie
4.16. Ter comparitie heeft I & O te kennen gegeven dat zij haar vordering tot vergoeding van schade aan een roldeur die op 21 december 2010 is veroorzaakt door een chauffeur van Hadema Holding, in deze procedure niet langer handhaaft zodat deze thans geen beoordeling behoeft.
4.17. I & O vordert vergoeding van loonkosten (overwerk) die zij stelt te hebben gemaakt omdat Hadema Holding in februari 2011 een aantal keren pas na sluitingstijd zou hebben gelost. Nu Hadema Holding dat heeft betwist, lag het op de weg van I & O om haar stelling te concretiseren. Nu I & O dat heeft nagelaten, wordt aan bewijs niet toegekomen en zal de vordering in zoverre worden afgewezen.
4.18. I & O vordert verder vergoeding van door haar geleden schade ten bedrage van
€ 4.980,24 wegens vervanging van 467 pallets die Hadema Holding volgens I & O onder zich heeft maar weigert te retourneren.
4.19. Hadema Holding erkent dat zij 57 pallets van I & O onder zich heeft en betwist op zichzelf niet dat op haar een verbintenis tot afgifte van die pallets rust, maar zij beroept zich ter zake op een opschortingsrecht. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, heeft Hadema Holding de nakoming van die verbintenis bevoegdelijk opgeschort (artikel 6:52 Burgerlijk Wetboek). Dit brengt mee dat in dit verband geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis van Hadema Holding, zodat zij niet schadeplichtig is (artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek). In zoverre zal de vordering dan ook worden afgewezen.
4.20. Wat betreft de overige 410 pallets stelt I & O dat Hadema Logistics deze onder zich had toen zij failleerde en dat de curator haar heeft bericht dat deze pallets met de inventaris van Hadema Logistics aan Hadema Holding zijn overgedragen. I & O heeft de aangekondigde verklaring van de curator dienaangaande niet overgelegd. Hadema Holding heeft betwist dat zij 410 pallets van Hadema Logistics heeft overgenomen. Volgens haar heeft zij in het geheel geen pallets aangetroffen toen zij het bedrijf overnam. Ter comparitie heeft zij echter te kennen gegeven dat er volgens haar destijds een inventarislijst is opgesteld die in het bezit van de curator zou moeten zijn, en dat I & O inderdaad recht heeft op een vergoeding in het geval er ook pallets voorkomen op die inventarislijst. Gelet hierop beveelt de rechtbank op grond van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat I & O bij akte voormelde verklaring van de curator alsnog in het geding brengt en dat Hadema Holding bij akte voormelde inventarislijst overlegt.
4.21. Als vast komt te staan dat de curator 410 pallets van I & O aan Hadema Holding heeft overgedragen, dan staat tevens vast dat nakoming van de op zichzelf niet betwiste verbintenis tot afgifte blijvend onmogelijk is omdat Hadema Holding niet beschikt over de betreffende 410 pallets. Hadema Holding is alsdan in verzuim en dus schadeplichtig ingevolge artikel 6:74 BW. Ter comparitie heeft I & O toegelicht dat haar schade daaruit bestaat dat zij de betreffende pallets, die aan haar klanten toebehoorden, aan die klanten heeft moeten vergoeden. Die klanten zouden haar daarvoor rekeningen hebben gestuurd die zij heeft moeten betalen, aldus I & O. Eveneens op de voet van artikel 22 Rv wordt I & O bevolen om bij akte de desbetreffende facturen van haar klanten en de daarmee corresponderende betalingsbewijzen over te leggen.
4.22. Uit proceseconomisch oogpunt zullen partijen gelijktijdig worden opgedragen om voormelde akten te nemen, waarna partijen wederom gelijktijdig in de gelegenheid zullen worden gesteld om bij antwoordakte op de akte van de wederpartij te reageren.
4.23. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt I & O om aan Hadema Holding te betalen een bedrag van € 19.407,73 (negentienduizendvierhonderdzeven euro en drieënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over de factuurbedragen van de na 31 oktober 2010 gedateerde facturen telkens vanaf veertien dagen na de desbetreffende factuurdatum, tot de dag van volledige betaling,
5.2. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van 1 februari 2012 voor het nemen van een akte door:
1) I & O waarbij zij de in rechtsoverwegingen 4.20 en 4.21 bedoelde verklaring van
de curator, facturen en betalingsbewijzen in het geding dient te brengen,
2) Hadema Holding waarbij zij de in rechtsoverweging 4.20 bedoelde inventarislijst
in het geding dient te brengen,
5.6. bepaalt dat de zaak vervolgens op de rol zal komen van 29 februari 2012 voor antwoordaktes van I & O en Hadema Holding,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2012.