Parketnummer : 05/700628-11
Datum zitting : 29 juli 2011, 26 augustus 2011, 1 november 2011 en 17 januari 2012
Datum uitspraak : 31 januari 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in HVB Wolvenplein, Wolvenplein 27
Utrecht.
Raadsman : mr. S.G.M. Goedvriend, advocaat te Nijmegen.
Officier van justitie : mr. A. van Zuil.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 april 2011 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld B. [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50
euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een
auto op die [slachtoffer] zijn/is toegereden en/of vervolgens zijn/is uitgestapt
en/of vlak voor die [slachtoffer] zijn/is gaan staan en/of op agressieve en/of
dreigende toon en/of met stemverheffing tegen die [slachtoffer] hebben/heeft gezegd:
"ik heb 12 jaar in de gevangenis gezeten en/of ik heb lang vastgezeten en ik
ben niet bang voor de politie" en/of -nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij 50
euro kon afgeven- "je moet blij zijn dat ik niet nog meer geld van je afpak",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking hebben/heeft geuit,
zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg(en), de Ziekerstraat
en/of het Koningsplein en/of de Marienburg, althans op een openbare weg,
en/of
zulks terwijl die [slachtoffer] even daarvoor door verdachte was aangesproken op de
Bloemerstraat en/of Plein 44, althans op de openbare weg, waarbij door
verdachte aan die [slachtoffer] was gevraagd of hij, [slachtoffer], geld voor hem had
omdat zijn benzine op was, en/of waarbij door verdachte werd gezegd -nadat die
[slachtoffer] had gezegd dat hij dat niet deed- dat hij, verdachte, het geld dan ook
op een andere manier afhandig kon maken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 04 april 2011 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, B. [slachtoffer], door geweld of enige andere
feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid
gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet
te doen of te dulden (te weten: de afgifte van een geldbedrag van 50 euro,
althans enig geldbedrag), welk(e) geweld en/of enige andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld en/of enige andere feitelijkheid hierin
bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een auto op die
[slachtoffer] zijn/is toegereden en/of vervolgens zijn/is uitgestapt en/of vlak voor
die [slachtoffer] zijn/is gaan staan en/of op agressieve en/of dreigende toon en/of
met stemverheffing tegen die [slachtoffer] hebben/heeft gezegd: "ik heb 12 jaar in
de gevangenis gezeten en/of ik heb lang vastgezeten en ik ben niet bang voor
de politie" en/of -nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij 50 euro kon afgeven-
"je moet blij zijn dat ik niet nog meer geld van je afpak", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking hebben/heeft geuit,
zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg(en), de Ziekerstraat
en/of het Koningsplein en/of de Marienburg, althans op een openbare weg,
en/of
zulks terwijl die [slachtoffer] even daarvoor door verdachte was aangesproken op de
Bloemerstraat en/of Plein 44, althans op de openbare weg, waarbij door
verdachte aan die [slachtoffer] was gevraagd of hij, [slachtoffer], geld voor hem had
omdat zijn benzine op was, en/of waarbij door verdachte werd gezegd -nadat die
[slachtoffer] had gezegd dat hij dat niet deed- dat hij, verdachte, het geld dan ook
op een andere manier afhandig kon maken;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 17 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.G.M. Goedvriend, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Alsmede met de bijzondere voorwaarden van meldingsgebod, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en drugs/alcoholverbod.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 4 april 2011 aangever op de openbare weg in Nijmegen aangesproken. Verdachte heeft hierbij gevraagd of aangever geld voor hem had omdat zijn benzine op was.
Aangever heeft toen geweigerd geld te geven. Aangever is vervolgens doorgelopen.
Later, bij de ingang van de parkeerplaats Marienburg in Nijmegen, zag aangever dat verdachte met een auto op hem toe kwam rijden. Vervolgens is verdachte uit de auto gestapt en heeft verdachte aangever wederom aangesproken. Verdachte was boos op aangever en heeft hem gezegd dat hij net na lange tijd vrij was. Hierop heeft aangever verdachte 50 euro gegeven . Er was sprake van een opgefokte agressieve situatie .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen. Zij heeft hiertoe aangevoerd, dat het weliswaar om woorden is gegaan, maar dat aangever zich hierdoor gedwongen heeft gevoeld om het geld af te geven aan verdachte. Alles wat voorafgegaan is aan de feitelijke afgifte van het geld heeft meegewerkt aan de angst die aangever had. De officier van justitie gaat daarbij uit van de lezing van aangever.
Daarbij wordt de gang van zaken zoals in de verklaring van aangever wordt genoemd, grotendeels bevestigd door het verhaal van verbalisant E.H.M. [verbalisant]. Verder heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij wel dacht dat aangever misschien wel dacht dat hij hem iets zou aandoen.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is betoogd dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ontkent opzet te hebben gehad op het verkrijgen van het geld. Verder geeft verdachte wel aan dat hij het een en ander tegen aangever heeft gezegd, maar hij ontkent, dat hij tegen aangever de woorden zou hebben gezegd dat hij het geld dan ook op een andere manier afhandig kon maken. Verder vindt de verklaring van aangever geen ondersteuning in het overige dossier.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte en aangever enkele woorden hebben gewisseld, dat verdachte aangever om geld heeft gevraagd en dat aangever uiteindelijk € 50,- aan verdachte heeft gegeven. Verdachte ontkent dat aangever hem dat geld heeft gegeven onder bedreiging. In ieder geval heeft hij aangever niet bewust gedreigd.
Aangever heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde en dat dit de reden was waarom hij verdachte geld heeft gegeven. Hij beschrijft dat verdachte heel dicht op hem ging staan (ca 10 centimeter), dat verdachte zei dat hij niet zo bijdehand moest doen dat hij 112 zou bellen, en dat verdachte zei dat hij 12 jaar in de gevangenis had gezeten en niet bang was voor de politie en dat hij na afloop zei dat aangever blij moest zijn dat hij niet nog meer geld van hem zou pakken. Bij de eerdere ontmoeting op de Bloemerstraat heeft verdachte hem gezegd, toen aangever weigerde hem geld te geven, dat hij hem het geld ook op een andere manier afhandig kon maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de lezing van aangever. De rechtbank vindt hiervoor steun in de verklaring van verbalisant [verbalisant], die verdachte kort voor het onderhavige voorval tegenkwam in het centrum van Nijmegen. Deze verbalisant heeft verklaard dat hij, in burger gekleed, werd benaderd door verdachte (die hij ambtshalve kende) en dat verdachte hem om benzinegeld vroeg. Toen de verbalisant dat afwees, zei verdachte met stemverheffing dat hij hem wel een lesje zou leren. Hij kreeg de indruk dat verdachte hem daarmee wilde intimideren omdat hij stond te schreeuwen en wild met zijn armen om zich heen zwaaide.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte omstreeks het tijdstip van het voorval minstgenomen geagiteerd was en zich ook zo gedroeg ten opzichte van omstanders die hij op straat tegenkwam, zoals ook aangever. Bovendien heeft verdachte zelf bij de politie verklaard dat de man hem geen geld wilde geven, zich beledigend gedroeg en dat hij, op de vraag van aangever of ze een probleem hadden, had geantwoord dat ze inderdaad een probleem hadden. Na overhandiging van de 50 euro was het probleem opgelost. Dit laatste ontkent verdachte weliswaar ter zitting, maar hij heeft geen afdoende verklaring gegeven waarom hij zulks bij de politie heeft verklaard en die verklaring heeft ondertekend.
Verder heeft de raadsman betwist dat verdachte opzet zou hebben gehad op het met bedreiging met geweld verkrijgen van geld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de handelingen van verdachte reeds blijkt dat verdachte opzet heeft gehad om het geld daadwerkelijk onder bedreiging van geweld te verkrijgen. Te meer nu verdachte een bedrag van aangever heeft aangenomen en geenszins is gebleken dat hij van plan was dit geld later terug te betalen of terug te geven. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 04 april 2011 te Nijmegen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld B. [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50 euro, geheel toebehorende aan die [slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte met een auto op die [slachtoffer] is toegereden en vervolgens is uitgestapt en vlak voor die [slachtoffer] is gaan staan en op
dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik heb 12 jaar in de gevangenis gezeten en/of ik heb lang vastgezeten en ik ben niet bang voor de politie" en -nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij 50 euro kon afgeven- "je moet blij zijn dat ik niet nog meer geld van je afpak",
zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg Marienburg en
zulks terwijl die [slachtoffer] even daarvoor door verdachte was aangesproken op de
Bloemerstraat op de openbare weg, waarbij door verdachte aan die [slachtoffer] was gevraagd of hij, [slachtoffer], geld voor hem had omdat zijn benzine op was, en waarbij door verdachte werd gezegd -nadat die [slachtoffer] had gezegd dat hij dat niet deed- dat hij, verdachte, het geld dan ook
op een andere manier afhandig kon maken;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg
4b. De strafbaarheid van de feiten
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Alsmede met de bijzondere voorwaarden van meldingsgebod, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en drugs/alcoholverbod.
De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte een reëel beeld van zijn eigen persoonlijkheid heeft. Daarbij heeft verdachte meegewerkt aan het reclasseringsrapport en het psychologisch onderzoek. Derhalve vordert de officier van justitie, dat een deel van de straf voorwaardelijk zal worden opgelegd. Het onvoorwaardelijke deel van de straf is gelegen in de genoegdoening naar het slachtoffer en het feit dat verdachte er van doordrongen is dat dergelijk handelen niet mag.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 augustus 2011;
• een Pro Justitia psychologisch rapport van P.K. Kristensen, gezondheidspsycholoog, gedateerd 9 januari 2012, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van M.L.B.H. van den Broek, gedateerd 28 juni 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig vergrijp. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen het slachtoffer financieel benadeeld, maar veel belangrijker nog is dat dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog geruime tijd last van kunnen houden en dergelijke feiten voor onrust in de maatschappij zorgen.
De rechtbank acht het zeer laakbaar dat verdachte zo lichtzinnig is overgegaan tot het plegen van deze afpersing. Verdachte heeft geenszins rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer, maar heeft slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin.
In beginsel zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden voor dergelijke feiten op zijn plaats zijn. Echter in het voordeel van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte zich ter zitting bereid heeft verklaard te willen werken aan zijn problematiek.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat verdachte een cocaïneverslaving heeft die langdurig in remissie is geweest. In zijn persoonlijkheid zijn antisociale en oppositionele trekken te herkennen. Mocht verdachte terugvallen in cocaïneverslaving dan wordt het risico op verwervingsdelicten hoog ingeschat. Verder wordt aangegeven, dat het plan van de Iriszorg en de gemeente Nijmegen uitgevoerd kan worden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Uit het reclasseringadvies komt naar voren dat er een plan is gemaakt, dat erop is gericht verdachte te ondersteunen in zijn pogingen het leven weer op de rit te krijgen. In januari 2011 is verdachte uit de tbs ontslagen terwijl er hoegenaamd niets aan resocialisatie was geregeld. Verdachte kwam al snel in een situatie die onbeheersbaar werd. Thans moet voorkomen worden dat hetzelfde gebeurt. Verdachte kan na ontslag uit detentie voorlopig terecht in De Hulzen, waar hij onderdak en een dagbesteding heeft. Voorts dient verdachte mee te werken aan ambulante behandeling bij De Tender (samenwerkingsverband tussen IrisZorg en Kairos). Die behandeling is er mede op gericht het cocaïnegebruik onder beheersing te houden. Verdachte zal nooit helemaal loskomen hiervan (de reclassering acht dit ook aanvaardbaar), maar mits met mate gebruikt, zal dat naar verwachting geen extra recidivegevaar met zich brengen, zolang de andere voorwaarden (werk, inkomen en onderdak) zijn geregeld.
Verdachte geeft aan gemotiveerd te zijn voor het voorstel van de reclassering. Hij wil nu eindelijk eens uit het stramien van delicten en bestraffing komen. Hij heeft er enige moeite mee dat de resocialisering plaatsvindt in Nijmegen omdat hij hier voortdurend met zijn minder sprankelend verleden wordt geconfronteerd, maar voorlopig stemt hij er mee in. Over enige tijd zal en kan hij desgewenst verhuizen naar elders. Geadviseerd wordt verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van meldingsgebod, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en drugs/alcoholverbod.
De rechtbank ziet in genoemde omstandigheden aanleiding om een minder hoge gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf is erop gericht om de ernst van het feit te benadrukken. Het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf acht de rechtbank op zijn plaats teneinde verdachte in de toekomst ervan te weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan dergelijke feiten en verdachte een impuls te geven zijn leven verder op orde te krijgen. Zij zal daaraan bijzondere voorwaarden verbinden.
De rechtbank zal zich verder niet uitlaten over de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen aangezien verdachte ter terechtzitting van 17 januari 2012 afstand heeft gedaan van deze goederen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 (vijf) maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- Meldingsgebod
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering Iriszorg hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde moet zich gedurende door de reclassering te bepalen perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht.
Gezien de directe samenhang van het drugsgebruik, zijn gedrag en psychisch functioneren, met het criminele gedrag van veroordeelde, wordt hij verplicht zich hiervoor ambulant te laten behandelen bij Iriszorg en Kairos middels de Tender of een soortgelijke instelling. Dit voor zover en zolang Iriszorg en Kairos of een andere instelling dit in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.
- Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde wordt verplicht om vanaf het moment van vrijlating te verblijven in de Hulzen en zich te houden aan het dag- en werkprogramma dat deze voorziening in overleg met de Reclassering heeft opgesteld. Wil veroordeelde elders gaan wonen en of werken, dan kan dit alleen na overleg met en goedkeuring van de reclassering.
- Drugs- of alcoholverbod
De veroordeelde wordt verboden om harddrugs en/of alcohol te gebruiken met de kanttekening dat te verwachten is dat enige terugval in cocaïnegebruik zal plaatsvinden. Indien veroordeelde in zodanige mate cocaïne of andere drugs gaat gebruiken dat hij daardoor niet meer begeleidbaar is waarmee ook het risicorisico toeneemt, zal dat aanleiding kunnen zijn het toezicht te retourneren.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter,
mr. C. van Linschoten, rechter,
mr. J. Barrau, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2012.