Parketnummer : 05/721559-11
Datum zitting : 24 januari 2012
Datum uitspraak : 7 februari 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum- en plaats],
thans gedetineerd in : PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord, Wilhelminastraat 16
Arnhem.
Raadsman : mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie : mr. J.G. Kolkman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2011 te Arnhem met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een doosje/verpakking met
vitaminepillen (Davitamon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan SuperCOOP (Hanzestraat), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 oktober 2011 te Arnhem opzettelijk een
doosje/verpakking vitaminepillen (Davitamon), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan SuperCoop (Hanzestraat), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de
winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid
om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk
geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door
misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 januari 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 oktober 2011 bevond verdachte zich in de SuperCOOP in Arnhem. Toen hij een aantal goederen bij de kassa aanbood ter betaling, en vervolgens het detectieapparaat van de winkel passeerde ging het alarm af. Nadat hem was gevraagd of hij iets bij zich had wat hij nog moest afrekenen ontkende verdachte dit, doch bij herhaald vragen , haalde verdachte een verpakking met vitaminepillen van het merk Davitamon uit de mouw van zijn jas.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent het doosje vitaminepillen te hebben gestolen. Hij kan het zich allemaal niet goed meer herinneren. Misschien is de verpakking in zijn mouw geglipt of heeft hij het daar weggestopt, omdat hij zijn handen vol had.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Er kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat er sprake was van opzet. Toen het alarm afging en verdachte werd gevraagd of hij iets niet had afgerekend, wist verdachte – gezien de verwarde toestand waarin hij op dat moment verkeerde – niet meer dat hij nog een verpakking met vitaminepillen in zijn mouw had. Bovendien kan uit de diverse verklaringen in het dossier niet worden afgeleid dat verdachte – nadat hij de goederen bij de kassa had neergelegd – weer terug de winkel is ingelopen om de verpakking met vitaminepillen te pakken en evenmin dat hij de pillen bewust in zijn mouw heeft gedaan.
De beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten hebben de camerabeelden van de vermeende winkeldiefstal bekeken en hebben het volgende waargenomen:
‘Op het beeldscherm is een manspersoon te zien. (…) Deze manspersoon, welke later de aangehouden verdachte [verdachte] bleek te zijn, staat met zijn handen vol boodschappen bij het schap met verzorgingsproducten ter hoogte van de shampoos. Te zien is dat hij zijn beide handen niet vrij heeft. Hierop zien we [verdachte] uit beeld verdwijnen voor enkele seconden en zonder boodschappen terugkeren naar het schap met verzorgingsproducten. Hierop is te zien dat [verdachte] zijn beiden handen vrij heeft. Vervolgens zie je dat [verdachte] naar het schap met de vitamineproducten loopt. (…) Vervolgens zagen wij dat [verdachte] een potje vitamine pakt uit het schap en deze in zijn hand houdt. (…) Dan zien we dat hij staat te draaien bij het schap en met zijn rechterhand in zijn rechterbroek of jaszak gaat. Te zien is dat [verdachte] nog een paar keer bukt en dat hij dan het vitaminepotje in zijn linkermouw stopt. Zijn rechterhand gebruikt hij hier ook bij. Het potje is niet langer zichtbaar en beide handen zijn dan vrij. (…)’.
De getuige H. [getuige] heeft het volgende verklaard:
‘Ik zat die ochtend achter de kassa. (…) Ik zag dat de man met de capuchon (rechtbank: verdachte) zijn spullen op de loopband legde. (…) Hierop zag ik dat de man weer wegliep. (…) Kort daarop kwam de man weer terug lopen. Hij had toen niks meer in zijn handen. (…).’
Gelet op vorenstaande in samenhang met hetgeen onder ‘de feiten’ reeds is vastgesteld acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de verpakking met vitaminepillen heeft gestolen. Verdachte heeft zijn boodschappen bij de kassa neergelegd, is weer de winkel ingelopen, heeft een verpakking met vitaminepillen gepakt, heeft deze met beide handen in de mouw van zijn jas gestopt en is vervolgens teruggelopen naar de kassa om de overige goederen af te rekenen. De verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk geworden en het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 15 oktober 2011 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een verpakking met vitaminepillen (Davitamon), toebehorende aan SuperCOOP (Hanzestraat);
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 21 december 2011;
• een Reclasseringsadvies, opgemaakt door N. Korda van Iriszorg, d.d. 6 december 2011;
• een psychiatrisch consult uitgevoerd door H.T.J. Boerboom, psychiater, d.d. 2 januari 2012;
• hetgeen door de getuigen-deskundigen N. Korda en H.T.J. Boerboom ter terechtzitting van 24 januari 2012 is verklaard.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte, 37 jaar oud, is vele malen onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Verdachte heeft thans 14 pagina’s aan justitiële documentatie. Ook nu wordt verdachte weer veroordeeld voor een soortgelijk feit. Deze feiten bezorgen de samenleving als geheel en degenen die slachtoffer worden van verdachtes gedrag in het bijzonder ernstige overlast.
N. Korda, de reclasseringsrapporteur, adviseert om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Verdachte experimenteert al vanaf jonge leeftijd met drugs en is afhankelijk geraakt van drugs en andere verdovende middelen. Vanaf 18-jarige leeftijd komt hij veelvuldig in aanraking met justitie, mede door zijn verslavingsproblematiek. Door zijn verslavings- en psychische problemen is hij maatschappelijk gezien ook behoorlijk in de problemen gekomen. Hij heeft zijn opleiding niet afgemaakt en is werkloos geraakt. Hij heeft hoge schulden, maar heeft hier geen overzicht van en niet genoeg inkomen om deze schulden te kunnen aflossen. Verdachte heeft last van lichamelijke klachten en van allerlei angsten en een mogelijke PTSS, die waarschijnlijk is ontstaan nadat een vriendin van hem suïcide heeft gepleegd. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte is sinds jaren veelpleger, hij onderschat zijn problematiek en zoekt/aanvaardt tot nog toe weinig tot geen hulp bij zijn problemen. Er is weinig motivatie en daadkracht te verwachten van zijn kant. Er zal een strak justitieel kader nodig zijn om hem te laten behandelen. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt tevens als hoog ingeschat. Er zijn meerdere toezichten met negatieve afloop geretourneerd, omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield.
Ter terechtzitting van 24 januari 2012 heeft N. Korda het advies nader toegelicht en aangegeven dat zij een opname en behandeling in een Dubbel Diagnose Kliniek ondersteunt. Dit dient echter wel in een strak kader plaats te vinden; een voorwaardelijke ISD is niet strak genoeg. Verdachte geeft momenteel weliswaar aan gemotiveerd te zijn, maar hij zal tijdens zo’n behandeling mogelijk een of meerdere keren een terugval hebben. Als hij wordt behandeld in het kader van een ISD-maatregel kan hij bij een terugval tijdelijk worden teruggeplaatst in het Huis van Bewaring.
Dit advies wordt onderschreven door H.T.J. Boerboom, psychiater.
Verdachte heeft verklaard open te staan voor een behandeling en mee te willen werken aan een opname in een Dubbel Diagnose Kliniek. Een ISD- maatregel vindt hij niet nodig. De raadsman voert aan dat de ISD-maatregel een ultimum remedium is en op dit moment te voorbarig. Nog niet alle hulpverleningsmaatregelen zijn geprobeerd en verdachte kan ook in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel in een Dubbel Diagnose Kliniek worden behandeld.
Alle omstandigheden en argumenten afwegend, komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk is. De rechtbank acht, gelet op bovenstaand reclasseringsadvies, onvoldoende termen aanwezig om erop te vertrouwen dat een opname en behandeling in een Dubbel Diagnose Kliniek in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel zal slagen. De kans op een terugval is groot en dan is er geen vangnet, met als gevolg dat verdachte weer terugvalt in zijn oude bestaan.
De rechtbank stelt vast dat aan de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. Het bewezenverklaarde door verdachte begane strafbare feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. Het onderhavige misdrijf is begaan na tenuitvoerlegging van deze sancties.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van personen en/of goederen het opleggen van de ISD-maatregel. De maatregel strekt er toe de maatschappij te beveiligen en de kans op herhaling van het plegen van misdrijven door verdachte te verkleinen, mede door verdachtes alcoholverslaving te laten afnemen.
Gelet op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van de verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de maximale duur van 2 (twee) jaren opleggen en zal zij de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering zal worden gebracht.
mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), M.M.L.A.T. Doll en M. van der Linde,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2012.