ECLI:NL:RBARN:2012:BV3571

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
217049
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen van ex-partners en de afwikkeling van hun gezamenlijke onderneming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-partners over de verdeling van hun gemeenschappelijk vermogen en de afwikkeling van hun gezamenlijke onderneming, VOF Party Service Briljant. De rechtbank heeft op 18 januari 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de vordering van de eiser in conventie werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rechtsbetrekking tussen partijen al eerder door het hof was behandeld en dat tegen het arrest van het hof geen gewoon rechtsmiddel meer openstond. Dit betekende dat de beslissingen van het hof bindende kracht hadden in deze procedure. De eiser in conventie had gevorderd dat de gedaagde in conventie zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.545,70, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser deze vordering al drie jaar eerder had kunnen instellen en dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht. De vordering in reconventie van de gedaagde werd eveneens afgewezen, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagde begroot op € 975,00, terwijl de kosten aan de zijde van de eiser in conventie op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.C.A. Walda.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 217049 / HA ZA 11-937
Vonnis van 18 januari 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.C.N. Amory te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.P. Boer te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2011
- de brief van [gedaagde in conventie] van 24 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De partijen hadden een effectieve en zakelijke relatie die omstreeks april 2003 is verstoord. Vanaf dat moment is [gedaagde in conventie] alleen blijven wonen in het aan de partijen in gemeenschappelijk eigendom toebehorende woonhuis aan de [adres] te [woonplaats]. De exploitatie van de onderneming van de partijen: VOF Party Service Briljant (verder: PSB) is sedert 1 januari 2004 als eenmanszaak door [gedaagde in conventie] voortgezet.
2.2. Bij vonnis van 20 februari 2008 van deze rechtbank is het gemeenschappelijk vermogen van de partijen verdeeld. Tegen dat vonnis is hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Arnhem heeft op 7 december 2010 arrest gewezen. In dat arrest is – voor zover van belang – [gedaagde in conventie] veroordeeld tot betaling aan [eiser in conventie] van € 7.660,-- ter afwikkeling van de onderneming PSB en is bepaald dat [gedaagde in conventie] aan [eiser in conventie] verschuldigd is de helft van de overwaarde van € 189.595,45 van de onroerende zaak te [woonplaats], zodat per saldo € 94.797,73 aan [eiser in conventie] toekomt. Tegen het arrest van het hof is geen cassatieberoep ingesteld.
2.3. Bij de bepaling van het ter afwikkeling van de onderneming door [gedaagde in conventie] te betalen bedrag met peildatum 1 januari 2004 heeft het hof het rapport van Gibo Accountants en Adviseurs te Nijmegen (verder: Gibo) van 1 oktober 2008 als uitgangspunt genomen. Voor de opstelling van dat rapport heeft Gibo onder meer gebruik gemaakt van een op 16 augustus 2004 door Tijssen CS Accountants-Belastingadviseurs (verder: Tijssen) opgesteld financieel verslag 2003 van PSB. In dat financieel verslag is onder meer rekening gehouden met de saldi per 31 december 2003 van leningnummer [leningnummer] van de Rabobank en van de rekening-courant met nummer [rekening-courantnummer] (Rabobank).
2.4. Bij de bepaling van de overwaarde van de onroerende zaak te [woonplaats] heeft het hof medio 2007, het moment van levering van de onroerende zaak aan de gemeente, als peildatum aangemerkt. Bij de bepaling van de overwaarde heeft het hof rekening gehouden met de hypothecaire schuld die op die zaak rustte.
2.5. Met brief van 25 juni 2007 heeft de Rabobank aan notaris mr. P.G.M. Meurs te Grave de aflossingsnota gestuurd ter verkrijging van royement van de hypothecaire inschrijvingen inzake het transport van de onroerende zaak te [woonplaats]. In die nota is onder meer opgenomen leningnummer [leningnummer] met een saldo per 1 juli 2007 van
€ 7.366,91 en van de rekening-courant met nummer [rekening-courantnummer] met een saldo per 1 juli 2007 van € 25.724,49.
2.6. Met brief van 4 juni 2010 aan het gerechtshof Arnhem heeft de advocaat van [eiser in conventie] aangekondigd op het pleidooi zijn eis te zullen vermeerderen onder meer met de vordering [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van de helft van vorenbedoelde saldi
(€ 16.545,70). Het hof heeft de eiswijziging niet toegestaan wegens laattijdigheid en daarmee in strijd met de goede procesorde: “omdat niet valt in te zien waarom deze eis niet al veel eerder had kunnen worden ingesteld en het in deze fase van de procedure niet meer aangaat een nieuw strijdpunt in geschil te brengen” (r.o. 3.2).
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde in conventie] tot betaling van € 16.545,70, vermeerderd met rente en kosten.
[eiser in conventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de sub 2.5. bedoelde saldi bij de beoordeling door het gerechtshof van de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen buiten beschouwing zijn gebleven.
3.2. [gedaagde in conventie] voert verweer.
3.3. Hetgeen de partijen over en weer aanvoeren komt, voor zover dat nodig is, hierna aan de orde.
in reconventie
3.4. [gedaagde in conventie] vordert een verklaring voor recht dat [eiser in conventie] misbruik maakt van recht, althans dat hij misbruik maakt van procesbevoegdheid.
[gedaagde in conventie] legt aan haar vordering in hoofdzaak ten grondslag dat [eiser in conventie] de vordering in conventie al drie jaar eerder in de rechtbankprocedure had kunnen instellen.
3.5. [eiser in conventie] voert verweer.
3.6. Hetgeen de partijen over en weer aanvoeren komt, voor zover dat nodig is, hierna aan de orde.
4. De beoordeling
in conventie
Uit de feiten blijkt dat het hof bij de bepaling van de waarde van PSB leningnummer [leningnummer] en de rekening-courant met nummer [rekening-courantnummer] via het financieel verslag van Tijssen en het rapport van Gibo in haar oordeel heeft betrokken. Omdat het hof aldus het bestaan van die leningen bij haar beslissing in aanmerking heeft genomen en omdat het in het arrest om dezelfde rechtsbetrekking tussen de partijen gaat als in de onderhavige procedure, terwijl tegen het arrest van het hof geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, hebben de beslissingen van het hof in deze procedure bindende kracht. De vordering in conventie zal daarom worden afgewezen. [eiser in conventie] zal in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie] worden begroot op € 975,-- (€ 71,-- aan vast recht en € 904,--(2 punten x tarief II € 452,00) voor salaris advocaat.
in reconventie
Blijkens HR 29 juni 2007 (LJN: BA3516) kan eerst sprake zijn van misbruik van procesrecht als de vordering is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de eiser de onjuistheid kende of had behoren te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Die omstandigheden doen zich in het onderhavige geval niet voor. Aan [eiser in conventie] komt het recht toe om het oordeel van de rechter te vragen over de gegrondheid van zijn vordering. Bovendien staat het hem vrij om een vordering in te stellen op een door hem gewenst moment. De vordering in reconventie zal worden afgewezen en [gedaagde in conventie] zal in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie] worden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst de vordering af,
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde in conventie] begroot op € 975,00,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
wijst de vordering af,
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de kant van [eiser in conventie] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2012.