2.2. Allereerst heeft EuroSort schriftelijk bewijs aangebracht en stukken overgelegd uit de periode voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Daaruit leidt de rechtbank het volgende af.
a. Een op 6 november 2008 opgestelde concepttekst (productie 26 van EuroSort) houdt onder meer in dat EuroSort het verzoek tot het houden van een enquête zal intrekken en zal afzien van aangifte in verband met vermeend gepleegde strafbare feiten en dat [getuige 1] – eigenlijk LWF en [getuige 1], aangeduid als AH – zal terugtreden als algemeen directeur van DistriSort.
b. Een bespreking met [getuige 1] leidt tot een tweede concept (productie 24 van EuroSort). Dit verschilt op de hierboven genoemde punten niet noemenswaardig van het eerdere.
c. Een derde concept houdt uitsluitend wijzigingen in ten aanzien van concurrentiebepalingen die hier geen rol spelen.
d. Het vierde concept (productie 21 van EuroSort) komt, anders dan de voorgaande, van de zijde van LWF. Het concept is door de opsteller, mr. Lems, op 20 november 2008 aan [getuige 1] gezonden en is anders opgebouwd dan de eerdere concepten. Aan de bepaling die onder meer de intrekking van het enquêteverzoek en het afzien van aangifte inhoudt, is een artikellid toegevoegd (5.4) dat luidt: “Met de ondertekening van onderhavige overeenkomst zijn partijen over en weer uit welken hoofde dan ook finaal gekweten, zulks met uitzondering van de nakoming van de verbintenissen uit hoofde van deze overeenkomst en die ter zake van de geldleningsovereenkomst”.
e. Er volgt een vijfde concept (productie 18 van EuroSort), dat [getuige 2] op 2 december 2008 aan [getuige 1] toezendt. Hierin ontbreekt de hierboven onder d geciteerde kwijting. In de begeleidende correspondentie is daarover niet geschreven.
f. Twee dagen later volgt, na overleg tussen partijen, een zesde concept (productie 16 van EuroSort). Ook daarin ontbreekt de kwijting.
g. Op 5 december 2008 stuurt [getuige 1] een e-mailbericht aan [getuige 2] over de tekst van de overeenkomst (productie 15 van EuroSort). Dit houdt naar aanleiding van de bepaling waarin EuroSort onder meer de intrekking van het verzoekschrift toezegt, in: “Aan het einde toevoegen, [EuroSort] en [DistriSort] verklaren hierbij voorts dat op het moment van de ondertekening geen andere feiten of omstandigheden bekend zijn die tot aansprakelijkheid zouden kunnen leiden. (zoals gisteren besproken wilde jullie de finale kwijting, P. Lems voorstel 5.4, er niet in hebben en dan zou dit een redelijke vervanger zijn).”
h. Bij mail van 7 december 2008 (productie 14 van EuroSort) laat [getuige 2] [getuige 1] naar aanleiding hiervan weten dat [getuige 1] het weliswaar over een paar kleine aanpassingen heeft, maar dat er “zo te zien (…) nogal wat meer dan dat” is.
i. In een door mr. Heuts herzien concept (productie 13 van EuroSort) staat als artikel 1.5: “LWF en [EuroSort] verklaren hierbij voorts dat op het moment van de ondertekening geen andere feiten of omstandigheden dan die bedoeld in de artikelen 1.2 en 1.3 van deze overeenkomst bekend zijn die tot aansprakelijkheid zouden kunnen leiden.” Het bedoelde art. 1.2 luidt voor zover van belang: “[EuroSort] doet hierbij afstand van eventuele aanspraken die zij jegens AH zouden kunnen doen gelden ter zake van hetgeen in het enquêteverzoekschrift (…) en in de brief van haar raadsman d.d. 26-09-2008 aan de orde zijn gesteld (…).” En art. 1.3 luidt voor zover van belang: “AH doet hierbij afstand van eventuele aanspraken die zij jegens [EuroSort] of [DistriSort] zou kunnen doen gelden ter zake van hetgeen in het verweerschrift in de enquêteprocedure (…) en in de brief van haar raadsman d.d. 27-11-2008 aan de orde zijn gesteld (…).”
j. Zoals blijkt uit overweging 2.5 van het vonnis van 30 maart 2011 is de onder i geciteerde formulering van art. 1.5 grotendeels blijven staan in de ondertekende versie van de vaststellingsovereenkomst.