ECLI:NL:RBARN:2012:BV7581

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
760774 Cv expl. 11-4342
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en verrekening van premie en schade-uitkering

In deze zaak tussen Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. en [gedaagde] betreft het een geschil over een verzekeringsovereenkomst. [gedaagde] had een verzekering afgesloten bij Zilveren Kruis, waarvoor hij periodiek premie verschuldigd was. Hij maakte aanspraak op vergoeding van ziektekosten, maar na opzegging van de verzekering ontstond er een conflict over de betaling van achterstallige premies. Zilveren Kruis vorderde betaling van een bedrag van € 370,86, terwijl [gedaagde] verweer voerde op basis van verrekening met de kosten die hij had gedeclareerd. De kantonrechter oordeelde dat Zilveren Kruis onvoldoende had aangetoond dat het non-verrekeningsbeding in de polisvoorwaarden niet onredelijk bezwarend was voor [gedaagde]. De rechter concludeerde dat de vordering van Zilveren Kruis tot het bedrag van de hoofdsom toewijsbaar was, maar onder het voorbehoud dat Zilveren Kruis moest bewijzen dat de huisartsennota's niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Uiteindelijk werd de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij de kantonrechter de proceskosten compenseerde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 760774 \ CV EXPL 11-4342 \ 282fh
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.
gevestigd te Utrecht
eisende partij
gemachtigde [naam gemachtigde],
rolgemachtigde Flanderijn & van Eck gerechtsdeurwaarders (0218851)
tegen
[gedaagde]
woonplaats hebbende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Zilveren Kruis en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 mei 2011 met een productie;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlating van Zilveren Kruis met producties;
- de akte van [gedaagde] met producties.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen heeft een verzekeringsovereenkomst bestaan, op grond waarvan [gedaagde] periodiek premie verschuldigd was en die hem aanspraak gaf op vergoeding van ziektekosten volgens de polisvoorwaarden.
2.2. De polis bevat onder meer de volgende bepalingen en bedingen:
9.2 Het betalen van de premie
9.2.1 U (verzekeringnemer) betaalt de premie bij vooruitbetaling.
9.2.2 Het is u niet toegestaan om de te betalen premie te verrekenen met de van ons te vorderen vergoeding.
(…)
9.3 Niet-tijdige betaling
9.3.1 Bij de premiebetaling moet u aan de gestelde regels voldoen.
Deze verplichting geldt ook wanneer de betaling door een derde plaatsvindt. Wij verrekenen achterstallige premie die u nog aan ons moet betalen met schadekosten die u bij ons heeft gedeclareerd en die wij aan u moeten betalen. Wanneer het niet mogelijk is de achterstallige premie te verrekenen met schadekosten, dan kunnen wij administratiekosten, invorderingskosten en de wettelijke rente aan u in rekening brengen.
2.3. [gedaagde] heeft bij brief van 23 september 2008 nota’s voor een totaalbedrag van € 327,78 aan Zilveren Kruis gezonden inzake een bril voor zijn zoon (€ 188,-), een huisartsconsult van zijn echtgenote (€ 40,- en € 14,48) en een tandheelkundige behandeling (€ 85,30) en aanspraak gemaakt op vergoeding van die kosten krachtens de verzekeringsovereenkomst.
2.4. [gedaagde] heeft bij brief van 23 november 2008 aan Zilveren Kruis de verzekering opgezegd.
2.5. Op 7 januari 2009 heeft Zilveren Kruis een betalingsherinnering aan [gedaagde] gezonden ter zake van achterstallige premie ad € 530,76. Op 30 januari 2009 heeft Zilveren Kruis een laatste herinnering verzonden. Bij brief van 19 februari 2009 heeft zij [gedaagde] in gebreke gesteld en hem een laatste termijn van zeven dagen verleend om te betalen; zij maakt intussen aanspraak op € 799,24.
2.6. [gedaagde] schrijft op 5 februari 2009 aan Flanderijn & Van Eck, de incassogemachtigde van Zilveren Kruis, onder meer:
Ik wil u nogmaals voor de zoveelste keer erop attenderen, dat ik best bereid ben om de premie over december 2008 te betalen, zonder verdere kosten, mits ik antwoord krijg op mijn vraag die ik al eerder heb gesteld in mijn voorgaande brieven.
Zolang ik daar geen goed antwoord op krijg, ga ik niet tot betaling. Het ligt niet aan mij, dat er zolang nog een rekening openstaat, maar aan Zilverkruis en aan u. Omdat ik tot op heden nog geen reactie op mijn brieven krijg.
Ik wil met u afspreken, als ik binnen 5 dagen na dato geen antwoord krijg op mijn voorgaande brieven, dan beschouw ik deze vorderingen wederzijds, als niet betaalbaar en sluit ik het dossier.
3. De vordering en het verweer
3.1. Zilveren Kruis vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 370,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom, gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, en hem zal veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de omzetbelasting over de daarvoor in aanmerking komende kostenposten.
3.2. De vordering is gegrond op de stelling, kort gezegd, dat [gedaagde] op grond van de per 1 januari 2009 door opzegging van zijn kant geëindigde - verzekeringsovereenkomst tussen partijen periodiek premie aan Zilveren Kruis verschuldigd was, die hij ondanks herhaalde aanmaning en sommatie niet heeft voldaan tot een bedrag van € 262,28. Zilveren Kruis heeft de vordering uiteindelijk in 2010 ter incasso uit handen gegeven. Krachtens de polisvoorwaarden is [gedaagde] op grond van deze betalingsachterstand gehouden tot vergoeding van buitengerechtelijke incasso kosten ad € 75,-, te vermeerderen met BTW ad 14,25, rente tot en met 12 augustus 2010 ad € 13,34 en rente tot en met de dag der dagvaarding ad € 5,99.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Het verweer zal hierna worden besproken, voor zover het van belang is voor de beslissing.
3. De beoordeling
3.1. Partijen zijn het erover eens, dat tussen hen een verzekeringsovereenkomst heeft bestaan, op grond waarvan [gedaagde] periodiek premie verschuldigd was en die hem aanspraak gaf op vergoeding van ziektekosten volgens de polisvoorwaarden.
3.2. [gedaagde] erkent, dat hij nog een bedrag van € 262,28 aan Zilveren Kruis verschuldigd voor premie over december 2008 en verklaart zich bereid dit te betalen. Zijn verweer komt erop neer, dat hij haar aanleiding van een aanmaning van Zilveren Kruis tot premiebetaling een beroep op verrekening met de gedeclareerde kosten heeft gedaan, en dat Zilveren Kruis aanvankelijk ten onrechte premie in rekening heeft gebracht over 2009 en zelfs overgegaan is tot incassomaatregelen.
3.3. Zilveren Kruis stelt, dat het op grond van de polisvoorwaarden de verzekerde niet is toegestaan om de betalen premie te verrekenen met de van haar te vorderen vergoeding (artikel 9 lid 2 onder 2 van die voorwaarden, zie hiervoor onder 2.2).
3.4. Krachtens Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten geldt - voor zover hier van belang - dat in een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, een in de algemene voorwaarden voorkomend beding dat een bevoegdheid tot verrekening die de wederpartij volgens de wet toekomt uitsluit of beperkt, vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn, en moet worden onderzocht of het beding op die grond vernietigbaar is, ook als de wederpartij daar niet uitdrukkelijk een beroep op heeft gedaan maar dit anderszins uit haar verweer valt af te leiden.
3.5. Vooralsnog heeft Zilveren Kruis onvoldoende aannemelijk gemaakt, dat het bedoelde non-verrekeningsbeding niet onredelijk bezwarend is voor [gedaagde], en dat des te minder waar zij zichzelf de bevoegdheid tot verrekening van schade-uitkeringen met achterstallige premies uitdrukkelijk heeft voorbehouden (artikel 9 lid 3 onder 1 polisvoorwaarden, eveneens aangehaald onder 2.2).
3.6. Bij repliek heeft Zilveren Kruis toegelicht in hoeverre de hiervoor onder 2.3 bedoelde onkostennota’s op grond van de polisvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen. Zij laat weten dat:
1) [gedaagde] een driesterren aanvullende verzekering heeft, die recht geeft op vergoeding van € 45,- voor een bril, eenmaal per drie jaar;
2) de nota’s van de huisarts niet in behandeling genomen blijken te zijn en dat ten tijde van het schrijven van haar conclusie de achterliggende redenen hiervan nog niet konden worden achterhaald;
3) voor de tandartsnota’s een bedrag van € 78,30 is vergoed en dat op 30 september 2008 een specificatie daarvan aan [gedaagde] is gezonden.
3.7. De kantonrechter overweegt,
ad 1) dat uit het dossier niet blijkt dat Zilveren Kruis [gedaagde] heeft ingelicht over de - gegeven de polisvoorwaarden op zichzelf correcte - beperkte vergoeding voor de bril, hoewel [gedaagde] daar een vraag over had gesteld en, naar hij onweersproken heeft betoogd, aanvankelijk van de kant van Zilveren Kruis verwarring is gezaaid door een medewerkster die volledige vergoeding had toegezegd. [gedaagde] voert aan dat Zilveren Kruis op 5 februari 2009 een bedrag van € 81,99 heeft uitgekeerd, maar dat hij dat niet aan de hand van hem toegezonden specificaties heeft kunnen herleiden tot deze declaratie. Naar de kantonrechter begrijpt, gaat [gedaagde] er nu van uit dat deze uitkering inderdaad betrekking heeft op de kosten van de bril en erkent hij dat hij geen aanspraak heeft op een hogere vergoeding;
ad 2) dat Zilveren Kruis in het midden heeft gelaten of de huisartsennota’s inmiddels zijn afgehandeld en de desbetreffende bedragen zijn vergoed; het overzicht dat zij als productie 10 in het geding heeft gebracht is kennelijk onvolledig en overigens onvoldoende inzichtelijk. Indien ervan uitgegaan moet worden dat het hiervoor onder 3.3 bedoelde beding onredelijk bezwarend is voor [gedaagde], treft zijn verrekeningsverweer in zoverre doel. Zilveren Kruis zal in de gelegenheid gesteld worden zich hierover uit te laten;
ad 3) dat [gedaagde] heeft verklaard dat de tandartskosten inmiddels zijn vergoed.
3.8. Waar Zilveren Kruis nog op 25 augustus 2011 een declaratieoverzicht aan [gedaagde] heeft gezonden met vermelding dat de declaraties van de in 2008 gemaakte kosten te laat zijn ingediend, uit haar aanvankelijke heffing van premie over 2009 genoegzaam blijkt dat haar administratie niet op orde is, en zij klaarblijkelijk traag dan wel niet adequaat heeft gereageerd op vragen van [gedaagde] naar aanleiding daarvan, moet het ervoor worden gehouden dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om haar verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst behoorlijk na te komen. De kantonrechter deelt de mening van [gedaagde], dat het onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Zilveren Kruis aanspraak maakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en vertragingsrente.
3.9. Een en ander leidt tot het oordeel, dat de vordering van Zilveren Kruis tot het bedrag van de hoofdsom toewijsbaar is, onder het voorbehoud dat zij feiten en omstandigheden stelt en bij betwisting bewijst, waaruit kan volgen dat in het gegeven geval het non-verrekeningsbeding niet onredelijk bezwarend is, dan wel dat zij met bescheiden aantoont dat de meergenoemde huisartsennota’s intussen zijn vergoed. Komt het een noch het ander vast te staan, dan is het voor hoofdsom gevorderde bedrag toewijsbaar onder aftrek van het bedrag van de huisartsennota’s. De kantonrechter zal tot dat doel de zaak naar de rol verwijzen en iedere verdere beslissing aanhouden.
BESLISSING
De kantonrechter
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van 13 januari 2012 voor uitlaten en/of overleggen bescheiden door Zilveren Kruis als bedoeld in rechtsoverweging 3.9.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op
Vervolgens eindvonnis
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
burgerlijk recht, sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 760774 \ CV EXPL 11-4342 \ 282fh
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.
gevestigd te Utrecht
eisende partij
gemachtigde [naam gemachtigde],
rolgemachtigde Flanderijn & van Eck gerechtsdeurwaarders (0218851)
tegen
[gedaagde]
woonplaats hebbende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden ook hierna weer Zilveren Kruis en [gedaagde] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het griffie-exemplaar van het tussenvonnis van de kantonrechter van 9 december 2011 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de akte uitlating van Zilveren Kruis;
- de akte van [gedaagde].
2. De verdere beoordeling
2.1. De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.2. Bij dat vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld, dat de vordering van Zilveren Kruis tot het bedrag van de hoofdsom toewijsbaar is, onder het voorbehoud dat zij feiten en omstandigheden stelt en bij betwisting bewijst, waaruit kan volgen dat in het gegeven geval het non-verrekeningsbeding niet onredelijk bezwarend is, dan wel dat zij met bescheiden aantoont dat de in dat vonnis nader aangeduide huisartsennota’s intussen zijn vergoed. Komt het een noch het ander vast te staan, dan is het voor hoofdsom gevorderde bedrag toewijsbaar onder aftrek van het bedrag van de huisartsennota’s. Tot dat doel is de zaak naar de rol verwezen en iedere verdere beslissing aangehouden.
2.3. Zilveren Kruis heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de bedoelde huisartsennota’s aan [gedaagde] heeft vergoed. Zij heeft ook geen polisvoorwaarden of andere feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat die nota’s niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat zij de bedragen van € 40,- en € 14,48 aan [gedaagde] verschuldigd is krachtens de verzekeringsovereenkomst zoals die destijds tussen partijen bestond. Het bedrag dat zij voor hoofdsom vordert van [gedaagde] is dus toewijsbaar onder aftrek van € 54,48.
2.4. Of het verrekeningsbeding in de gegeven omstandigheden onredelijk bezwarend is voor [gedaagde], hoeft gezien het voorgaande niet meer te worden onderzocht. Wel overweegt de kantonrechter ten overvloede dat, gezien de strekking van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, een beroep op de beperkingen van technische of administratieve systemen ter rechtvaardiging van enig voor de consument bezwarend beding niet spoedig zal kunnen slagen. Wat Zilveren Kruis thans stelt over de administratieve scheiding van premiebetalingen door en schade-uitkeringen aan haar verzekerden valt in het algemeen moeilijk te rijmen met het bepaalde in artikel 9 lid 3 onder 1 van de polisvoorwaarden (zie het tussenvonnis, rechtsoverweging 3.5).
2.5. In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden tot compensatie van de proceskosten op de wijze als hierna zal worden vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Zilveren Kruis te betalen (€ 262,28 ? € 54,48 =) € 207,80;
- wijst de vordering voor het overige af;
- compenseert de kosten van het geding aldus, dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op