ECLI:NL:RBARN:2012:BV9861

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-800926-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling van politieagent

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Arnhem op 26 maart 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling van een politieagent tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, had in zijn requisitoir aangegeven dat hij het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen achtte en verzocht om vrijspraak. Voor het subsidiair ten laste gelegde, dat volgens hem wel te bewijzen was, eiste hij een werkstraf van 100 uren of 50 dagen militaire detentie. De benadeelde partij, de politieagent, had een schadevergoeding van € 350,- gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Tijdens de zitting op 12 maart 2012 is de verdediging gevoerd door mr. H.S.M. Vogelaar, die pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de officier van justitie zorgvuldig gewogen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de politieagent bij de keel had gegrepen, zoals ten laste gelegd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldiging. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de getuigenverklaringen inconsistent waren en dat er twijfels bestonden over de identificatie van de verdachte door de verbalisant.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, L.J.M. Visser, en de uitspraak werd gedaan in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/800926-11
Datum zitting : 30 januari 2012 en 12 maart 2012
Datum uitspraak : 26 maart 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. H.S.M. Vogelaar, advocaat te Deurne.
Officier-raadsman : kapitein F.A. Mouwen.
Officier van justitie : mr. S.Z. Wiarda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 04 september 2011 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan de ambtenaar
[slachtoffer], brigadier, afdeling Gemert-Laarbeek, Regiopolitie
Brabant-Zuid-Oost, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening
van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk genoemde [slachtoffer] met kracht bij de keel heeft gegrepen
en/of vastgepakt en/of (vervolgens) met kracht in de keel heeft geknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 04 september 2011 te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer], brigadier, afdeling Gemert-Laarbeek, Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of vastgepakt en/of (vervolgens) met kracht in de keel heeft geknepen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 12 maart 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. H.S.M. Vogelaar, advocaat te Deurne en officier-raadsman kapitein F.A. Mouwen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
• [slachtoffer]
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en verzoekt de rechtbank verdachte daarvan vrij te spreken . Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, dat volgens de officier van justitie wel te bewijzen is, eist de officier van justitie dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen militaire detentie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 350,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Verdachte, zijn raadsman en zijn officier-raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigen bewezen kan worden dat verdachte degene is die verbalisant [slachtoffer] (verder [slachtoffer]) bij de keel heeft gegrepen. Zij is van mening dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Volgens haar is sprake geweest van een mishandeling, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat, gelet op de getuigenverklaringen, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en evenmin dat hij hem heeft mishandeld. De raadsman bepleit integrale vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en evenmin dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank niet twijfelt aan de verklaring van [slachtoffer] dat hij op 4 september 2012 door een persoon (hard) bij de keel is gegrepen en dat hij als gevolg daarvan pijn en letsel heeft opgelopen.
Evenwel kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen.
De verklaring van [slachtoffer] dat het verdachte was die het delict heeft gepleegd, zou met name ondersteund moeten worden door de verklaringen van twee andere personen die ten tijde van het incident aanwezig waren; getuige [getuige] (een plaatselijk bekende brandweerman) en de collega van [slachtoffer], verbalisant [naam verbalisant].
[slachtoffer] heeft verklaard dat [getuige] degene was die hem, op basis van diens eigen waarneming, vertelde dat het de verdachte ‘[verdachte]’ was die hem bij de keel greep. [slachtoffer] had dit zelf niet gezien. Echter, [getuige] is als getuige ter terechtzitting van 30 januari 2012 gehoord en hij heeft daar verklaard dat hij het incident tussen verdachte en [slachtoffer] niet heeft gezien en zelfs niet had kunnen zien, gelet op diens positie. Evenmin zou hij aan [slachtoffer] de naam ‘[verdachte]’ hebben genoemd, zoals [slachtoffer] heeft verklaard.
[getuige] heeft ten slotte verklaard dat [slachtoffer] met hem helemaal niet heeft besproken dat hij bij de keel was gegrepen.
Daarnaast heeft ook de verbalisant [naam verbalisant] belastende verklaringen afgelegd,
In de eerste plaats heeft hij, samen met [slachtoffer], een proces-verbaal van bevindingen opgesteld waarin hij heeft verklaard dat hij heeft gezien welke persoon [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen.
In de tweede plaats heeft hij een verklaring ter terechtzitting van 12 maart 2012 afgelegd, De rechtbank stelt vast dat die verklaring op een aantal punten niet overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer]. In het bijzonder verklaren zij zeer verschillend over de afstand waarop zij zich van elkaar bevonden ten tijde van, of vlak voor, het incident.
Ten aanzien van de herkenning door [naam verbalisant] van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
[naam verbalisant] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de man die [slachtoffer] aanviel, slechts ‘in een flits’ heeft gezien. Het was een hectische situatie, waarbij [naam verbalisant] doende was met het aanhouden van een verdachte. In het proces-verbaal van bevindingen heeft hij verklaard dat hij niet heeft kunnen zien om wie het ging.
[naam verbalisant] heeft de naam van verdachte ná het incident vernomen, waarna hij in open bronnen heeft gezocht naar de naam ‘[verdachte]’. Op Hyves heeft [naam verbalisant] een foto gezien waarop hij verdachte met zekerheid heeft herkend.
Ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat het een onduidelijke foto betrof van verdachte, waarop hij bovendien een zonnebril droeg. [naam verbalisant] is bovendien ter terechtzitting op zijn verklaring in het proces-verbaal teruggekomen, in die zin dat hij niet meer voor 100% zeker weet dat het inderdaad verdachte was die hij op 4 september 2012 heeft gezien, maar voor 95%. Aan de herkenning van verdachte door [naam verbalisant] moet daarom beperkte waarde worden toegekend.
Gelet op het voorgaande, en met inachtneming van de omstandigheid dat een aantal vrienden en bekenden van verdachte, die die avond ook ter plekke waren, ontlastende getuigenverklaringen hebben afgelegd, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van wat hem primair en subsidiair ten laste is gelegd.
3a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 350,-, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte geen straf of maatregel is opgelegd.
4. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen voorzitter,
mr. E. de Boer rechter,
kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen militair lid,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2012.