ECLI:NL:RBARN:2012:BW4291
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling en strijd met het legaliteitsbeginsel
In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Arnhem op 20 april 2012 een beslissing genomen over de vordering van de officier van justitie tot voorlopige tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, die eerder was opgelegd bij vonnis van 21 december 2011. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke straf had overtreden en vroeg om de voorlopige tenuitvoerlegging. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering, onder verwijzing naar artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, dat volgens hen het karakter van een straf heeft en daarmee in strijd is met het legaliteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechter-commissaris heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel artikel 14fa de mogelijkheid biedt om een voorwaardelijke straf voorlopig ten uitvoer te leggen, dit in dit geval niet kan worden toegepast. De rechter-commissaris oordeelde dat de voorlopige tenuitvoerlegging het karakter van de opgelegde straf zou veranderen van voorwaardelijk naar onvoorwaardelijk, wat de positie van de veroordeelde zou verslechteren.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechter-commissaris de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en gelast dat de veroordeelde onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van de veroordeelde.