Parketnummer : 05/900118-10
Datum zitting : 18 april 2012
Datum uitspraak : 2 mei 2012
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. A.T.L. van der Meulen, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie : mr. C. Wijsman.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2005
tot en met 9 februari 2010 te Haalderen, gemeente Lingewaard, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur/garage behorende bij een
pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van
ongeveer 361 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 9 februari 2010 te Haalderen, gemeente Lingewaard, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en)
elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming (te weten door het verbreken van de zegels van de
klemmendeksel van de elektriciteitsmeter);
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 maart 2007
tot en met 9 februari 2010, te Haalderen, gemeente Lingewaard, en/of te Elst,
gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een voorwerp, te
weten één of meer geldbedrag(en) (gebruikt bij meerdere transactie, te weten
het kopen van een auto en/of het betalen van de huur en/of het betalen van
(een) vakantie(s) en/of enige andere handeling(en)) en/of een personenauto (te
weten een Hyundai Tucson (kenteken: [nummer])), verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meer
geldbedrag(en) en/of een personenauto (te weten een Hyundai Tucson (kenteken:
[nummer])), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten dat
bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 februari 2010 te Haalderen, gemeente Lingewaard, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 27,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd en/of ongeveer 129,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 18 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.T.L. van der Meulen, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen, alsmede 4 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de in beslag genomen en nog niet terug gegeven Hyundai Tucson, kenteken [nummer] verbeurd te verklaren, alsmede tot onttrekking van het gereedschapsmes met dubbel stootblok. De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat de in beslag genomen en nog niet teruggeven hennep reeds is vernietigd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat in het proces-verbaal van inbeslagneming onvoldoende is gerelateerd onder welke omstandigheden de verdovende middelen zijn gevonden. Hierdoor kan uit het onderhavige dossier en het verhandelde ter zitting niet eenduidig worden vastgesteld dat de gevonden verdovende middelen aan verdachte toebehoorden dan wel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze drugs. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 4 ten laste gelegde.
Rechtmatigheid machtiging tot binnentreden
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is betoogd dat er onterecht een machtiging tot binnentreden is afgegeven voor de schuur/garage van de woning aan de [adres], nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet.
Daarnaast voldoet de afgegeven machtiging niet aan de eisen die artikel 6 van de Algemene Wet op het binnentreden en de toelichting hierop stellen. Uit de machtiging moet blijken tot welk doel hij is afgegeven. Dit is bij voornoemde machtiging niet het geval.
Er is daarmee sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zodat uitsluiting van (al) het nadien verkregen bewijs het gevolg moet zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat voldoende sprake was van een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet en de machtiging derhalve terecht is afgegeven.
De officier van justitie is met de raadsman van mening dat de machtiging niet voldoet aan de eisen die artikel 6 van de Algemene Wet op het binnentreden en de toelichting hierop stellen. De gebreken zijn echter niet van dien aard dat verdachte daardoor in zijn verdediging is geschaad en deze leiden dan ook niet tot bewijsuitsluiting.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier blijkt van het volgende:
Op 1 februari 2005 hebben verbalisanten gemuteerd dat zij die dag medeverdachte [medeverdachte] hebben gecontroleerd en dat die medeverdachte op dat moment erg naar hennep stonk.
Op 5 augustus 2009 komt een MMA-melding binnen bij de politie. In deze melding wordt aangegeven dat er een hennepplantage zou zijn in de schuur rechts achter de woning aan de [adres]. Deze zou geheel geblindeerd zijn, er zou een weedlucht hangen en er zou een ventilator te horen zijn. De woning zou niet worden bewoond.. Verder wordt de auto van medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 20 augustus 2009 tot en met 24 november 2009 regelmatig voor voornoemde woning aangetroffen, terwijl hij daar niet staat ingeschreven
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde omstandigheden maken dat sprake is geweest van een voldoende redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet. De machtiging tot binnentreden is dan ook terecht afgegeven.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de afgegeven machtiging wel voldoet aan de eisen die artikel 6 van de Algemene Wet op het binnentreden en de toelichting hierop stellen.
Immers in de machtiging staat het volgende vermeld:
“gelet op artikel 9 van de Opiumwet en gelet op het feit dat in de hieronder genoemde woning een overtreding van deze wet gepleegd wordt of redelijkerwijs kan worden vermoed dat een zodanige overtreding wordt gepleegd, geeft machtiging aan:”
De rechtbank is van oordeel dat hiermee het doel van de machtiging voldoende is aangegeven. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 augustus 2009 komt een MMA-melding binnen bij de politie. In deze melding wordt aangegeven dat er een hennepplantage zou zijn in de schuur rechts achter de woning aan de [adres] . Op 9 februari 2010 wordt in de schuur aan de achterzijde van de woning aan de [adres] een ruimte aangetroffen ingericht als hennepkwekerij . Ook worden in deze kwekerij 361 hennepplanten aangetroffen . Verder werden gedroogde hennepresten aangetroffen en waren de koolstoffilters zwaar vervuild. Verdachte heeft samen met medeverdachte voor deze woning een huurovereenkomst afgesloten met [naam]. Bij het binnentreden van de woning op 9 februari 2010 werd verdachte in de woning aangetroffen. .In de woning was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt, buiten de elektriciteitsmeter om. De zegels van het klemmendeksel van de elektriciteitsmeter waren verbroken. . De energieleverancier was Liander N.V. .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat voor de bewezenverklaring van de periode uitgegaan moet worden van de MMA-melding van 5 augustus 2009.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de feiten enkel bewezen kunnen worden verklaard voor de periode vanaf augustus 2009.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande feiten voldoende vast is komen te staan dat verdachte hennepplanten in de schuur van de door hem gehuurde woning aanwezig heeft gehad. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de ten laste gelegde periode dient te worden ingekort aangezien alleen over die kortere periode voldoende bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.. De rechtbank zal een na te noemen periode bewezen verklaren.
Ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in maart 2009 voor 17.750 euro een auto op afbetaling gekocht . Verdachte heeft in de periode hierna per maand 600 euro betaald voor de aflossing van het openstaande bedrag . Verdachte zijn uitkering was in 2007 stopgezet . De bij medeverdachte [medeverdachte] inwonende moeder, [naam], ontving een nabestaandenuitkering, maar hierop was vanaf januari 2007 beslag gelegd . Medeverdachte [medeverdachte] verdiende gemiddeld 1100 euro per maand . In 2004 bedroeg de huur van de woning in Haalderen 850 euro per maand. Deze huur werd jaarlijks verhoogd. In 2009 bedroeg de huur 944 euro per maand. Medeverdachte [medeverdachte] huurde ook een woning aan de [adres] te Elst . De huur voor deze woning is 360 euro na aftrek van de huursubsidie . In de periode van 1 juli 2005 t/m 9 februari 2010 is minimaal 53.707 euro meer aan contante uitgaven gedaan dan verdachte en diens medeverdachte uit enige bron van inkomsten kunnen verantwoorden .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het moet gaan om het verwerven, voorhanden hebben, overdragen of omzetten van geld en goederen waarvan verdachte wist dat deze afkomstig zijn van een misdrijf.
In de tenlastelegging zijn deze voorwerpen geduid als geld en de personenauto Hyundai Tucson met kenteken [nummer]. In het dossier bevindt zich een kasopstelling waaruit blijkt dat de uitgaven van verdachte de legale inkomsten aanzienlijk te boven gingen. Hieruit kan worden afgeleid dat er andere inkomensbronnen moeten zijn geweest. Voldoende aannemelijk is het dat deze inkomensbron de hennepkwekerij aan de [adres] moet zijn geweest . Verdachte heeft een auto op afbetaling aangeschaft in maart 2009, terwijl hij als sinds 2007 geen inkomsten heeft gehad. Toch kan hij per maand 600 euro aflossen.
Ook de huur die verdachte en zijn medeverdachte betaalden voor zowel de [adres] als voor de [adres] te Elst, verhouden zich niet met het legale inkomen van verdachte en zijn medeverdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte wel inkomsten heeft gehad die niet afkomstig zijn uit zijn uitkering, maar dat daarmee niet eenduidig kan worden gezegd dat deze inkomsten vanuit de hennepkwekerij dan wel van een ander misdrijf afkomstig zijn. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de vorenstaande vaststaande feiten kan worden geconcludeerd dat de uitgaven van verdachte en medeverdachte hun legale inkomsten in hoge mate overstegen.
Nu verdachte op geen enkele wijze uitleg heeft kunnen of willen geven waar de inkomstoverstijgende uitgaven van zijn betaald, acht de rechtbank op grond van de hiervoor vermelde vaststaand feiten en bij gebreke van een aannemelijke andere verklaring, hoewel de rechtbank daar meermalen om heeft gevraagd, bewezen dat verdachte deze uitgaven heeft betaald uit de inkomsten van de hennepkwekerij.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 9 februari 2010 te Haalderen, gemeente Lingewaard, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een schuur/garage behorende bij een pand aan de [adres] van
hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 5 augustus 2009 tot en met 9 februari 2010 te Haalderen, gemeente Lingewaard, tezamen en in vereniging met een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
verbreking (te weten door het verbreken van de zegels van de klemmendeksel van de elektriciteitsmeter);
hij op tijdstippen in de periode van 12 maart 2007 tot en met 9 februari 2010, te Haalderen, gemeente Lingewaard, en/of te Elst, gemeente Overbetuwe, tezamen en in vereniging met een
ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader een voorwerp, te weten één of meer geldbedrag(en) (gebruikt bij meerdere transactie, te weten het kopen van een auto en het betalen van de huur en een personenauto (te
weten een Hyundai Tucson (kenteken: [nummer])), verworven, en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Het medeplegen van gewoonte witwassen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het tijdsverloop van ruim twee jaren, voordat de zaak berecht wordt.
Het standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop van twee jaren, voordat de zaak tot berechting is gekomen. De auto Hyunday Tuscon met kenteken [nummer], dient niet verbeurd te worden verklaard nu met de auto geen strafbare feiten zijn begaan noch mee is voorbereid.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 9 februari 2012
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in de schuur van een mede door hem gehuurde woning een hennepplantage aanwezig gehad. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan delicten die nauw daarmee samenhangen, zoals het medeplegen van gewoonte witwassen en het medeplegen van diefstal van elektriciteit.
Hoewel de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte en zijn medeverdachte zelf hennep hebben gekweekt, staat wel vast dat zij een hennepkwekerij voorhanden hebben gehad en dat zij daar financieel voordeel uit hebben genoten.
De rechtbank constateert hierbij dat de feiten redelijk oud zijn. Echter de rechtbank acht de termijn waarin de feiten tot berechting zijn gekomen niet van dien aard dat dit tot verdere strafrechtelijke consequenties moet leiden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf en een aanzienlijke werkstraf in aanmerking komt.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient om de ernst van het feit te benadrukken en is geënt als waar¬schu¬wing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven
Hyundai Tucson, kenteken [nummer] verbeurd dient te worden verklaard, nu het een voorwerp betreft dat met behulp waarvan het feit 3 is begaan. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten de beautycase, het knipschaartje en het gereedschapsmes, dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 47, 57, 91, 310, 311 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 4 ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, ten¬zij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren.
De tenuitvoerleg¬ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef¬tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Het verrichten van een werkstraf gedurende tweehonderd en dertig (230) uren.
Bepaalt dat, deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
Bepaalt voorts dat, de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op honderd en vijftien (115) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten vier (4) uren, zijnde twee (2) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, te weten: gereedschapsmes met dubbel stootblok en knipschaartje.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: personenauto Hyundai Tucson, kenteken [nummer]
Aldus gewezen door mr. L.C.P. Goossens, als voorzitter, mr. H.G. Eskes, mr. M. van der Linde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2012.