ECLI:NL:RBARN:2012:BW4728

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3858
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 24 april 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, ingediend tijdens een zitting op 6 december 2011. Verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid en partijdigheid van de rechter, omdat deze niet de bevoegdheid en/of het mandaat van de gemachtigde van de verweerder had gecontroleerd, niet beschikte over een compleet dossier, en niet binnen de gestelde termijn een voorlopige voorziening had behandeld. Daarnaast werd aangevoerd dat de rechter na het wrakingsverzoek overleg had gehad met de gemachtigde van de verweerder in afwezigheid van verzoeker.

De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die wijzen op een gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn claims van vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters P.J. Wiegman, T.P.E.E. van Groeningen en C. van Linschoten, in aanwezigheid van griffier S. Westerdijk. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer 11/3858
Beschikking van 24 april 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
tegen
[rechter], in haar hoedanigheid van rechter.
1. De procedure
1.1. Ter zitting van 6 december 2011 van de enkelvoudige belastingkamer van de sector bestuursrecht heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Hetgeen is voorgevallen is weergegeven in het van die zitting opgemaakte proces-verbaal. Verzoeker heeft zijn wrakingsgronden schriftelijk overgelegd. Op 7 december 2011 heeft verzoeker per faxbericht gecorrigeerde en aanvullende gronden voor wraking aan de wrakingskamer doen toekomen.
1.2. Bij schrijven van 13 december 2011 heeft [rechter] aangegeven niet in de wraking te berusten en haar zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3. Op 22 december 2011 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld waarop de wrakingskamer is gewraakt. Bij beschikking van 15 februari 2012 is dit wrakingsverzoek afgewezen.
1.4. Op 17 april 2012 heeft de wrakingskamer de behandeling voortgezet. Aldaar is niemand verschenen.
1.5. Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.
2. Het wrakingsverzoek
2.1 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat sprake is van vooringenomenheid en
partijdigheid van de zijde van [rechter], nu deze rechter –zakelijk samengevat en weergegeven:
- bij aanvang van de zitting niet de bevoegdheid en/of het mandaat van de gemachtigde van verweerder heeft gecontroleerd;
- niet beschikte over een compleet onderliggend dossier;
- de nevenfunctie(s) van de gemachtigde van verweerder niet heeft gecontroleerd;
- niet binnen een termijn van zes weken de voorlopige voorziening heeft behandeld; en
- na het wrakingsverzoek bij afwezigheid van verzoeker in de zittingszaal overleg heeft gehad met gemachtigde van verweerder.
3. De beoordeling
3.1 Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn
indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2. De wrakingskamer heeft bij de beoordeling acht geslagen op het proces-verbaal van de zitting van 6 december 2011, het schrijven van verzoeker d.d. 7 december 2011, betreffende de gecorrigeerde en aangevulde gronden voor wraking, de schriftelijke reactie van [rechter] van 13 december 2011 en het proces-verbaal van de zitting van 22 december 2011.
3.3. Voor zover de wrakingsgronden zien op de bevoegdheid en/of mandaatverlening van de gemachtigde van verweerder heeft [rechter] in haar reactie onderbouwd waarom en op welke wijze zij haar beslissingen op dat punt genomen heeft. Hieruit zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die wijzen in de richting van gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid in objectieve of subjectieve zin van [rechter].
3.4. Wat betreft de overige aangevoerde gronden is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd waarom hieruit van vooringenomenheid zou moeten blijken of de vrees hiertoe objectief gerechtvaardigd is.
3.5. De wrakingskamer overweegt tot slot dat de omstandigheid dat de rechter en de gemachtigde van verweerder buiten aanwezigheid van verzoeker in de zittingszaal zijn achtergebleven, niet duidt op partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Immers uit de schriftelijke reactie van [rechter], die door verzoeker op dit punt niet weersproken is, blijkt dat verzoeker zelf vroegtijdig de zittingszaal heeft verlaten, wat dan ook voor zijn rekening en risico dient te komen, en er voorts tussen [rechter] en de gemachtigde van verweerder niet over de zaak of de wraking is gesproken.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. P.J. Wiegman, voorzitter en T.P.E.E. van Groeningen en C. van Linschoten in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Westerdijk en in openbaar uitgesproken op 24 april 2012.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.